SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 2004, Directie A&G, nr. A&G/W&P/2004/40714, houdende regels met betrekking tot de verstrekking van subsidies in het kader van het SZW-subsidieprogramma Preventie van arbeidsuitval

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3 van de kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

b. project: een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op haalbaarheid, onderzoek of ontwikkeling, in combinatie met het voor de eerste maal demonstreren van producten of diensten die met gebruikmaking van technologie een voor Nederland vernieuwende bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van een maatschappelijk vraagstuk op het gebied van preventie van arbeidsuitval, bedoeld in bijlage 1 behorende bij deze regeling;

c. samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee natuurlijke personen of rechtspersonen;

d. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

1°. natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen, die direct of indirect:

– meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

– volledig aansprakelijk vennoot is van, of

– overwegende zeggenschap heeft over,

een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

2°. rechtspersonen of vennootschappen.

Artikel 2

Personen of organisaties die in aanmerking komen voor subsidie

1. De minister kan, met inachtneming van de artikelen 3 en 4, op aanvraag subsidie verstrekken voor projectkosten aan:

a. de in Nederland gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening en risico een project uitvoert, of

b. de in Nederland gevestigde deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren.

2. De subsidie wordt ten behoeve van de deelnemers gezamenlijk verstrekt en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag is opgetreden. De ontvanger van de subsidie fungeert als penvoerder.

Artikel 3

Subsidiabele kosten

1. Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

a. de volgende kosten, die in de eerste twee jaren na de indiening van de aanvraag zijn gemaakt en betaald en rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen:

1°. loonkosten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het bruto jaarloon bij een volledige dienstbetrekking volgens de kolom 3 van de loonstaat van het betrokken directe personeel en, tot een maximum van 10 procent van de totale loonkosten, van het met projectmanagement belaste personeel, exclusief volledig winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel de op grond van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten,

en van 1600 productieve uren per jaar;

2°. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

3°. de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten, of afschrijvingstermijnen in 5 jaar, berekend op basis van de historische aanschafwaarde exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep, tot een maximum van 25 procent van de totale projectkosten;

4°. aan derden verschuldigde kosten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;

b. een opslag voor algemene kosten, groot 25 procent van de in onderdeel a, aanhef en onder 1° bedoelde loonkosten.

2. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

Artikel 4

Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de Algemene regeling SZW-subsidies wordt de subsidie in ieder geval geweigerd:

a. indien de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, op grond van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden zijn of kunnen worden gesubsidieerd;

b. indien onaannemelijk wordt geacht dat het project binnen twee jaren kan worden uitgevoerd.

Artikel 5

Hoogte subsidiebedrag

Het subsidiebedrag bedraagt 50% van de projectkosten, doch ten hoogste € 95.000.

Artikel 6

Subsidieaanvraag

1. Een aanvraag om subsidie wordt, met inachtneming van artikel 13, ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat ter inzage ligt bij het agentschap SenterNovem en dat opgenomen is in bijlage 2.

2. Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een deelnemer de aanvraag mede namens de andere deelnemers in. Hij dient daartoe namens dezen gemachtigd te zijn.

3. In afwijking van artikel 5, vierde lid, van de Algemene regeling SZW-subsidies worden subsidieaanvragen zodanig gerangschikt dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate:

a. de toepassing van technologie in het project meer vernieuwend is;

b. het project meer maatschappelijk voordeel oplevert met betrekking tot preventie van arbeidsuitval;

c. het project een groter economisch voordeel oplevert voor de betrokken ondernemers of de overheid;

met dien verstande dat aan elk van deze criteria een gelijk gewicht wordt toegekend.

Artikel 7

Commissie subsidieaanvragen

1. Er is een commissie die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

2. De commissie rangschikt, naar de mate waarin naar haar oordeel aan de criteria, bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt voldaan, de aanvragen waaromtrent zij positief adviseert.

3. De commissie bestaat uit ten minste vier en ten hoogste acht leden.

4. De minister benoemt de voorzitter en de leden. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar. De benoeming geschiedt voor een termijn van ten hoogste drie jaar.

5. De commissie stelt haar werkwijze vast.

6. De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.

7. De minister voegt aan de commissie voldoende, adequate secretariële ondersteuning toe.

8. De minister draagt er zorg voor dat de commissie over alle stukken die zij in verband met de uitoefening van haar taken nodig acht, kan beschikken.

9. De bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 8

Beslistermijn

De minister geeft een beschikking binnen vier maanden na afloop van de termijn bedoeld in artikel 13. Indien de beschikking niet binnen vier maanden kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking tegemoet kan worden gezien.

Artikel 9

Aanvullende verplichtingen

De subsidieontvanger is, in aanvulling op de verplichtingen, bedoeld in paragraaf 3 van de Algemene Regeling SZW-subsidies, verplicht:

a. het project uit te voeren voor het bij de subsidieverlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen, of het stopzetten van het project;

b. het project in Nederland uit te voeren, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland;

c. steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit te brengen omtrent de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan, de effecten van de uitvoering op het eindresultaat en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.

Artikel 10

Voorschotten

1. Een voorschot wordt slechts verstrekt, indien het voorschotbedrag ten minste € 4500 bedraagt.

2. Een aanvraag voor een voorschot wordt gelijktijdig ingediend met het verslag, bedoeld in artikel 9, onder c.

3. Een voorschot wordt berekend naar rato van de gemaakte en betaalde projectkosten, voor zover deze nog niet eerder bij de verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

4. Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient de deelnemer in het samenwerkingsverband die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden, de aanvraag in mede namens de andere deelnemers en gaat de aanvraag, indien het een eerste voorschot betreft, vergezeld van een verklaring van de indiener van de aanvraag waarin hij zich aansprakelijk stelt voor terugbetaling van de subsidie, voorzover de subsidieontvangers daartoe verplicht zijn.

Artikel 11

Aanvraag subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 14, eerste lid, van de Algemene regeling SZW-subsidies maakt de subsidieontvanger die een aanvraag tot subsidievaststelling indient gebruik van het origineel van een ondertekend formulier, dat opgenomen is in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 12

Subsidieplafond

1. De minister stelt jaarlijks voor de aanvang van een termijn, als bedoeld in artikel 13, een subsidieplafond vast voor het verlenen van subsidies, ter uitvoering van deze regeling.

2. Voor de toepassing van deze regeling is in het kalenderjaar 2004 ten hoogste € 1.100.000,– beschikbaar.

Artikel 13

Behandelingstermijnen

1. De minister stelt jaarlijks voor de aanvang van een kalenderjaar termijnen vast waarbinnen aanvragen op grond van deze regeling worden ingediend en na afloop waarvan de aanvragen die in die termijnen zijn ontvangen worden behandeld.

2. In 2004 wordt een behandelingstermijn vastgesteld van 16 augustus 2004 tot en met 30 september 2004.

Artikel 14

Slotbepaling

Van het subsidieplafond, bedoeld in artikel 12, en de termijnen, bedoeld in artikel 13, wordt jaarlijks mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 15

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2 en 3, die ter inzage worden gelegd bij het agentschap SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, 2509 AC Den Haag.

Den Haag, 30 juni 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Bijlage 1

Preventie van arbeidsuitval

Het doel van het programma is een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe arbovriendelijke producten, die bijdragen aan het voorkomen of verminderen van blijvende schade aan mensen bij het uitvoeren van hun werk. Het gaat om arbeidsrisico’s waarmee een groot deel van de beroepsbevolking te maken heeft en die omvangrijke dan wel ernstige gevolgen hebben in termen van gezondheidsklachten, medische consumptie, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.

Om dit doel te bereiken is er in deze regeling voor gekozen de risico’s in het arbeidsproces te verkleinen aan de hand van technologische vernieuwingen. Dat kan zijn door de ontwikkeling van nieuwe of sterke verbetering van arbeidsmiddelen, waarbij gebruik gemaakt wordt van technologie. Het gaat veelal om technologie die elders reeds beschikbaar is en die met relatief beperkte middelen geschikt kan worden gemaakt voor nieuwe toepassingen. Projecten kunnen zich richten op arbeidsrisico’s die veroorzaakt worden door o.a.: overbelasting van het menselijke bewegingsapparaat, klachten veroorzaakt door beeldschermwerk, schadelijke stoffen en geluid.

Naast de bovengenoemde arborisico’s kan de minister ten behoeve van het uitvoeringsbeleid van SenterNovem jaarlijks aanvullende thema’s bepalen voor de projecten. Voor 2004 wordt geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De projecten die betrekking hebben op de thema’s van een bepaalde periode krijgen voorrang op andere projecten. Van belang bij bepaling van de thema’s is het groot maatschappelijk voordeel van het uitvoeren van projecten binnen een thema.

De projecten worden beoordeeld op volgende drie criteria:

Innovatieve technologie

Het resultaat van het project is een werkend prototype van een innovatief product. Dit betekent dat een soortgelijk product niet verkrijgbaar is in Nederland.

Maatschappelijk voordeel

De effecten van het project moeten merkbaar zijn voor werknemers en werkgevers. Het product is bij voorkeur voor een grote groep werknemers bruikbaar. De voordelen ervan moeten evident zijn voor de gebruikers en levert de werkgever economische waarde op in de ruime zin van het woord.

Economisch voordeel

Het project levert de ondernemer een goed rendement op: toekomstige opbrengsten van het projectresultaat worden afgezet tegen de verwachte kosten en eventuele investeringen. Het project moet passen binnen de strategie van de organisatie.

De voorgestelde oplossing richt zich op een arboprobleem dat in een branche (of meerdere branches) bekend is én onderkend wordt. Een goede analyse van de problematiek is daarbij van belang. De oplossing bestrijdt de schade zoveel mogelijk aan de bron (bijvoorbeeld het geluidsarm maken van een machine is beter dan het werken met oorbeschermers);

En de oplossing moet positief effect hebben op de ‘langetermijngezondheid’.

Het is van belang om ook al tijdens de productontwikkeling rekening te houden met aspecten die de marktkansen van het product vergroten. Enkele suggesties voor het opzetten van een goed projectvoorstel zijn:

Benodigde partijen

Het is wenselijk de juiste marktpartijen of disciplines te betrekken, bijvoorbeeld een producent en een commerciële partij, om de kans op een succesvolle marktintroductie te vergroten.

Gebruikerstest en ergonomie

Betrek van het begin af aan toekomstige gebruikers in de ontwikkeling: dit is een voorwaarde voor een daadwerkelijk arbovriendelijk product dat aansluit bij de gebruikssituatie. Toets of het beoogde resultaat bereikt is, bijvoorbeeld door ergonomisch onderzoek.

Marktintroductie

Geef aan wat er ook al tijdens de ontwikkeling voor nodig is om het nieuwe product gebruikt en geaccepteerd te krijgen (door de gebruikers). En zorg voor draagvlak bij de gebruikers en diegenen die beslissen over de aanschaf van het product.

Toelichting

Algemeen deel

Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft sinds 1998 de subsidieregeling Technologie en Samenleving (T&S) uitgevoerd. SZW en EZ voerden samen de deelprogramma’s Preventie van arbeidsuitval en (Re)integratie van arbeidsgehandicapten uit.

Onder T&S zijn de programma’s Preventie van arbeidsuitval en (Re)integratie van arbeidsgehandicapten in 1999 gestart. Sindsdien zijn voor in totaal ruim 80 projecten en enkele onderzoeken subsidies toegekend, waarvan het merendeel overigens in de sfeer van Preventie van arbeidsuitval.

SZW heeft de beide programmadelen samengevoegd en overgenomen. Dit sluit namelijk naadloos aan bij de algemene doelstelling zoals verwoord in de rijksbegroting van SZW: ‘(…) Preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en reïntegratie bij uitval uit arbeid.’

Het jaar 2003 was een overgangs- en evaluatiejaar, waarin de regeling nog zoveel mogelijk werd overgenomen in de ‘oude’ vorm. De regeling is nu bijgesteld mede op grond van de ervaring uit 2003. Uiteraard is de regeling afgestemd op het SZW-beleid.

Onderhavige subsidieregeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies die voor SZW-subsidies nader invulling geeft aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder is op de subsidieverstrekking krachtens deze regeling de Algemene Regeling SZW-subsidies (hierna te noemen: Algemene regeling) van toepassing, voorzover daarvan in deze subsidieregeling niet wordt afgeweken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

Op basis van deze regeling wordt subsidie verstrekt voor projecten die nieuwe arbeidsmiddelen ontwikkelen die bijdragen aan het voorkomen van arbeidsuitval van werknemers door ziekte en gezondheidsklachten. Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten, bestaande uit het ontwikkelen van producten voor het (gedeeltelijk) verbeteren van arbeidsomstandigheden. Bij de ontwikkeling van deze producten is het op vernieuwende wijze gebruik maken van technologie een vereiste. Wat in deze regeling verstaan wordt onder Preventie van arbeidsuitval wordt in bijlage 1 bij de regeling beschreven. De haalbaarheid van de activiteiten betreft technische haalbaarheid van het product en economische haalbaarheid in de markt.

Artikel 2. Subsidie voor projectkosten

Subsidieverlening geschiedt aan natuurlijke personen of rechtspersonen en samenwerkingsverbanden die voor eigen rekening en risico een project starten. Centraal in de criteria staat dat het moet gaan om een project in de zin van deze regeling. Dit impliceert dat moet zijn voldaan aan alle in de definitie van artikel 1 opgenomen elementen, maar vooral dat het project moet kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van arbovriendelijke producten.

De bepaling van het tweede lid, dat de subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk, impliceert dat de subsidie wordt berekend over alle projectkosten, zonder dat wordt aangegeven welk deel van de subsidie betrekking heeft op welke deelnemer. De betaling van de subsidie geschiedt aan één van hen, die namens de anderen de aanvraag heeft ingediend. Samenwerkingsverbanden kunnen bestaan uit bedrijven, kennisinstellingen, overheid en maatschappelijke instellingen, zoals brancheverenigingen. Het minimum aantal deelnemers van een samenwerkingsverband is twee.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

Projectkosten, de kosten die na de aanvraag zijn gemaakt en betaald, komen in aanmerking voor subsidie. In dit artikel is een limitatieve opsomming en een omschrijving van die projectkosten opgenomen.

Bij de bepaling van de loonkosten wordt uitgegaan van het fiscale loon, zoals dat moet worden ingevuld op de loonstaat, die door de werkgever moet worden bijgehouden op grond van de Wet op de loonbelasting 1964. Hierbij gaat het om het directe personeel, het personeel dat rechtstreeks productieve arbeid verricht ten behoeve van het project, en het personeel dat belast is met het projectmanagement. De arbeidsuren van dit personeel dienen te worden verantwoord. Daartoe is in artikel 12, eerste lid, van de Algemene regeling, de verplichting opgenomen een administratie bij te houden. Daarbij hoort een sluitende tijdverantwoording, waarbij wordt uitgegaan van 1600 productieve uren per fte per jaar.

Onder sociale lasten worden verstaan de werkgeverslasten ter zake van sociale verzekering, vervroegd uittreden en pensioen.

Onder verbruikte materialen worden stoffen verstaan die bestemd zijn voor eenmalig gebruik ten behoeve van het project en die na be- of verwerking geen zelfstandige zaak meer zijn.

Hulpmiddelen zijn zelfstandige zaken die speciaal voor het project worden aangeschaft, niet langer dan gedurende het project worden gebruikt en na afloop van het project niet meer bruikbaar zijn.

Bij aan derden verschuldigde kosten valt te denken aan kosten ter zake van onder meer studies, ontwikkelactiviteiten, gebruiksonderzoek en ter zake van de aanschaf van kennis en intellectuele eigendomsrechten evenals ter zake van de bescherming van die rechten. Onder aan derden verschuldigde kosten vallen ook die kosten die betrekking hebben op het laten maken van een kosten-batenanalyse. De aanvrager laat deze analyse uitvoeren op verzoek van SenterNovem, zodat er beter zicht is op de kosten-baten voor de ontwikkelaar of verkoper. De analyse laat de klanten of gebruikers de toegevoegde waarde van het product zien. De ondernemer ziet op deze wijze het voordeel van het investeren in arbo.

Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd worden niet gesubsidieerd. Op grond van artikel 4:46, derde lid, Awb blijven zij bij de vaststelling buiten beschouwing.

Artikel 4. Aanvullende weigeringsgronden

In artikel 6, tweede lid, van de Algemene regeling is bepaald dat indien de subsidieaanvrager voor dezelfde subsidiabele activiteiten tevens subsidie van een ander bestuursorgaan heeft aangevraagd of ontvangt dan wel in verband daarmee van anderen inkomsten verwerft, hij daarvan mededeling doet in de aanvraag. Er wordt met die andere subsidies of inkomsten rekening gehouden bij de subsidieverstrekking.

Het is mogelijk dat een project op grond van meer dan één regeling voor subsidie in aanmerking kan komen.

In dit geval zou het kunnen dat het project ook in aanmerking komt voor subsidie op grond van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden. Het wordt als ongewenst gezien dat voor één project een beroep kan worden gedaan op meer subsidie-instrumenten van dit ministerie, is erin voorzien dat slechts op grond van één regeling subsidie wordt verstrekt. Er is daarom naast de algemene weigeringsgrond van artikel 6, van de Algemene regeling in dit artikel een specifieke weigering genoemd.

De subsidieontvanger moet aannemelijk maken dat het project waar subsidie op wordt gevraagd binnen twee jaar kan worden uitgevoerd. Is dit niet aannemelijk, bijvoorbeeld omdat de commissie het niet aannemelijk acht en een negatief advies uitbrengt, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 5. Hoogte subsidiebedrag

Aangezien het project moet worden uitgevoerd door een persoon die bereid is dit voor eigen rekening en risico te doen, is er een maximum subsidiepercentage en een maximum bedrag vastgesteld. Daarmee wordt voorkomen dat projecten worden gestimuleerd waarbij de kosten niet opwegen tegen de te verwachten resultaten. Het bedrag van de subsidie wordt in de beschikking tot subsidie verlening niet vermeld, maar wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Na afloop van de activiteiten wordt het subsidiebedrag vastgesteld in overeenstemming met wat bepaald is in paragraaf 4 van de Algemene regeling.

Artikel 6. Subsidieaanvraag

Op grond van artikel 5 van de Algemene regeling wordt een subsidieaanvraag bij de minister ingediend. Hiertoe wordt de Subsidieaanvraag ingediend bij het agentschap SenterNovem, door middel van een daar verkrijgbaar formulier.

SenterNovem

secretariaat SPA

Juliana van Stolberglaan 3

Postbus 93144

2509 AC Den Haag

telefoon (070) 373 5000

telefax (070) 373 5100

Internet www.senternovem.nl

Voor de verlening van de subsidie is niet vereist, dat voor het desbetreffende project nog geen kosten zijn gemaakt. Deze algemene regel impliceert, dat ook voor al lopende projecten aanvragen kunnen worden ingediend, zij het dat op grond van artikel 3 alleen na de indiening van de aanvraag gemaakte kosten voor subsidie in aanmerking komen.

Voor de onderbouwing van de subsidieaanvraag dient de subsidieaanvrager in overeenstemming met artikel 5 van de Algemene regeling een projectplan en een hierbij behorende begroting op te stellen. In het projectplan worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Het is van groot belang dat uit het projectplan blijkt, dat het project goed is doordacht en uitgewerkt. Dit komt onder meer tot uitdrukking in een heldere projectdoelstelling, de voorgestelde aanpak en fasering van het project, de expertise van de projectbemanning en een duidelijke omschrijving van de noodzakelijke randvoorwaarden voor en de uiteindelijke perspectieven van het project. Voorts zal een uitgewerkt implementatie- en communicatieplan onderdeel moeten uitmaken van het projectplan.

De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van het project. De begroting moet zijn voorzien van een postgewijze toelichting (zie artikel 5 van de algemene regeling). De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het projectplan en de begroting getoetst aan de criteria van de onderhavige regeling, in het bijzonder of een voorgenomen activiteit past binnen het kader van de subsidiabele activiteiten.

Op grond van het tweede lid dient één deelnemer in het samenwerkingsverband mede namens de andere deelnemers de aanvraag in te dienen. Dit impliceert, dat bij de aanvraag machtigingen van de andere deelnemers moeten zijn gevoegd. Indien het project uitgevoerd wordt door een samenwerkingsverband, dient de aanvraag vergezeld te gaan van een ondertekende intentieverklaring of samenwerkingsovereenkomst waarin ten minste zijn geregeld:

– de titel van het project;

– de deelnemende partijen;

– afspraken omtrent de voorgenomen samenwerking;

– de financiering van het project;

– het verspreiden van de resultaten van het project, en

– voorzover deze niet als afzonderlijke bijlagen bij de aanvraag zijn gevoegd, machtigingen van de andere deelnemers in het samenwerkingsverband aan degene die als penvoerder zal optreden.

In geval van een samenwerkingsverband gelden alle deelnemers in het verband als aanvrager en – indien subsidie wordt verleend – als subsidieontvanger.

Na afloop van de in artikel 13 genoemde periode worden alle voor subsidie in aanmerking komende projecten gerangschikt aan de hand van de vraag in welke mate het project bijdraagt aan de in het derde lid genoemde criteria. Het onder b genoemde criterium omvat het maatschappelijk draagvlak, de herkenbaarheid en de uitstraling van het projectresultaat als voorbeeld van het verlichten van werk met behulp van technologie naar gebruikers en andere partijen, aan de hand waarvan het maatschappelijk voordeel van het voorgenomen project wordt beoordeeld. Projecten moeten tot merkbare effecten leiden in de samenleving; zo moeten werkgevers en werknemers er baat bij hebben. De effecten moeten dus niet alleen tot de projectuitvoerder(s) beperkt blijven.

Van belang is, dat er voldoende draagvlak voor een innovatieve oplossing wordt gecreëerd. Idealiter gebeurt dat ook al tijdens de uitvoering van het project – doordat bijvoorbeeld gebruikers of maatschappelijke organisaties betrokken zijn bij de uitwerking of uitvoering van het project.

Artikel 7. Commissie subsidieaanvragen

In dit artikel is voorzien in de instelling van een commissie die op verzoek van de minister de aanvragen beoordeelt. De leden van de commissie zullen door de minister worden benoemd. Indien een aanvraag niet voldoet aan enige bepaling van deze regeling of de daarbij behorende bijlagen zal de commissie een negatief advies uitbrengen. De aanvragen waaromtrent de commissie positief adviseert rangschikt zij aan de hand van de vraag in welke mate het project bijdraagt aan de in artikel 6, derde lid, genoemde criteria.

De commissie adviseert subsidie te verlenen in de volgorde van rangschikking. Dit betekent dat beginnend met de hoogst gerangschikte aanvraag, subsidies worden verleend totdat het plafond is bereikt en dat aanvragen worden afgewezen voor zover het subsidieplafond door het totaal van door de commissie hoger gerangschikte aanvragen

is bereikt dan wel door verlening van de gevraagde subsidie zou worden overschreden.

Artikel 8. Beslistermijn

De subsidieaanvraag wordt gedaan binnen een vastgestelde termijn, bedoeld in artikel 13. Na afloop van deze termijn worden de aanvragen behandeld en geeft de minister binnen vier maanden de beschikking.

De opgenomen beslistermijn gaat ervan uit dat aanvragen worden ingediend met een volledig ingevuld aanvraagformulier en de daarbij behorende bescheiden, waaronder een projectplan.

Wel biedt artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid verzuimen te herstellen. Er dient echter rekening mee te worden gehouden, dat de termijnen die daarvoor worden gesteld kort zullen zijn; in de orde van grootte van twee weken. Het gunnen van een langere termijn zou het binnen vier maanden beslissen op de aanvragen onmogelijk maken. Indien bij de aanvang van de termijn voor het herstellen van een verzuim nog een aanvang gemaakt moet worden met het opstellen van een projectplan of het onderhandelen over een samenwerkingsovereenkomst, zal dat waarschijnlijk niet binnen die termijn kunnen.

Artikel 9. Aanvullende verplichtingen

In het onderhavige artikel is een drietal aanvullende verplichtingen geformuleerd voor de subsidieontvanger die gelden naast de algemene verplichtingen, zoals die reeds voortvloeien uit paragraaf 3 van de Algemene regeling.

De verplichtingen hebben betrekking op de duur van het project, de plaats van uitvoering (Nederland) en verslagen die de voortgang en het eindresultaat beschrijven.

Artikel 10. Voorschotten

Indien positief op de aanvraag wordt beslist, kan op grond van artikel 8 van de Algemene regeling, gedurende de looptijd van de activiteiten tot 80% van de verleende subsidie worden bevoorschot. Een voorschot wordt aangevraagd tegelijk met de indiening van het in artikel 9, onder c, bedoelde verslag.

Artikel 12. Subsidieplafond

Elk jaar wordt op grond van artikel 12, eerste lid een subsidieplafond vastgesteld dat maximaal beschikbaar is voor de uitvoering van de onderhavige regeling. In het tweede lid is bepaald dat voor het jaar 2004 een bedrag van € 1.100.000 maximaal beschikbaar is. Dit is het bedrag dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maximaal aan subsidieverplichtingen in 2004 zal aangaan. De betaling van de subsidies zal op grond van de Algemene regeling bij de beschikking tot subsidievaststelling voor een deel pas in latere jaren plaatsvinden.

Artikel 13. Behandelingstermijnen

De minister stelt jaarlijks termijnen vast waarbinnen de aanvraag voor subsidie gedaan moet worden. Vanaf 2005 zullen dat veelal twee termijnen per jaar zijn.

Artikel 14. Slotbepaling

In de Staatscourant wordt jaarlijks mededeling gedaan van de periode waarbinnen de aanvraag ingediend moet worden en van de hoogte van het subsidieplafond.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Naar boven