Beleidsregels aanbesteding van werken 2004
Beleidsregels van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris
van Defensie en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nr. 2004022072,
Rijksgebouwendienst, omtrent de aanbesteding van werken (Beleidsregels aanbesteding
van werken 2004)
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Defensie en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluiten:
Artikel 1
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. de opdrachtgever: de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris
van Defensie of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b. het werk: het uit te voeren werk, eventueel met inbegrip
van het ontwerp en de leveringen die ingevolge de overeenkomst van aanneming
moeten worden verricht;
c. de aanbesteding volgens de openbare procedure: de aanbesteding
die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij eenieder kan inschrijven;
d. de aanbesteding volgens de niet-openbare procedure: de aanbesteding
die algemeen bekend wordt gemaakt, waarbij eenieder zich als gegadigde kan
aanmelden en waarvoor een aantal gegadigden tot inschrijving kan worden uitgenodigd;
e. de aanbesteding volgens de onderhandse procedure: de aanbesteding
waarvoor een beperkt aantal van ten minste twee natuurlijke of rechtspersonen
tot inschrijving wordt uitgenodigd, met dien verstande dat het uit te nodigen
aantal niet meer bedraagt dan zes;
f. de aanbesteding volgens de onderhandelingsprocedure met voorafgaande
bekendmaking: de aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij
een ieder zich als gegadigde kan aanmelden, waarna de aanbesteder met een
aantal door hem gekozen gegadigden onderhandelt en de contractuele voorwaarden
vaststelt;
g. de aanbesteding volgens de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande
bekendmaking: de aanbesteding waarbij de aanbesteder met een of meer
door hem gekozen gegadigden onderhandelt en de contractuele voorwaarden vaststelt;
h. de gunning uit de hand: de opdracht tot het uitvoeren van
het werk zonder dat daaraan een aanbesteding is voorafgegaan;
i. de richtlijn: richtlijn nr. 93/37/EEG van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van
de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering
van werken (PbEG L 199), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn
nr. 2001/78/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 13 september 2001 (PbEG L 285).
Artikel 2
1. Werken waarvan het geraamde bedrag minder bedraagt dan het aantal rekeneenheden,
genoemd in artikel 6, eerste lid, van de richtlijn, alsmede werken als bedoeld
in artikel 5 van die richtlijn worden opgedragen nadat daartoe een aanbesteding
volgens de openbare procedure of de niet-openbare procedure is gehouden.
2. Van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of
de niet-openbare procedure als bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien,
indien:
a. zich een van de gevallen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van
de richtlijn voordoet;
b. zich een van de gevallen als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de
richtlijn voordoet;
c. zich een van de gevallen, als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van
die richtlijn voordoet;
d. het een werk betreft voor de uitvoering waarvan het geraamde bedrag
minder bedraagt dan € 1.500.000,-;
e. goede gronden doen verwachten dat een aanbesteding volgens de openbare
procedure of de niet-openbare procedure niet in het financieel belang van
de staat zal zijn;
f. aan het werk te stellen bijzondere eisen bij een aanbesteding volgens
de openbare procedure of de niet-openbare procedure niet tot hun recht zouden
kunnen komen;
g. het werk van zodanige aard is dat toezicht tijdens en keuring na de
gereedmaking geen afdoende waarborg van deugdelijkheid verschaffen;
h. een bijzondere aanbieding is ontvangen, waarvan de aanvaarding in het
belang van de staat is.
3. Indien ingevolge het tweede lid, onderdeel a, wordt afgezien van het
houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare
procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens
de onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking is gehouden;
4. Indien ingevolge het tweede lid, onderdeel b, wordt afgezien van het
houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare
procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens
de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking is gehouden;
5. Indien ingevolge het tweede lid, onderdelen c tot en met h, wordt afgezien
van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure of de niet-openbare
procedure, wordt het werk opgedragen nadat daartoe een aanbesteding volgens
een onderhandse procedure is gehouden.
Artikel 3
Indien het houden van een aanbesteding in de gevallen, bedoeld in artikel
2, tweede lid, niet mogelijk is of door de opdrachtgever ondoelmatig geoordeeld
wordt, wordt geen aanbesteding gehouden en wordt het werk uit de hand gegund.
Artikel 4
1. Het Aanbestedingsreglement werken 2004 is van toepassing op de wijzen
van aanbesteding, genoemd in artikel 1, onderdelen c tot en met g.
2. Voor werken waarop het Besluit overheidsaanbestedingen van toepassing
is, wordt het Aanbestedingsreglement werken 2004 toegepast, voorzover dit
reglement aanvullende bepalingen bevat ten opzichte van het bepaalde in het
Besluit overheidsaanbestedingen.
Artikel 5
1. De Beleidsregels aanbesteding van werken worden ingetrokken.
2. Met betrekking tot aanbestedingen vanwege de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat
en de Staatssecretaris van Defensie welke zijn aangevangen voor het tijdstip
van inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de Beleidsregels aanbesteden
van werken van toepassing.
Artikel 6
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 15 augustus 2004.
Artikel 7
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels aanbesteding van
werken 2004.
Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.
's-Gravenhage, 9 juni 2004.
De Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,S.M. Dekker.
De Minister
van Verkeer en Waterstaat,K.M.H. Peijs.
De Staatssecretaris
van Defensie,C. van der Knaap.
De Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,C.P. Veerman.
Toelichting
Algemeen
Aanleiding voor deze nieuwe beleidsregels is het feit dat het kabinet
heeft besloten dat het Uniform aanbestedingsreglement 20011 en
het Uniform Aanbestedingsreglement EG 19912 op een aantal punten
dienen te worden aangepast. In de kabinetsreactie op het eindrapport van de
Parlementaire enquête bouwnijverheid wordt uiteengezet dat deze reglementen
meer dan voorheen als een inkoopinstrument beschouwd moeten worden en ook
als zodanig geredigeerd dienen te worden. Hieraan is tegemoetgekomen door
de beide door de bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, van Verkeer en Waterstaat en van Defensie vastgestelde Uniforme
Aanbestedingsreglementen te vervangen door één nieuw aanbestedingsreglement,
te weten het Aanbestedingsreglement werken 2004 (AWR 2004). Dit nieuwe reglement
is mede vastgesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
aangezien ook het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opdrachten
verleend voor de uitvoering van werken. Een en ander heeft tot gevolg dat
de huidige Beleidsregels aanbesteding van werken, vastgesteld bij besluit
van 9 mei 2001 (Stcrt. 2001, 113) worden vervangen door nieuwe beleidsregels,
mede vast te stellen door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Deze Beleidsregels aanbesteding van werken 2004 bevatten de verplichting tot
toepassing van het ARW 2004.
De bewindslieden van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
van Verkeer en Waterstaat, van Defensie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
gelet op hun verantwoordelijkheden als belangrijkste rijksoverheidsopdrachtgevers
ten aanzien van de uitvoering van werken hebben in deze beleidsregels het
regiem aangegeven dat zij hanteren voordat zij tot het verlenen van een opdracht
tot uitvoering van werken overgaan. Dit komt - behoudens enige aanpassingen
van de artikelen 1 en 2 en het schrappen van artikel 5 - overeen met het regiem,
zoals dit ten aanzien van de aanbesteding van werken waarvan het geraamde
bedrag, exclusief BTW, minder bedraagt dan de in de richtlijn werken3 genoemde drempelwaarde, was neergelegd in de Beleidsregels aanbesteden
van werken. Van belang daarbij is dat zoals voorheen het geval was met het
UAR 2001 en met het UAR-EG 1991, voorzover dit laatste van aanvullende aard
ten opzichte van het Besluit overheidsaanbestedingen, het nieuwe ARW 2004
ten aanzien van de te hanteren aanbestedingsprocedures wordt toegepast. In
de toelichting bij dit reglement is hierop uitvoerig ingegaan. De reden van
het schrappen van artikel 5 van de huidige Beleidsregels aanbesteding van
werken is dat de verplichting om in de bescheiden behorende bij een aanbesteding
de reden te noemen waarom een andere dan de openbare procedure is gevolgd
bij alle betrokken diensten al standaard in de interne administratieve regels
verplicht is.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Het merendeel van de in dit artikel opgenomen begripsbepalingen komt overeen
met de begripsbepalingen in de Beleidsregels aanbesteden van werken, zij het
dat niet meer wordt gesproken over de aanbesteding met voorafgaande selectie,
maar overeenkomstig de richtlijn werken over de aanbesteding volgens de niet-openbare
procedure. Voorts bevat de definitie van de aanbesteding volgens de onderhandse
procedure een limitering van het aantal uit te nodigen inschrijvers tot zes.
Aanvullend zijn de aanbestedingsprocedures volgens de onderhandelingen met
en zonder voorafgaande bekendmaking als begrippen opgenomen (onderdelen f
en g).
Artikel 2
Evenals in de Beleidsregels aanbesteden van werken is in het eerste lid
nader aangegeven welke werken openbaar dan wel niet-openbaar (met voorafgaande
selectie) dienen te worden aanbesteed. Daarbij gaat het om werken waarvan
de geraamde bouwsom ligt beneden de in richtlijn nr. 93/37/EEG vermelde drempelwaarde,
zoals deze laatstelijk bij richtlijn nr. 2001/78/EG is gewijzigd. De drempelwaarde
in euro's wordt éénmaal in de twee jaar door de Europese Commissie
vastgesteld voor een periode van twee jaar. De waarde wordt gepubliceerd in
het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Voor de periode van 1 januari
2004 tot en met 31 december 2005 bedraagt de drempelwaarde € 5.923.624,-.
Voorts dienen dezelfde aanbestedingsprocedures te worden gevolgd wanneer
het de opdracht van werken betreft, waarvoor andere dan in de richtlijn vermelde
procedureregels gelden en die worden geplaatst krachtens een tussen een lidstaat
en een of meer derde landen gesloten overeenkomsten. Onder dergelijke overeenkomsten
kunnen voor Nederland overheidsopdrachten vallen die worden geplaatst in het
kader van ontwikkelingssamenwerking of in het kader van bilaterale hulpprogramma's.
Het tweede lid bevat een limitatieve opsomming van de gevallen waarin
van het houden van een aanbesteding volgens de openbare procedure dan wel
de niet-openbare procedure kan worden afgezien. Voor de goede orde wordt opgemerkt
dat de verwijzing in de onderdelen a en b van het tweede lid onverlet laat
dat in de gevallen waar met de aanbesteding een bedrag gemoeid is dat gelijk
of hoger is dan de Europese drempelwaarde, de procedures gelden vervat in
artikel 7, tweede en derde lid, van de richtlijn. Deze procedures kunnen overigens
ingevolge het ARW 2004 ook worden toegepast wanneer met de aanbesteding een
bedrag gemoeid is dat beneden de Europese drempelwaarde ligt.
Artikel 4
In het eerste lid is de verplichting opgenomen om het ARW 2004 toe te
passen.
Het tweede lid bevat de verplichting met betrekking tot de opdrachten
voor de uitvoering van werken waarop het Besluit overheidsaanbestedingen van
toepassing is, i.c voor werken boven de Europese drempelwaarde, het ARW 2004
toe te passen, voorzover dit van aanvullende aard is ten opzichte van het
Besluit overheidsaanbestedingen. De toepassing van bepalingen van het ARW
2004 die niet van aanvullende aard zijn doch die verplichtingen bevatten die
dwingend uit richtlijn 93/37/EEG voortvloeien, is evenals dit het geval was
in de Beleidsregels aanbesteden van werken niet verplicht gesteld. Die verplichtingen
dienen immers reeds op grond van het Besluit overheidsaanbestedingen door
de aanbestedende diensten binnen de rijksoverheid te worden nageleefd. Een
en ander betekent feitelijk overigens dat de verplichtingen van het ARW 2004
die betrekking hebben op aanbestedingen boven de Europese drempelwaarde inhoudelijk
in hun geheel van toepassing blijven voor deze aanbestedende diensten.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S.M. Dekker.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs.
De Staatssecretaris van Defensie,
C. van der Knaap.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman.
1 Regeling van 9 mei 2001 (Stcrt.2001, 113), gewijzigd bij
regeling van 16 november 2001 (Stcrt. 2001, 241).
2 Regeling van 15 november 1991 (Stcrt.1991, 229), laatstelijk
gewijzigd bij regeling van 16 november 2001 (Stcrt. 2001, 241).
3 Richtlijn nr. 93/37/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het
plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PbEG L 199),
zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2001/78/EG van het Europese
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 september 2001 (PbEG L 285).