Wijziging van drie regelingen inzake milieukwaliteit elektriciteitsproductie

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 27 juni 2004, nr. WJZ 4042151, houdende wijziging van drie regelingen inzake de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie in verband met de invoering van de kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling

De Minister van Economische Zaken,

Handelend na overleg met de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 1, zesde lid, 31, negende lid, 72p, tweede lid en 72y, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel I

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20041 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

1. Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor elektriciteit, opgewekt in een installatie voor warmtekrachtkoppeling, bedraagt voor zover de installatie voor warmtekrachtkoppeling is aangesloten op het net € 0,026 per kWh.

2. Indien een producent in de periode 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 elektriciteit op een installatie invoedt, wordt het totaalbedrag van de voor deze periode verkregen subsidie verminderd met het voordeel dat de producent in die periode heeft genoten van het niet belastbaar zijn van op de installatie ingevoede elektriciteit afkomstig van een installatie voor warmtekrachtkoppeling op grond van artikel 36c, vijfde lid, onder d van de Wet belastingen op milieugrondslag.

3. Het voordeel, bedoeld in het tweede lid, bedraagt

a. voor zover elektriciteit, zowel afkomstig van de installatie voor warmtekrachtkoppeling als van andere bronnen, die op een installatie wordt ingevoed:

1°. in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 niet meer bedraagt dan 5000 kWh, per ingevoede kWh € 0,0654;

2°. in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 meer dan 5000 kWh, maar niet meer dan 25000 kWh bedraagt, per ingevoede kWh € 0,0212;

3°. in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 meer dan 25000 kWh, maar niet meer dan 5 miljoen kWh bedraagt, per ingevoede kWh € 0,0065;

4°. in de periode van 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 meer bedraagt dan 5 miljoen kWh, per ingevoede kWh € 0,001 voor niet-zakelijk verbruik en per ingevoede kWh € 0,0005 voor zakelijk verbruik;

b. verminderd met het bedrag dat de leverancier over de periode 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 inzake de levering van elektriciteit aan de producent aan belasting verschuldigd is op grond van hoofdstuk VA van de Wet Belastingen op milieugrondslag.

4. Het bedrag bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onder 4°, wordt niet berekend indien aan de producent op grond van artikel 36q van de Wet belastingen op milieugrondslag voor de periode 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 een vrijstelling is verleend voor de belasting over elektriciteit boven een gebruik van 10 miljoen kWh per verbruiksperiode van twaalf maanden.

B

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Op elektriciteit die door middel van een installatie voor warmtekrachtkoppeling voor 1 juli 2004 is opgewekt, is artikel 10 zoals dit voor 1 juli 2004 luidde van toepassing.

Artikel II

De bij de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit elektriciteitsproductie2 behorende bijlage 2 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

Artikel III

De Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 19983 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 6, eerste lid, de zinsnede ‘uiterlijk vijf maanden na afloop van de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft’ vervangen door: uiterlijk twee maanden na afloop van het kwartaal waarvan de kalendermaand waarop het meetrapport betrekking heeft deel uitmaakt.

B

In artikel I, onderdeel G, wordt onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid, wordt in artikel 6a, een lid ingevoegd, luidende:

6. Indien de WKK-installatie uit meerdere gasmotoren bestaat, berekent de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de kooldioxide-index als het gemiddelde van de kooldioxide-indices van de afzonderlijke gasmotoren, gewogen naar het vermogen van elke van deze afzonderlijke gasmotoren.

C

Onder plaatsing van het cijfer 1. voor de huidige tekst van artikel IV wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Op elektriciteit die door middel van een installatie voor warmtekrachtkoppeling voor 1 juli 2004 is opgewekt, zijn de artikelen 1, eerste lid, onderdelen d, e en f, en 6 van de Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 19984 zoals deze luidden voor 1 juli 2004 van toepassing.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, Utrechtseweg 310, Arnhem.

Den Haag, 27 juni 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Op grond van hoofdstuk 5 van de Elektriciteitswet 1998 wordt subsidie verstrekt aan producenten die door middel van warmtekrachtkoppeling elektriciteit opwekken. Per 1 juli 2004 wordt de subsidie voor warmtekrachtinstallaties op een nieuwe leest geschoeid. In plaats van een subsidiebedrag voor de daadwerkelijke geleverde kWh’s, wordt de milieuprestatie de maat voor de hoeveelheid te subsidiëren elektriciteit. Deze verfijning van de subsidiëring is vastgelegd in de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 van 25 november 2003 (Stcrt. 234). De systematiek die op 1 juli 2004 van kracht wordt, houdt in dat niet voor de daadwerkelijke geleverde hoeveelheid kWh’s certificaten worden afgegeven, maar voor de hoeveelheid geleverde kWh’s gecorrigeerd met de kooldioxide-index. De subsidie die een producent ontvangt is de som van de afgegeven certificaten vermenigvuldigd met het vaste bedrag per kWh. Alleen over het gedeelte van de opgewekte elektriciteit dat als kooldioxideneutraal mag worden beschouwd, wordt subsidie verstrekt. Dit betekent een aanpassing van de regeling voor de noodzakelijke verrekening van de genoten vrijstelling van de energiebelasting. Omdat de hoeveelheid kooldioxideneutrale elektriciteit geringer is dan de hoeveelheid opgewekte elektriciteit, kan het vaste subsidiebedrag per kWh met ingang van 1 juli 2004 worden verhoogd van 0,57 naar 2,6 cent. Onderhavige regeling strekt tot het vaststellen van het subsidiebedrag per 1 juli 2004.

2. Procedure van de totstandkoming van het subsidiebedrag

Anders dan voor duurzame elektriciteit geldt het subsidiebedrag voor elektriciteit opgewekt met warmtekrachtinstallaties telkens voor één kalenderjaar en wordt jaarlijks vastgesteld. Met subsidie voor warmtekrachtkoppeling wordt voorkomen dat door slechte marktomstandigheden het opwekken van elektriciteit door middel van warmtekrachtkoppeling wordt stilgezet.

Elk jaar in september wordt een berekening uitgevoerd waarin de hoeveelheid elektriciteit wordt geraamd die in het jaar daarop in aanmerking zal komen voor subsidie. Deze raming wordt gebaseerd op de gegevens die ECN in opdracht van EZ verzamelt en analyseert. Uit het beschikbare budget volgt dan de maximum hoogte van het subsidiebedrag. Vervolgens zal deze subsidiehoogte worden getoetst aan de criteria voor staatssteun die in de Europese Unie gelden. Het milieusteunkader van de Europese Commissie bepaalt dat de exploitatiesteun voor warmtekrachtkoppeling niet meer mag bedragen dan 50% van de onrendabele top. Ten behoeve van deze toets wordt van een aantal representatieve installatietypen de rentabiliteit doorgerekend. Als gas- en elektriciteitsprijzen gelden in deze berekening de gemiddelde noteringen van de contracten voor levering in het komende kalenderjaar, zoals deze de twaalf maanden direct voorafgaand aan 1 oktober zijn afgesloten. Op deze wijze wordt directe marktinformatie gebruikt, zonder deze aan één willekeurige datum te koppelen.

Indien de geraamde subsidie tot een te hoge steunintensiteit zou leiden, dat wil zeggen meer dan 50% exploitatiesteun van de onrendabele top, wordt het subsidiebedrag naar evenredigheid verlaagd. Er is dan immers sprake van verbeterde marktomstandigheden, waardoor de subsidie ook minder noodzakelijk zal zijn. De ervaring van de afgelopen jaren toont aan dat op deze wijze de subsidie in elk geval de producenten in staat stelt op basis van variabele kosten uit de rode cijfers te blijven. Het stilzetten van de installaties wordt zodoende voorkomen.

Deze berekeningen leiden zo tot een nieuw subsidiebedrag dat begin oktober op grond van artikel 72p van de Elektriciteitswet 1998 in een ministeriële regeling wordt opgenomen en wordt toegezonden aan de Tweede Kamer. Nadat de Tweede Kamer vier weken tijd heeft gehad om te reageren op de ontwerpregeling, kan de regeling vervolgens worden vastgesteld.

3. Berekening van het subsidiebedrag per 1 juli 2004

Gezien de inwerkingtreding van deze regeling per 1 juli 2004, geldt het in deze regeling vastgestelde subsidiebedrag vanzelfsprekend voor een half jaar. ECN heeft een advies te geven voor het subsidiebedrag voor de tweede helft van 2004. ECN adviseert ook over de subsidiebedragen voor duurzame elektriciteit en verricht activiteiten met betrekking tot de monitoring van warmtekrachtkoppeling.

De berekeningen zijn door ECN uitgevoerd langs de hierboven omschreven lijnen. Als budget is gehanteerd het indicatieve bedrag van 94 miljoen euro, zoals dit in de Memorie van Toelichting bij de het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 3) is vastgesteld. Dit budget was gekoppeld aan de op het net geleverde elektriciteit. Met de aanvaarding van het amendement van het lid Kortenhorst (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 665, nr. 14) met betrekking tot de positie van het eigen gebruik van de producent van warmtekrachtelektriciteit, komt een grotere hoeveelheid elektriciteit voor subsidie in aanmerking. Gevolg hiervan is dat het beroep op het MEP-budget voor warmtekrachtkoppeling vanaf de inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2003 circa 30 miljoen euro hoger is.

Met een subsidiebedrag van 2,6 cent per kooldioxide-neutrale kWh, wordt voldaan aan de criteria met betrekking tot staatssteun. Uit de berekeningen van ECN blijkt dat de dekking van de onrendabele top voor warmtekrachtinstallaties varieert van 6 tot 35 procent exploitatiesteun van de onrendabele top afhankelijk van het type installatie. Alleen de gasmotorinstallaties die niet aan het net gekoppeld zijn, de zgn. eilandbedrijven, zijn onder de huidige marktomstandigheden ook zonder subsidie rendabel. Deze categorie is daarom uitgesloten van subsidie. De berekeningen tonen verder dat er een lichte verbetering van de marktsituatie ten op zichte van voorgaande jaren plaatsvindt; de elektriciteitsprijzen stijgen licht, terwijl de gasprijzen relatief stabiel blijven.

4. Administratieve lasten

Ten opzichte van de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 19981 wordt van de circa 150 grote WKK-producenten opgave verwacht van één nieuw gegeven: de over een jaar betaalde energiebelasting. Dit gegeven blijkt uit de facturen voor geleverde elektriciteit en is op zeer eenvoudige wijze op te geven: in beginsel volstaan een kopie van de twaalf maandrekeningen van de leverancier. De administratieve last die hiermee samenhangt is gering. Zeker als vooraf met deze opgave rekening wordt gehouden, behoeft de opgave minder tijd dan een half uur per producent. In totaal nemen de administratieve lasten toe met 75 uur à € 60, ofwel € 4.500 per jaar. De totale administratieve lasten van de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 zijn geraamd op circa € 588.000 per jaar.

Alternatief voor opgave door de producent is een opgave door de elektriciteitsleverancier. Het voordeel hiervan, een wellicht doelmatiger opgave, weegt echter niet op tegen de nadelen: ten eerste opdrachtverstrekking door de producent aan de leverancier voor het doen van de opgave, ten tweede het verifiëren of de opgave betrekking heeft op de aansluiting van de WKK-producent en ten derde verificatie of de producent ook niet via andere leveranciers elektriciteit heeft betrokken, beide laatste door de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

In artikel 10 van Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2004 wordt het subsidiebedrag dat geldt vanaf 1 juli 2004 vastgesteld. Dit artikel ziet verder op een verrekening van de voordelen die een WKK-producent geniet door de vrijstelling van energiebelasting over het eigen gebruik van met warmtekrachtkoppeling opgewekte elektriciteit. Onder de nieuwe systematiek van subsidieverstrekking kan alleen achteraf per individuele producent worden vastgesteld hoe dit verkregen voordeel moet worden verrekend. Nu wordt immers alleen subsidie verstrekt over een gedeelte van de opgewekte elektriciteit dat als kooldioxide neutraal wordt beschouwd. Voorheen kon het verkregen REB-voordeel vooraf worden vastgesteld omdat subsidieverstrekking en genoten REB-voordeel over alle opgewekte elektriciteit werd gebaseerd.

In het nieuwe artikel 10a wordt bepaald dat op elektriciteit die voor 1 juli 2004 is opgewekt artikel 10 zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze regeling van toepassing blijft.

Artikel II

Gezien de noodzakelijke verrekening met de energiebelasting, zal de producent bij zijn aanvraag tot subsidievaststelling gegevens over zijn energieverbruik en de daarover betaalde energiebelasting moeten meesturen. Aan het aanvraagformulier voor het vaststellen van de subsidie wordt daarom in punt 7 toegevoegd dat de producent bij zijn verzoek om vaststelling van het definitieve subsidiebedrag kopieën van de elektriciteitsnota’s over de periode 1 juli 2004 tot en met 31 december 2004 of andere documenten waaruit deze gegevens blijken, moet bijvoegen. Het formulier wordt daarom opnieuw vastgesteld.

Artikel III

De Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 is gewijzigd bij de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998. Deze wijziging treedt op 1 juli 2004 in werking. Omdat de wijzigingen in de eerstgenoemde regeling nog niet in werking zijn getreden, is het noodzakelijk om de wijzigingsregeling (de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998) te wijzigen. De onderdelen A en B van artikel III strekken hiertoe.

De termijn voor het indienen van een meetrapport is in artikel 6 van de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 vastgesteld op vijf maanden om producenten in de gelegenheid te stellen per kwartaal de meetrapporten te clusteren. Met deze periode van vijf maanden zou echter de termijn voor het aanvragen van de subsidievaststelling, 13 weken na 31 december, worden overschreden. Daarom wordt deze termijn teruggebracht naar drie maanden na afloop van ieder kwartaal.

Uit de analyse van het park van gasmotorinstallaties is de behoefte gebleken om ook een bepaling op te nemen dat in geval van meer dan één gasmotor de kooldioxide-index van de hele installatie door een middeling te berekenen. Door deze bepaling in artikel 6a van de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 op te nemen wordt voorkomen dat in deze gevallen een groot aantal meetinrichtingen zou moeten worden aangepast en een even groot aantal metingen maandelijks zou moeten worden ingestuurd.

Onderdeel C bevat een overgangsbepaling die het mogelijk maken dat op elektriciteit die vóór 1 juli 2004 is opgewekt de bepalingen van vóór 1 juli van toepassing blijven.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2003, 249.

  • 2

    Stcrt. 2003, 121.

  • 3

    Stcrt. 2003, 234.

  • 4

    Stcrt. 2003, 116.

Naar boven