Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2004, 125 pagina 15 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatscourant 2004, 125 pagina 15 | Overig |
Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 april 2004, nr. VGB/P&L 2467283, houdende Warenwetregeling ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 4 en 15, eerste lid, van de Warenwet;
Gelet op beschikking 2004/178/EG van de Commissie van 20 februari 2004 tot wijziging van beschikking 1999/815/EG betreffende maatregelen houdende een verbod van het op de markt brengen van speelgoed- en kinderverzorgingsartikelen die bestemd zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt en vervaardigd zijn van zacht PVC dat bepaalde ftalaten bevat (Pb EU L55);
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. speelgoedartikel: elke waar die is ontworpen of kennelijk is bestemd om door kinderen bij het spelen te worden gebruikt;
b. kinderverzorgingsartikel: elke waar die bestemd is om de slaap, de ontspanning en de voeding, alsmede het zuigen door kinderen te vergemakkelijken.
Het is verboden speelgoed en kinderverzorgingsartikelen te verhandelen die bedoeld zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt indien deze geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd van zacht PVC dat meer dan 0,1 gewichtsprocent van een of meer van de volgende stoffen bevat:
– di-‘isononyl’ ftalate (DINP) CAS No 28553-12-0 EINECS No 249-079-5
– bis(2-ethylhexyl) ftalate (DEHO) CAS No 117-81-7 EINECS No 204-211-0
– dioctyl ftalate (DNOP) CAS No 117-84-0 EINECS No 204-214-7
– di-‘isodecyl’ ftalate (DIDP) CAS No 26761-40-0 EINECS No 247-977-1
– benzyl butyl ftalate (BBP) CAS No 85-68-7 EINECS No 201-622-7
– dibutyl ftalate (DBP) CAS No 84-74-2 EINECS No 201-557-4
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 21 augustus 2004.
Deze regeling wordt aangehaald als: Warenwetregeling ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Voorliggende regeling op basis van artikel 15, eerste lid, van de Warenwet, strekt tot uitvoering van de beschikking nr. 2003/610/EG van de Commissie van de Europese Unie van 19 augustus 2003. Deze beschikking verlengt het verbod tot het in de handel brengen van uit zacht PVC vervaardigd speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die bepaalde ftalaten (weekmakers) in meer dan een bepaalde concentratie bevatten en die bestemd zijn om door kinderen onder de drie jaar in de mond te worden gestopt, welk verbod is opgenomen in beschikking 1999/815/EG van 7 december 1999 (Pb EG L 315).
De bevoegdheid van de Commissie om een beschikking als deze te treffen vloeit voort uit artikel 9 van de zogenaamde Algemene Productveiligheidsrichtlijn (Richtlijn 92/59/EEG, PbEG L 228). In dit artikel staan de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn wil de Commissie van haar bevoegdheid gebruik kunnen maken. Een van die voorwaarden is dat er sprake moet zijn van een ernstig en onmiddellijk gevaar.
In laatstgenoemde beschikking verbiedt de Commissie het op de markt brengen van speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die geheel of gedeeltelijk uit zacht PVC zijn vervaardigd en bedoeld zijn om door kinderen jonger dan drie jaar in de mond te worden gestopt, indien deze waren één of meer van de in de beschikking genoemde stoffen bevatten in de daarbij aangegeven hoeveelheden. Deze stoffen (ftalaten) worden aan PVC toegevoegd om het zacht en buigzaam te maken. De stoffen worden gerekend tot de zogenaamde weekmakers.
Gebleken is dat bij het te verwachten intensief sabbelen en zuigen op bedoelde waren, de aanwezige weekmakers in zodanige hoeveelheden loslaten (migreren) en in het menselijk lichaam worden opgenomen dat daardoor mogelijk een gevaar voor de gezondheid van het kind kan ontstaan.
Met beschikking 1999/815/EG introduceerde de Commissie bovengenoemd verbod voor de eerste maal op basis van artikel 9 van de Algemene Productveiligheidsrichtlijn. Deze beschikking had een geldigheidsduur van drie maanden en werd uitgevoerd in de Warenwetregeling ftalaten in speelgoed- en kinderverzorgingsartikelen (Stcrt. 1999, 247).
Beschikking 1999/815/EG werd opgevolgd door meerdere geheel gelijkluidende beschikkingen ieder wederom met een geldigheidsduur van drie maanden. Deze beschikkingen waren noodzakelijk omdat de discussie tussen lidstaten en Commissie over een definitieve regeling door middel van een wijziging van Richtlijn 76/769/EEG (Verbodsrichtlijn) (PbEG L 262), veel langer duurde dan verwacht. Nog steeds is die wijziging niet een feit. Dit als gevolg van hernieuwde discussies over recente wetenschappelijke informatie met betrekking tot de stoffen in kwestie.
Inmiddels is de voornoemde Warenwetregeling die uitvoering gaf aan beschikking 1999/815/EG en opvolgende beschikkingen niet langer van kracht. De regeling was eveneens gebaseerd op artikel 15, eerste lid, van de Warenwet en werd eenmaal verlengd met een jaar (Stcrt. 2000, 240).
In afwachting van de besluitvorming rond de wijziging van richtlijn 76/769/EEG, stelt de Commissie verdere gelijkbesluitende beschikkingen vast. Meest recente was beschikking nr. 2003/819/EG. Deze beschikking was geldig tot 20 februari 2004.
Het baseren van voorliggende regeling op artikel 15, eerste lid, van de Warenwet vindt zijn grondslag in het feit dat met de beschikking 2004/178/EG een nieuw bindend besluit is genomen als bedoeld in artikel 13 van de Warenwet.
Voor Beschikking 2004/178/EG heeft de Commissie in afwijking van eerdere beschikkingen een geldigheidsduur van zes maanden bepaald. De reden hiervoor is dat Richtlijn 92/59/EG waarop de eerdere beschikkingen waren gebaseerd, per 15 januari 2004 is ingetrokken en opgevolgd door de nieuwe Algemene productveiligheidsrichtlijn, Richtlijn 2001/95/EG (PbEGL 11). Ingevolge die nieuwe richtlijn (artikel 13, tweede lid), kunnen beschikkingen als deze een maximale geldigheid van één jaar hebben, waarna ze één maal met een jaar kunnen worden verlengd. De Commissie heeft een duur van zes maanden gekozen omdat zich recentelijk een aantal ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied heeft voorgedaan in relatie tot onder meer de risico beoordeling van de hier in het geding zijnde stoffen. Deze ontwikkelingen maken dat de Commissie meent dat een meer permanente regeling van deze materie namelijk door middel van wijziging van Richtlijn 76/769/EEG), op afzienbare termijn mogelijk lijkt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.F. Hoogervorst
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2004-125-p15-SC65667.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.