Wijziging Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens

Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens met het oog op invoering van spitsstrookborden, alsmede een enkele andere wijziging.

25 juni 2004

Nr. HDJZ/AWW/2004-1474

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 14 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 4, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens1 worden als volgt gewijzigd.

A

In Hoofdstuk II, paragraaf 4, wordt voor Bord D1 het volgende toegevoegd:

Bord C23-01 Spitsstrook open

Toepassing

Dit bord wordt toegepast op bepaalde trajecten om aan te geven dat daar de vluchtstrook in verband met grote drukte is opengesteld als spitsstrook.

Plaatsing

Het bord wordt geplaatst aan de zijde van de rijbaan waar zich de spitsstrook bevindt.

Uitvoering

De afmeting van het bord bedraagt tenminste 1,85 meter (breedte) bij tenminste 1,25 meter (hoogte). De borden worden in verschijnuitvoering uitgevoerd. Er moet ook een blanco vlak of aanduiding kunnen worden getoond, waaruit blijkt dat de spitsstrook niet operationeel is.

Onderbord

Het bord kan worden voorzien van een onderbord. In dat geval luidt de tekst: ‘Spitsstrook open’.

Bord C23-02 Spitsstrook vrijmaken

Toepassing

Dit bord wordt uitsluitend gebruikt om aan te geven dat een geopende spitsstrook dient te worden ontruimd.

Plaatsing

Het bord wordt geplaatst aan de zijde van de rijbaan waar zich de spitsstrook bevindt. Het bord kan zonodig op enige afstand worden herhaald.

Uitvoering

De afmeting van het bord bedraagt tenminste 1,85 meter (breedte) bij tenminste 1,25 meter (hoogte). De borden worden in verschijnuitvoering uitgevoerd. Er moet ook een blanco vlak of aanduiding kunnen worden getoond, waaruit blijkt dat de spitsstrook niet operationeel is.

Onderbord

Het bord C23-02 kan worden voorzien van een onderbord. In dat geval luidt de tekst: ‘Spitsstrook vrijmaken’.

Bord C23-03 Einde spitsstrook

Toepassing

Het bord wordt gebruikt om het einde van de spitsstrook aan te geven.

Plaatsing

Het bord wordt geplaatst aan de zijde van de rijbaan waar zich de spitsstrook bevindt.

Uitvoering

De afmeting van het bord bedraagt tenminste 1,85 meter (breedte) bij tenminste 1,25 meter (hoogte). De borden worden in verschijnuitvoering uitgevoerd. Er moet ook een blanco vlak of aanduiding kunnen worden getoond, waaruit blijkt dat de spitsstrook niet operationeel is.

Onderbord

Het bord C23-03 kan worden voorzien van een onderbord. In dat geval luidt de tekst: ‘Einde spitsstrook’.

B

Hoofdstuk IV wordt als volgt gewijzigd:

1. Paragraaf 1, onderdeel 1, tweede volzin, komt te luiden:

Bij tijdelijke toepassing is de kleur in ieder geval een andere kleur dan wit.

2. Aan paragraaf 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede onderdeel, eerste volzin, is de minimale breedte van de kantstreep 0,05 m indien:

a. deze is aangebracht ter markering van de rechterzijde respectievelijk linkerzijde van de vluchtstrook, als de vluchtstrook aan de rechterzijde respectievelijk linkerzijde van de weg is gelegen, en

b. deze vluchtstrook kan worden opengesteld als spitsstrook.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 juni 2004.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Met de introductie van een aantal verkeersborden betreffende het gebruik van spitsstroken is ook aanpassing van de Uitvoeringsvoorschriften bij het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (Uitvoeringsvoorschriften BABW) nodig. Deze uitvoeringsvoorschriften bevatten immers, onder andere, voorschriften inzake de plaatsing en toepassing van verkeersborden en de minimale dikte van strepen.

Door de plaatsing van de nieuwe borden in hoofdstuk C van de bijlage bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dient aan een besluit tot plaatsing van een van de nieuwe verkeersborden een verkeersbesluit ten grondslag te liggen.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een enkele wijziging op te nemen die noodzakelijk is met de voorgenomen toetreding van Nederland tot een aantal verkeersverdragen (de Verdragen van Wenen inzake verkeerstekens).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Zoals aangegeven in de regeling worden de borden C23-01, C23-02 en C23-03 in de berm geplaatst aan die zijde van de rijbaan waar de spitsstrook is gelegen. Dit zal in de meeste gevallen aan de rechterzijde zijn. Dit wordt voldoende geacht omdat het hier gaat om een maatregel die aan de desbetreffende zijde van de rijbaan extra capaciteit genereert en waarbij de noodzakelijke informatie vooral is bedoeld voor het verkeer dat zich al aan die kant van de rijbaan bevindt, dan wel via de invoegstrook van een toerit de spitsstrook oprijdt. De borden dienen ook een blanco stand te kunnen aangeven. Buiten de openstelling van de spitsstrook wordt immers geen aanduiding gegeven.

Onderdeel B

De eerste wijziging betreft de aanwijzing dat indien gebruik wordt gemaakt van tijdelijke markeringen, de kleur van die afwijkende markering niet wit mag zijn. Deze wijziging is ingegeven door de wens toe te treden tot de zogenoemde Weense verkeersverdragen en de inmiddels gesloten dan wel in voorbereiding zijnde wijzigingen op deze verdragen. Artikel 29 van het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens (Trb. 1971) bepaalt dat als kleuren voor de vaste markering de kleuren wit of geel mogen worden gebruikt. In Nederland is voor de vaste markering gekozen voor de kleur wit. In het Verdrag tot wijziging van het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens, juli 2003, nog niet gepubliceerd) is in artikel 29bis de verplichting opgenomen bij tijdelijke markeringen een kleur te gebruiken die afwijkt van de vaste markering. Welke kleur dat is, is niet voorgeschreven. De kleur van de tijdelijke markering mag derhalve niet wit zijn. De opgenomen wijziging strekt ertoe uitvoering te geven aan deze verplichting. In Nederland wordt nagenoeg altijd de kleur geel gebruikt voor de tijdelijke markering. Het ligt voor de hand deze praktijk voort te zetten.

De tweede wijziging betreft de kantstreep. Thans wordt de buitenzijde van de vluchtstrook niet gemarkeerd door een kantststreep. Dat is ook niet nodig, omdat de vluchtstrook niet is bestemd voor gebruik als rijstrook, maar alleen in noodgevallen wordt gebruikt. Op die trajecten waar de vluchtstrook onder omstandigheden kan worden opengesteld als rijstrook, is echter een kantstreep nodig om bij openstelling toch enige geleiding te kunnen geven aan de automobilisten die dan van die spitsstrook gebruik maken. Aan de andere kant mag die kantstreep niet te breed zijn om die streep in de normale situatie, dus bij gebruik van de vluchtstrook als vluchtstrook, niet teveel te laten opvallen. De voorgeschreven minimale breedte van 0,10 meter wordt te breed geacht en brengt het gevaar met zich dat de vluchtstrook te gemakkelijk als rijstrook wordt beschouwd. Experimenten hebben uitgewezen dat een breedte van 0.05 meter wel het gewenste effect heeft: enerzijds geleiding van het verkeer indien de vluchtstrook als spitsstrook is opengesteld, maar anderzijds voldoende onopvallend voor automobilisten op de rechterrijstrook om te voorkomen dat ze vluchtstrook ook buiten de openstelling als spitsstrook berijden. Daarom is in de Uitvoeringsvoorschriften een uitzondering opgenomen voor de breedte van kantstrepen en is bepaald dat kantstrepen een breedte van 0,05 meter hebben, indien zij zijn aangebracht aan de rechterkant van de vluchtstrook, indien deze zich bevindt aan de rechterkant van de weg indien de desbetreffende vluchtstrook als spitsstrook kan worden opengesteld.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 1997, 239; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 22 april 2002 (Stcrt. 2002, 84).

Naar boven