Instellingsbesluit Visitatiecommissie emancipatie

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 juni 2004, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid, nr. DCE/2004/39888, houdende instelling van de Visitatiecommissie emancipatie (Instellingsbesluit Visitatiecommissie emancipatie)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gezien het Kabinetsstandpunt gender mainstreaming (Kamerstukken II, 2001–2002, 27 061, nr. 15);

Gezien het Kabinetsstandpunt over de implementatie van de strategie voor gender mainstreaming (Kamerstukken II, 2003–2004, 27 061, nr. 18);

Besluit:

Artikel 1

Er is een Visitatiecommissie emancipatie, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

De commissie heeft tot taak:

a. het toetsen van de integratie van het man/vrouw-perspectief in beleidsontwerp en beleidsuitvoering;

b. het inzicht geven aan de verantwoordelijke bewindspersonen in verbeteringsmogelijkheden en het aanwijzen van de beleidsdomeinen die bij voorrang extra aandacht behoeven;

c. het in kaart brengen van goede voorbeelden en deze ter beschikking stellen aan bewindspersonen;

d. het inzicht geven in de algehele voortgang van de uitvoering van de gender mainstreaming en het zonodig doen van voorstellen tot bijstelling daarvan aan de coördinerend bewindspersoon voor emancipatie.

Artikel 3

1. De bewindspersonen stellen de commissie in kennis van de wijze waarop het man/vrouw-perspectief verankerd is in beleidsontwerp en beleidsuitvoering, en van de beleidsvoornemens die het man/vrouw-perspectief in belangrijke mate raken.

2. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot de betrokken bewindspersonen.

Artikel 4

1. De commissie bestaat uit:

a. een voorzitter;

b. zes leden;

c. een vertegenwoordiger van het Sociaal en Cultureel Planbureau; deze heeft een adviserende stem;

d. een secretaris; deze heeft een adviserende stem.

2. De commissie benoemt uit de leden, bedoeld in het eerste lid, onder b, een plaatsvervangend voorzitter.

3. De commissie regelt zelf haar werkwijze en die van het secretariaat.

4. Het beheer van de archiefbescheiden van de commissie geschiedt op een wijze die overeenstemt met die van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze archiefbescheiden worden na de beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgenomen in het archief van genoemd ministerie.

Artikel 5

1. De in artikel 4, eerste lid, onder a, b en d, bedoelde personen worden benoemd door de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid.

2. De in artikel 4, eerste lid, onder c, bedoelde persoon wordt benoemd door de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid, op voordracht van de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Artikel 6

1. De coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid reserveert ten behoeve van de commissie jaarlijks een budget op grond van een door de commissie op te stellen meerjarenbegroting. Genoemde bewindspersoon ontvangt de meerjarenbegroting voor de periode 2004 tot en met 2007 uiterlijk 15 september 2004, alsmede een werkplan voor deze periode.

2. De in het eerste lid genoemde meerjarenbegroting en het werkplan worden jaarlijks geactualiseerd. De in het eerste lid genoemde bewindspersoon ontvangt de geactualiseerde meerjarenbegroting en het geactualiseerde werkplan tezamen met de begroting voor het komende kalenderjaar telkens uiterlijk 1 juni van het voorafgaande jaar.

3. De commissie legt verantwoording af aan de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid via jaarlijkse rapportages en een eindrapportage. Genoemde bewindspersoon ontvangt de jaarlijkse rapportages uiterlijk 1 maart van ieder kalenderjaar en de eindrapportage uiterlijk 1 november 2006.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Visitatiecommissie emancipatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 juni 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Voor een goed begrip van deze regeling zijn de begrippen emancipatie en gender mainstreambeleid van belang. Hieronder wordt het volgende verstaan:

– emancipatie: het proces van verandering in de positie en deelname van vrouwen en mannen in de samenleving dat verbonden is met de realisatie van gelijke rechten en kansen voor vrouwen en mannen;

– gender mainstreaming: het (re)⁠organiseren, verbeteren, ontwikkelen en evalueren van beleidsprocessen op zo’n manier dat het perspectief van gendergelijkheid wordt geïntegreerd in al het beleid, door de actoren die normaal dat beleid maken (Kabinetsstandpunt gender mainstreaming, Kamerstukken II, 2000–2001, 27 061, nr. 15).

Er zijn verschillen in de positie en deelname van vrouwen en mannen in de samenleving. Dientengevolge kunnen de effecten van beleid voor vrouwen en mannen aanzienlijk verschillen. Het onderkennen van deze verschillen in zowel ontwerp als uitvoering van beleid leidt tot een verhoging van de kwaliteit en de effectiviteit van het overheidsbeleid. Hierdoor kunnen ongewenste effecten van beleid voor vrouwen en mannen voorkomen worden.

Vanuit deze uitgangspunten is in het Kabinetsstandpunt gender mainstreaming, een strategie voor kwaliteitsverbetering (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 061, nr. 15), gesteld dat het bevorderen van gelijke rechten en kansen van vrouwen in wetgeving en praktijk uitgangspunt is voor het kabinetsbeleid. Daarbij zijn alle ministers binnen hun eigen beleidsterreinen verantwoordelijk voor een beleid dat in ontwerp en uitvoering gelijke rechten en kansen voor vrouwen en mannen tot uitgangspunt heeft en rekening houdt met de verschillen in deelname en positie van vrouwen en mannen in de samenleving. Op veel beleidsterreinen wordt vaak nog impliciet uitgegaan van ‘oude rolpatronen’, terwijl die het deelnemen van mensen aan de samenleving in de weg kunnen staan. Het proces waarin naar de realisering van dit beleid wordt toegewerkt wordt ook wel gendermainstreaming genoemd, of de integratie van het man/vrouw-perspectief in beleid en uitvoering. Het implementeren van het man/vrouw-perspectief in het beleid verhoogt de kwaliteit en effectiviteit van het rijksoverheidsbeleid.

Op dit moment is niet inzichtelijk in hoeverre dit gender mainstreaming proces gerealiseerd is. Een beoordeling hiervan zal gemaakt worden door een onafhankelijke visitatiecommissie die alle departementen visiteert. In het genoemde kabinetsstandpunt is een dergelijke visitatie reeds aangekondigd. Door het instellen van deze commissie worden de tegenstrijdige rollen van beoordeling en stimulans, die tot nu toe door de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid werden vervuld, uit elkaar gehaald en verhelderd.

In het Kabinetsstandpunt over de implementatie van de strategie voor gender mainstreaming (Kamerstukken II 2003–2004, 27 061, nr. 18) is een nadere invulling gegeven aan de wijze waarop de visitatiecommissie plaats zal vinden. Deze is uitgewerkt met dit instellingsbesluit.

De resultaten van de visitatie zullen door de verantwoordelijke minister zelf en niet door de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid aan de Tweede Kamer gestuurd worden. De verantwoordelijk minister kan daarbij aangeven op welke wijze hij of zij het man/vrouw perspectief verder wil vormgeven en hoe wordt omgegaan met de uitkomsten van het visitatieproces.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven