Instellingsbesluit Regieraad voor de Bouw

Herplaatsing van de publicatie in Staatscourant 2004, 115 in verband met ontbrekende toelichting

8 juni 2004

Nr. O/B 4028322

De Minister van Economische Zaken,

Handelend in overeenstemming met de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Regieraad: de Regieraad voor de Bouw;

b. de minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

1. Er is een Regieraad voor de Bouw.

2. De Regieraad heeft tot taak het noodzakelijke veranderingsproces in de bouwsector te stimuleren, te faciliteren en te monitoren. Dit veranderingsproces is erop gericht de huidige verstoorde marktwerking om te zetten in volledige en onbelemmerde concurrentie in de bouwsector.

Artikel 3

1. De Regieraad bestaat uit een voorzitter, tevens lid, ten hoogste twaalf andere leden en drie adviserende leden.

2. De leden van de Regieraad worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.

3. De adviserende leden vertegenwoordigen in de Regieraad de Ministeries van Economische Zaken, van Verkeer en Waterstaat respectievelijk Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De twee laatstgenoemde leden worden benoemd door de minister op voordracht van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 4

In het secretariaat van de Regieraad wordt door de minister, de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het Algemeen Verbond Bouwbedrijf in onderling overleg voorzien.

Artikel 5

1. Te rekenen vanaf 5 februari 2004 worden tot lid van de Regieraad benoemd:

a. de heer dr. J.C.M. Hovers, te Blaricum, tevens voorzitter;

b. de heer drs. R. den Dunnen, te Den Haag;

c. de heer ir. J.C. Huis in ’t Veld, te Den Haag;

d. mevrouw mr. M.E.C. Pernot, te Nijmegen;

e. de heer ir. G.J. van de Pol, te Eck en Wiel;

f. de heer ir. K. Rijnboutt, te Muiden;

g. mevrouw drs. C.E. Roozemond, te Amsterdam;

h. de heer prof. mr. M. Scheltema, te Haren;

i. de heer ir. A.B. Smaal, te Bruinisse.

2. Te rekenen vanaf 5 februari 2004 worden tot adviserend lid van de Regieraad benoemd:

a. de heer ir. A.J. Baayen, te Zeist;

b. de heer drs. Chr.P. Buijink, te Amsterdam;

c. de heer ir. L.H. Keijts, te Leidschendam.

Artikel 6

1. De Regieraad stelt zijn eigen werkwijze vast.

2. Na opheffing van de Regieraad, of zoveel eerder als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, worden de archiefbescheiden van de Regieraad overgedragen aan het centraal archief van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 7

1. De Regieraad stelt jaarlijks vóór 1 februari een verslag op van zijn werkzaamheden, bevindingen, resultaten en een financieel overzicht over het afgelopen kalenderjaar en zendt dit aan de minister. De minister zendt de jaarverslagen na ontvangst direct aan de Tweede Kamer.

2. Op verzoek van de minister brengt de voorzitter tussentijds mondeling verslag uit van de werkzaamheden van de Regieraad.

3. Iedere twee jaar stelt de Regieraad een evaluatieverslag op, waarin hij aandacht besteedt aan de doeltreffendheid van zijn taakvervulling. De Regieraad zendt de evaluatieverslagen aan de minister. De minister zendt de evaluatieverslagen binnen acht weken na ontvangst aan de Tweede Kamer en stelt de Tweede Kamer in kennis van zijn standpunt daarover.

Artikel 8

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 5 februari 2004.

2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 mei 2008.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Regieraad voor de Bouw.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

Den Haag, 8 juni 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

De hoofdopdracht van de Regieraad is het op gang brengen van een veranderingsproces in de bouwsector. Lange tijd is er in de bouwsector sprake geweest van een verstoorde marktwerking, met als belangrijkste kenmerken marktverdeling en prijsopdrijving. Het huidige veranderingsproces is erop gericht een einde te maken aan deze praktijken en te komen tot professioneel opdrachtgeverschap en professioneel opdrachtnemerschap en tot een verbetering van de marktwerking in de bouwsector in de toekomst. Als basis voor dit veranderingsproces dient de gezamenlijke visie Perspectief voor de bouw van de Ministers van Economische Zaken, van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 1 december 2003, Niet-dossierstuk ez 03000705). Op 25 november 2003 hebben genoemde ministers deze visie aan de bouw ketenbreed gepresenteerd.

De Regieraad is ingesteld voor een periode van vier jaar en zal het veranderingsproces verder stimuleren, faciliteren en monitoren op zodanige wijze dat de gewenste veranderingen ook tot stand komen. Op basis van de perspectiefschets zal de Regieraad op korte termijn een actieprogramma opstellen, waarbij de nadruk zeker in het begin zal moeten liggen op snelle resultaatgerichte acties. De Regieraad draagt er zorg voor dat de resultaten van het actieprogramma snel ter beschikking komen van de gehele sector. Daarnaast zal de Regieraad het proces op gang moeten houden door nieuwe actiepunten te initiëren en de voortgang van de lopende acties te monitoren.

Onderstaand wordt een indicatie gegeven voor onderwerpen die in aanmerking kunnen komen om in praktijkgerichte kortetermijnprojecten uit te voeren. Op deze thema’s kunnen enerzijds op korte termijn zichtbare stappen worden gezet. Anderzijds is het zinvol lastige onderwerpen die pas op middellange termijn tot een structurele oplossing kunnen komen niet uit de weg te gaan en juist praktisch en oplossingsgericht in de vorm van pilots de weg te verkennen.

Mogelijke thema’s zijn:

– Kwaliteitsborging (toezicht, systemen, verzekerde garanties);

– Scholing: vraag en aanbod beter afstemmen;

– Nieuwe contractvormen;

– ICT;

– Efficiency van het bouwproces (faalkostenproblematiek);

– Stroomlijnen van innovatie; meer structuur en aansluiting;

– Risicoverdeling tussen opdrachtgever en -nemer;

– Korte inventarisatie van vernieuwingsprojecten die reeds hebben plaatsgevonden;

– Cultuur en integriteit.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven