Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder

21 juni 2004

Nr. HDJZ/S&W/2004-1464

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 76, eerste en vierde lid, van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder CCV: Contactcommissie Chauffeurs Vakbekwaamheid.

Artikel 2

Als getuigschrift, bedoeld in artikel 76, eerste lid, onder d, van het Besluit personenvervoer 2000, wordt erkend het door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen afgegeven Chauffeursdiploma CCV Taxi.

Artikel 3

Bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi wordt ten minste de kennis vastgesteld van de in de bijlage genoemde onderwerpen. Het examen bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

Artikel 4

1. De bestuurder is vrijgesteld van het theorie-examen, indien de bestuurder in het bezit is van het diploma CCV Taxivervoer, dat is afgegeven vóór 1 augustus 2004.

2. De bestuurder is vrijgesteld van het praktijkexamen, indien de bestuurder in het bezit is van een vóór 1 augustus 2004 afgegeven:

a. CCV certificaat medegebruik vrije tram- en busbanen gemeente Amsterdam;

b. praktijkdiploma CCV Taxivervoer Plus.

3. De bestuurder is vrijgesteld van zowel het theorie-examen als het praktijkexamen indien de bestuurder in het bezit is van:

a. het CCV vakdiploma taxichauffeur, dat is afgegeven vóór 1 juli 2005;

b. het certificaat directiechauffeur (CCV-D1);

c. het CCV diploma ambulancevervoer.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop het Besluit van 2 juni 2004, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder (Stb. 252) in werking treedt.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage bij artikel 3

Bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi wordt ten minste de kennis en vaardigheden vastgesteld van de hiernavolgende onderwerpen.

Administratie en documenten

De kandidaat moet met name kennis hebben van het doel, de functie en de inhoud van voor de beroepsuitoefening relevante documenten met betrekking tot het voertuig en het vervoer (chauffeurspas, Europees schadeformulier, dagrittenstaat, werkmap enz.).

Wet- en regelgeving

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van de bepalingen van de voor een veilige en verantwoorde verkeersdeelname relevante wet- en regelgeving alsmede van de wijze waarop deze bepalingen in de praktijk worden toegepast;

2. kennis hebben van de relevante aspecten van de Algemene Vervoervoorwaarden voor Taxivervoer (betalingen, beperkingen in het vervoer, handelingen voor, tijden en na de rit, aansprakelijkheid enz.);

3. kennis hebben van de bepalingen inzake de arbeidstijden in het vervoer, alsmede van de wijze waarop deze bepalingen in de praktijk worden toegepast en door welke instanties deze bepalingen worden gecontroleerd.

Ritvoorbereiding

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van het onderscheid tussen de verschillende soorten taxivervoer, openbaar vervoer en andere vormen van collectief vervoer;

2. afhankelijk van het soort vervoer het voertuig daarvoor kunnen kiezen;

3. kennis hebben van het belang van een goed onderhouden voertuig;

4. kennis hebben van de onderdelen bij het rijklaar maken van het voertuig, alsmede de wijze waarop deze onderdelen in de praktijk worden toegepast (vloeistofpeil, oliepeil motor, controle remvoering, werking verlichting in- en exterieur enz);

5. kennis hebben van het belang van een efficiënte routekeuze en van een juiste inschatting van de rijtijd;

6. kennis hebben van de wijze waarop de ritprijs is opgebouwd.

Verantwoorde en veilige verkeersdeelname

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van de verkeersveiligheidsrisico’s en invloedsfactoren die van invloed kunnen zijn op de bestuurder van een taxivoertuig (gebruik van alcohol, drugs en medicijnen, afleiding, ziekte, gebreken, vermoeidheid enz.) en die betrekking hebben op andere verkeersdeelnemers (kwetsbaarheid van bepaalde groepen verkeersdeelnemers, regelovertredend gedrag, ziekte, gebreken, vermoeidheid enz.);

2. in staat zijn om deze verkeersveiligheidsrisico’s en invloedsfactoren in de praktijk te herkennen;

3. in staat zijn om de nodige maatregelen te nemen tegen deze verkeersveiligheidsrisico’s en invloedsfactoren;

4. kennis hebben van het belang van veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig rijden (voor de bestuurder, passagier(s) en voor medeweggebruikers) alsmede van de wijze waarop conform deze principes in de praktijk kan worden gereden (wijze van accelereren en schakelen, anticiperen, rijden met gelijkmatige snelheid, vergroten reactietijd en -ruimte enz.);

5. kennis hebben van het belang van het voorkomen van onnodige slijtage en onnodig brandstofverbruik.

Optreden bij verkeersongevallen, verstoringen en calamiteiten

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van de te nemen maatregelen na een ongeval of aanrijding met betrekking tot de passagier(s), het voertuig, en het andere verkeer, afhankelijk van de aard van de aanrijding of het ongeval;

2. kennis hebben van de meldingsprocedure van ongevallen, verstoringen en calamiteiten aan professionele hulpdiensten;

3. kennis hebben van de te nemen maatregelen in geval van verstoringen in het verkeer of verkeersstremmingen (vroegtijdig signaleren en voorkomen, alternatieve route kiezen, bij vertraging klant informeren enz.).

Communicatie

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van het belang van een goede communicatie (passagier(s) juist geïnformeerd, communicatie richting hulpdiensten enz.);

2. kennis hebben van de in het voertuig aanwezige boord- en communicatieapparatuur, alsmede de wijze waarop deze apparatuur in de praktijk worden toegepast.

Klantgerichtheid en beroepshouding

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van de onderdelen die voor een goede beroepshouding van een taxichauffeur relevant zijn (behulpzame en vriendelijke opstelling, representatief, beleefd taalgebruik, veilig en verantwoord rijgedrag enz.);

2. op de hoogte zijn van de verschillende soorten passagiers (culturele achtergrond, geslacht, leeftijd, handicaps en functiebeperking, gemoedstoestand enz.);

3. kennis hebben van de te nemen handelingen bij het vervoer van passagiers met een functiebeperking, verstandelijke handicap of ziekte (rijden met aangepaste snelheid, ondersteunen bij in-/uitstappen, tillen en dragen van eigendommen passagier, aanpassen wijze van accelereren en afremmen enz.);

4. kennis hebben van mogelijke wensen, behoeften en gedragingen van verschillende soorten passagiers alsmede de wijze waarop hier in de praktijk mee om kan worden gegaan;

5. kennis hebben van het belang van het tevreden stellen van de passagier(s) zonder de grenzen van veiligheid te overschrijden.

Conflictsituaties en eigen gedrag

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van het belang van een goede communicatie met de passagier(s) (luisteren, meedenken, oplossingsgericht, aandacht enz.);

2. kennis hebben van de mogelijkheden waarmee conflictsituaties kunnen worden voorkomen (beroepshouding, representatie, inschatting en afweging risico’s, communicatie enz.);

3. kennis hebben van het verschil tussen aandachtgevend en weerstand oproepend gedrag;

4. kennis hebben van de karakteristieke conflictsituaties welke zich in het taxivervoer kunnen voordoen, alsmede van de wijze waarop hiermee kan worden omgegaan.

Handelen bij agressie

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van de verschillende vormen van agressie (verbaal, non-verbaal, fysiek);

2. in staat zijn om deze verschillende vormen van agressie in de praktijk te herkennen;

3. kennis hebben van de wijze waarop met de verschillende vormen van agressie in de praktijk kan worden omgegaan.

Klachtenprocedures

De kandidaat moet met name:

1. kennis hebben van de wijze tot afhandeling van klachten (klachtenregeling, klachtenformulier, Landelijk Klachtenmeldpunt Taxi, Geschillencommissie enz.);

2. kennis hebben van de wijze waarop de afhandeling van klachten in de praktijk wordt toegepast.

Topografische kennis van Nederland

De kandidaat moet met name kennis hebben van de te rijden hoofdroute tussen Nederlandse steden met gebruikmaking van belangrijke verbindingswegen.

Verantwoorde en veilige verkeersdeelname

De kandidaat moet met name:

1. blijk geven van een adequate toepassing van relevante wet- en regelgeving met betrekking tot de deelname in het verkeer;

2. in staat zijn om enkele onderdelen van de rijklaarcontrole zelfstandig uit te voeren;

3. in staat zijn om adequaat en tijdig mogelijke verkeersveiligheidsrisico’s te herkennen en tijdig de juiste corrigerende maatregelen te treffen;

4. blijk geven hoe conform de voorschriften en richtlijnen van veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig gereden moet worden in een taxivoertuig.

Optreden bij verkeersongevallen, verstoringen en calamiteiten

De kandidaat moet met name:

1. in staat zijn om de meest voorkomende storingen in de praktijk te constateren;

2. blijk geven om deze meest voorkomende storingen op een adequate wijze op te lossen;

3. in staat zijn om op adequate wijze in geval van een aanrijding of een ongeval een Europees schadeformulier in te vullen.

Communicatie

De kandidaat moet met name blijk geven van het juiste gebruik van de in het taxivoertuig aanwezige communicatiemiddelen.

Rituitvoering

De kandidaat moet met name:

1. in staat zijn om de benodigde rijtijd van een rit op basis van een opgegeven bestemming adequaat in te schatten;

2. in staat zijn om de meest wenselijke route op te zoeken, daarbij eventueel gebruik makend van parate kennis, navigatieapparatuur en stadsplattegronden;

3. blijk geven van het op een juiste wijze rijden van de meest efficiënte route, zonder onnodig gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer.

Klantgerichtheid en beroepshouding

De kandidaat moet met name:

1. blijk geven dat hij over de juiste en gewenste beroepshouding beschikt;

2. in staat zijn om adequaat te reageren op specifieke wensen, behoeften en gedragingen van passagiers;

3. in staat zijn om passagiers op een adequate wijze te informeren over de ritvoorwaarden en de vervoersprijzen.

Toelichting

De onderhavige regeling strekt tot het vaststellen van regels met betrekking tot de vakbekwaamheid voor taxichauffeurs.

Om als taxichauffeur werkzaam te kunnen zijn dient men te beschikken over een door de Minister van Verkeer en Waterstaat verstrekte chauffeurspas. De chauffeurpas is geregeld in artikel 76, eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp2000). Aan het verkrijgen van een chauffeurspas taxi worden voorwaarden gesteld, waaronder die van de vakbekwaamheid. Deze voorwaarde is ingevoerd bij het Besluit van 2 juni 2004, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder (Stb. 252).

In artikel 76, eerste lid, onder d, van het Bp2000, is bepaald dat de bestuurder van een voertuig waarmee taxivervoer wordt verricht aan de eis van vakbekwaamheid voldoet indien een door Onze Minister erkend getuigschrift wordt overlegd van met goed gevolg afgelegde examens waarbij ten minste de kennis is vastgesteld van de door Onze Minister vastgestelde onderwerpen. In artikel 2 van de onderhavige regeling is het door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) afgegeven getuigschrift Chauffeursdiploma CCV Taxi erkend.

In artikel 3 is bepaald dat bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi, ten minste de kennis en vaardigheden worden vastgesteld van de in de bijlage genoemde onderwerpen. Hierbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de onderwerpen van (vrijwillige) taxi-examens die reeds vanuit de taxibranche zelf zijn ontplooid. De vaststelling van de onderwerpen uit het examen is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met partijen uit de bran⁠che. De opneming van deze bijlage bij de onderhavige regeling leidt tot grotere inzichtelijkheid in de examenonderwerpen. Voorts wordt het op deze wijze eenvoudiger om wijzigingen aan te brengen in de examenstof.

In artikel 4 is geregeld in welke gevallen vrijstelling wordt verleend voor onderdelen van het vakbekwaamheidsexamen. Dit is een nadere uitwerking van artikel 76, vierde lid, van het Bp2000. De in artikel 4 van onderhavige regeling opgenomen diploma’s en certificaten geven recht op vrijstelling van het examen of van een deelexamen (the⁠oriedeel of praktijkdeel), omdat de onderwerpen die in deze examens behandeld worden grotendeels overeenkomen met die voor het onderhavige vakbekwaamheidsexamen taxichauffeur en zelfs verder gaan. Hierbij is er ook voor gekozen om gekwalificeerde bestuurders die werkzaam zijn in het ambulance- respectievelijk directievervoer vrijstelling te verlenen van het examen (derde lid, onder b en c). In de praktijk blijkt er immers een grote wisselwerking te zijn tussen bestuurders die werkzaam zijn in deze marktsegmenten. Voorts omvatten de examens voor bestuurders uit het ambulance- en directievervoer meer onderwerpen dan het examen waarin onderhavige regeling voorziet, en is voor bestuurders in het directievervoer zelfs een verplichte nascholing (vijfjaarlijks) van kracht.

Deze regeling is voorgelegd aan het Overlegorgaan Personenvervoer (OPV). Het OPV kon instemmen met de regeling.

Aangezien de regeling is gebaseerd op een wijziging van het Bp2000, kan deze regeling eerst in werking treden op het tijdstip dat de bedoelde wijziging in werking treedt. De inwerkingtreding van de wijziging van het Bp2000 wordt bepaald bij koninklijk besluit. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2004.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven