Aanwijzing inzake lokale component verpleging en verzorging
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 13 van de Wet tarieven gezondheidszorg;
Na schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en Tweede Kamer
der Staten-Generaal (brieven van 13 mei 2004, kenmerk Z/P-2479829 en Z/P-2479833);
Besluit:
Artikel 1
Dit besluit is van toepassing op organen voor gezondheidszorg als vermeld
in artikel 1, onder A, nummer 10 van het Besluit werkingssfeer Wtg 1992 en
die zijn toegelaten voor behandeling en verblijf voor verzekerden met een
somatische dan wel psychogeriatrische aandoening of beperking en op organen
voor gezondheidszorg als vermeld in artikel 1, onder A, nummer 10 van het
Besluit werkingssfeer Wtg 1992 en die op 31 december 2002 in het bezit waren
van een toelating als thuiszorginstelling van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
Artikel 2
Het College tarieven gezondheidszorg stelt voor de in artikel 1 bedoelde
organen zodanige beleidsregels vast dat voor het jaar 2004 middelen ter beschikking
worden gesteld voor een lokale component (zorgvernieuwing) met een maximum
van € 40,4 miljoen. Ieder in artikel 1 bedoeld orgaan krijgt naar rato
van de in het jaar 2003 bestede middelen zijn aandeel.
Artikel 3
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin ze wordt geplaatst en werkt terug
tot en met 1 januari 2004.
Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,C.I.J.M.
Ross-van Dorp.
Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan het CTG
binnen zes weken na de dag waarop het aangevallen besluit bekend is gemaakt,
een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Een dergelijk bezwaarschrift dient te worden geadresseerd aan de Directie
Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van VWS.
Toelichting
Met deze beleidsregel wordt voor het jaar 2004 maximaal € 40,4 miljoen
ter beschikking gesteld voor lokale component (zorgvernieuwing) voor organen
voor gezondheidszorg als vermeld in artikel 1, onder A, nummer 10, van het
Besluit werkingssfeer Wtg 1992 en die zijn toegelaten voor behandeling en
verblijf voor verzekerden met een somatische danwel psychogeriatrische aandoening
of beperking (voorheen verpleeghuizen) en voor organen voor gezondheidszorg
als vermeld in artikel 1, onder A, nummer 10, van het Besluit werkingssfeer
Wtg 1992 en die op 31 december 2002 in bezit waren van een toelating als thuiszorginstelling
van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (voorheen thuiszorginstellingen).
In 2003 maakten verpleeghuizen en thuiszorginstellingen gezamenlijk voor
circa € 170 miljoen aan afspraken over zorgvernieuwing. Door middel van
een eerdere aanwijzing aan het College tarieven gezondheidszorg (CTG) is dit
voor het jaar 2004 en verder onmogelijk gemaakt. Er is bij het inboeken van
de ombuigingen rekening mee gehouden dat instellingen in ieder geval een deel
van de zorgvernieuwingsafspraken kunnen omzetten in productieafspraken. Door
LVT en Arcares is gesteld dat instellingen niet goed in staat zijn om de zorgvernieuwingsactiviteiten
in productieafspraken om te zetten. Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik
toegezegd dat, afhankelijk van de mate waarin LVT en Arcares hun stelling
kunnen onderbouwen, voor het jaar 2004 aan de budgetten van deze instellingen
geld voor zorgvernieuwing kan worden toegevoegd. Onderbouwing door LVT en
Arcares heeft plaatsgevonden op basis van een onafhankelijk accountantsonderzoek,
uitgevoerd door PWC. Naar aanleiding hiervan is besloten voor het jaar 2004 €
40,4 miljoen beschikbaar te stellen voor zorgvernieuwing aan de verpleeghuizen
en thuiszorginstellingen die daarover in 2003 bestedingsafspraken gemaakt
hebben. Iedere instelling krijgt, mits geaccordeerd door het zorgkantoor,
naar rato van de in 2003 bestede middelen zijn aandeel. Op de lokale component
2004 vindt nacalculatie plaats op basis van de werkelijke kosten voor projecten.
Het totale definitieve bedrag aan lokale component kan echter nooit meer bedragen
dan het maximum van € 40,4 miljoen.
De Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn bij brief 13 mei 2004
(kenmerk Z/P-2479829 en Z/P-2479833) van de zakelijke inhoud van de aanwijzing
op de hoogte gebracht. Tevens heeft op 13 mei 2004 (kenmerk Z/P-2479809) het
College tarieven gezondheidszorg een afschrift van de voorgenomen aanwijzing
ontvangen. Bij brief van 26 mei 2004 heeft het CTG laten weten geen inhoudelijke
opmerkingen te hebben bij de voorgenomen aanwijzing.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C.I.J.M. Ross-van Dorp.