De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 15 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);
Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;
Besluit:
Artikel I
De Tijdelijke regeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt vervat in een paragraaf 1, waarvan het opschrift komt te luiden:
Paragraaf 1. Begripsbepalingen
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel h, door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
i. verordening (EG) nr. 2792/1999: verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);
j. aquacultuur: aquacultuur als bedoeld in bijlage III, onderdeel 2.2 van verordening (EG) nr. 2792/1999;
k. ondernemer: natuurlijk persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die voor eigen rekening en risico een bedrijf uitoefent of voornemens is uit te oefenen.
C
De artikelen 2 tot en met 12 worden vervat in een paragraaf 2, waarvan het opschrift komt te luiden:
Paragraaf 2. Subsidie voor capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij
D
Artikel 10 vervalt.
E
Na artikel 12 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:
Paragraaf 3
Subsidie voor innovatie in aquacultuur
Artikel 12a
1. De minister kan ter stimulering van innovatie in aquacultuur op aanvraag subsidie verstrekken aan een ondernemer of een samenwerkingsverband van ondernemers voor projecten die naar het oordeel van de minister van collectief belang zijn, verder gaan dan wat normaal tot het werkterrein van een particuliere onderneming behoort en vallen in één van de volgende, in artikel 15 van verordening (EG) nr. 2792/1999 bedoelde, categorieën:
a. het ontwikkelen van collectieve aquacultuuruitrusting;
b. het herstructureren of verbeteren van aquacultuurinstallaties;
c. het ontwikkelen en opzetten van vraaggestuurde productieketens voor kweekvis;
d. het ontwerpen en toepassen van systemen voor de verbetering van de kwaliteit, de traceerbaarheid en de hygiënische omstandigheden van kweekvis.
2. De subsidieverlening wordt geweigerd aan ondernemers die een bedrijf uitoefenen dat is gericht op onderzoek, scholing, opleiding, voorlichting, advies of begeleiding.
Artikel 12b
Een subsidie voor een project als bedoeld in artikel 12a wordt slechts verstrekt indien:
a. de subsidiabele kosten van het project voor ten minste 60% worden gefinancierd door de subsidieaanvrager;
b. de subsidiabele kosten van het project voor ten minste 5% worden gefinancierd door een ander bestuursorgaan dan de minister;
c. het project binnen drie jaar na de aanvang ervan en uiterlijk op 1 mei 2008 is uitgevoerd;
d. binnen een jaar na de subsidieverlening een aanvang is gemaakt met de uitvoering van het project;
e. de subsidiabele kosten van het project meer bedragen dan € 10.000,–;
f. het project wordt uitgevoerd buiten een regio met doelstelling 1 als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (PbEG L 161);
g. de financiering van het project gedekt is.
Artikel 12c
1. Subsidie wordt niet verstrekt indien met de uitvoering van het project een aanvang is gemaakt alvorens de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd. Onder het maken van een aanvang wordt in ieder geval begrepen het aangaan van verplichtingen.
2. Subsidie wordt niet verstrekt indien het project naar het oordeel van de minister:
a. bijdraagt aan een vergroting van de productie van forel, paling, meerval, zeebaars en zeebrasem;
b. betrekking heeft op open intensieve kweeksystemen met een hoge nutriënteninput;
c. betrekking heeft op siervissen;
d. betrekking heeft op aquacultuur van dieren die niet mogen worden gehouden op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren of het project in strijd is met overige wet- of regelgeving.
Artikel 12d
Tot de subsidiabele kosten van het project behoren uitsluitend de volgende kosten, voor zover zij naar het oordeel van de minister noodzakelijk zijn en rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het project:
a. kosten van apparatuur of voorzieningen;
b. kosten van aankoop, bouw of modernisering van gebouwen;
c. kosten van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 12k, tweede lid, onderdeel b, voor zover deze niet meer bedragen dan € 2500,–;
d. loonkosten, voor zover deze kosten betrekking hebben op personeel dat ten behoeve van het project is ingezet, berekend op basis van het brutojaarloon volgens de verzamelloonlijst van de betrokken medewerkers, exclusief volledige winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, te delen door 1600;
e. kosten van de door de aanvrager ten behoeve van het project verrichte arbeid, te waarderen tegen € 30,– per uur, en
f. kosten voor architecten, ingenieurs en overige deskundigen, die uit hoofde van hun beroep adviezen verstrekken;
met dien verstande dat de onder d, e en f bedoelde kosten tezamen tot ten hoogste 12% van de onder a en b bedoelde kosten als subsidiabele projectkosten kunnen worden aangemerkt.
Artikel 12e
De subsidie, bedoeld in artikel 12a, bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten.
Artikel 12f
1. Op een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 12a is artikel 7, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een projectplan waarin in ieder geval op een naar het oordeel van de minister kenbare wijze de volgende onderdelen zijn opgenomen:
a. een beschrijving van de inhoud, de geografische locatie, de doelstellingen en de activiteiten van het project;
b. een gespecificeerde begroting van de kosten;
c. de wijze waarop het project wordt gefinancierd en uitgevoerd;
d. de planning van de uitvoering;
e. de financiële planning van de uitvoering.
3. Indien de subsidie wordt aangevraagd door een samenwerkingsverband, gaat de aanvraag tevens vergezeld van het aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende samenwerkingscontract, met daarin in ieder geval een overzicht van de deelnemers aan het samenwerkingsverband alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers.
4. Indien de subsidie wordt aangevraagd door een rechtspersoon dan wel een samenwerkingsverband waaraan één of meer rechtspersonen deelnemen, gaat de aanvraag tevens vergezeld van de statuten van de betrokken rechtspersoon of rechtspersonen.
Artikel 12g
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 12a kan worden ingediend in de periode van 21 juni 2004 tot en met 31 augustus 2004.
2. Voor de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het subsidieplafond € 3.000.000,–.
Artikel 12h
1. De minister beoordeelt of en in welke mate het project:
a. innovatief is;
b. economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal;
c. bijdraagt aan een duurzame aquacultuur;
d. een uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door andere bedrijven.
2. De minister stelt een rangschikking op van projecten, waarbij projecten:
a. hoger worden gerangschikt naarmate deze naar het oordeel van de minister meer voldoen aan de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, genoemde criteria;
b. vervolgens hoger worden gerangschikt naarmate de financiële bijdrage van de aanvrager van het project hoger is, in vergelijking met de subsidiabele kosten.
Artikel 12i
De minister voorziet binnen drie maanden na afloop van de termijn, genoemd in artikel 12g, eerste lid, in een gelijktijdige beslissing op de aanvragen aan de hand van de rangschikking, bedoeld in artikel 12h, tweede lid.
Artikel 12j
1. De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan, bedoeld in artikel 12f, tweede lid.
2. Wijzigingen in het projectplan zijn toegestaan mits:
a. deze geen wijzigingen betreffen van de doelstelling van het project, en
b. deze vooraf, na melding aan LASER, zijn goedgekeurd door de minister.
3. De minister deelt de subsidieontvanger mee of en in welke mate de wijziging van het projectplan gevolgen heeft voor de verleende subsidie of voor de bij de verlening van de subsidie vastgestelde verplichtingen.
4. Een wijziging als bedoeld in het tweede lid heeft niet tot gevolg dat de subsidie wordt vastgesteld op een hoger bedrag dan het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 12i, ten hoogste kan worden vastgesteld.
5. Indien het project langer duurt dan één jaar, rapporteert de subsidieontvanger elk jaar in de vorm van een tussenverslag over de voortgang van het project. Dit verslag bestaat ten minste uit een beschrijving van:
a. de activiteiten die tot dan toe in het kader van het project zijn verricht, en
b. de mate waarin deze activiteiten hebben bijgedragen aan de in het projectplan omschreven doestellingen.
6. De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit naar het oordeel van de minister te allen tijde op eenvoudige en duidelijk wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 12d onderscheiden subsidiabele kosten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten en de kosten voor eigen arbeid een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording aanwezig is.
Artikel 12k
1. Binnen vier maanden na afloop van de uitvoering van het project dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij LASER op een daartoe vastgesteld formulier.
2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van een eindverslag van het project dat bestaat uit:
a. een beschrijving van de activiteiten die in het kader van het project zijn verricht, de mate waarin deze activiteiten hebben bijgedragen aan de in het projectplan omschreven doelstellingen, de kennis en informatie die tijdens het project zijn opgedaan en de wijze waarop deze kennis en informatie openbaar is of zal worden gemaakt;
b. een financiële verantwoording van het project, alsmede een verklaring van een accountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de in deze regeling neergelegde bepalingen.
Artikel 12l
De minister kan in het kader van de beleidsontwikkeling inzake aquacultuur gebruik maken van de kennis en informatie die tijdens het project zijn opgedaan en zijn neergelegd in het eindverslag, bedoeld in artikel 12k, tweede lid, en deze kennis en informatie zo nodig openbaar maken.
Artikel 12m
De accountant of accountant-administratieconsulent, bedoeld in artikel 12k, tweede lid, onderdeel b, controleert of voldaan is aan de in deze regeling neergelegde bepalingen met inachtneming van het door LASER vastgestelde en bij de beschikking tot subsidieverlening gevoegde controleprotocol.
Artikel 12n
De subsidieontvanger bewaart de originele projectadministratie tot en met 2012.
Artikel 12o
De minister stelt de subsidie vast binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 12k, eerste lid.
Artikel 12p
1. De minister kan de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 12a op aanvraag ten hoogste eenmaal per zes maanden een voorschot verlenen.
2. Het totaal van de verleende voorschotten bedraagt niet meer dan 80% van het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 12i, ten hoogste kan worden vastgesteld.
3. Een aanvraag tot verlening van een voorschot gaat vergezeld van een overzicht van de liquiditeitsbehoefte.
4. Een voorschot wordt in ieder geval niet verleend indien de subsidieontvanger naar het oordeel van de minister niet heeft voldaan aan artikel 12j, vijfde lid.
F
Na artikel 12p wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12q
1. Met het toezicht op de naleving van deze regeling zijn belast de ambtenaren van LASER en de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. De toezichthouders, bedoeld in het eerste lid, beschikken niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
G
De artikelen 12q tot en met 14 worden vervat in een paragraaf 4, waarvan het opschrift komt te luiden:
Paragraaf 4. Slotbepalingen
H
In artikel 14 wordt ‘Tijdelijke regeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij 2000’ vervangen door: Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur.
I
Artikel 14a vervalt.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Bij verordening (EG) nr. 1263/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (Pb. L 161) is het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) ingesteld. Het FIOV heeft tot doel bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het ondersteunt structurele acties in de visserijsector, teneinde de herstructurering van de visserijsector te bevorderen.
Bij verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 (PbEG L 337) (hierna: de FIOV-verordening) zijn de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor genoemde structurele acties vastgesteld. Het FIOV kan onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden en voor de in deze verordening omschreven acties en maatregelen bijstand verlenen.
Acties en maatregelen die met een financiële bijdrage van het FIOV worden uitgevoerd zijn op grond van voornoemde verordening nr. 1263/1999 onderworpen aan een meerjarenprogramma dat is goedgekeurd door de Europese Commissie (een zogenoemd enkelvoudig programmeringsdocument (EPD). Het EPD bevat onder meer een beschrijving van de door de lidstaat voorgenomen acties en maatregelen die richting geven aan de herstructurering van de visserijsector van een lidstaat in het licht van de doelstellingen van het FIOV en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze acties en maatregelen sluiten aan bij de in de FIOV-verordening beschreven acties en maatregelen.
In het door de Europese Commissie goedgekeurde EPD voor de structurele bijstandsverlening van de Gemeenschap in de visserijsector in Nederland met betrekking tot de periode van 29 december 2000 tot en met 31 december 2006 zijn de voorgenomen maatregelen ten behoeve van de herstructurering van de Nederlandse visserijsector vastgelegd. Een van deze maatregelen betreft het stimuleren van door het bedrijfsleven uitgevoerde acties van collectief belang op de in artikel 15, derde lid, van de FIOV-verordening genoemde terreinen. Met de onderhavige regeling geeft de minister gevolg aan de in het EPD voorgenomen maatregel om door het bedrijfsleven uitgevoerde acties van collectief belang te stimuleren op het terrein van de aquacultuur. Daartoe wordt in de bestaande Tijdelijke regeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij 2000 de paragraaf ‘Subsidie voor innovatie in aquacultuur’ ingevoegd.
De onderhavige regeling is aan te merken als een door de Europese Unie gecofinancierde maatregel als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de FIOV-verordening. Wat betreft de hoogte van de te verstrekken subsidies is in de regeling geheel aangesloten bij de FIOV-verordening. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de FIOV-verordening zijn in een degelijk geval de artikelen 87, 88 en 89 van het EG-verdrag betreffende steunmaatregelen niet van toepassing. De onderhavige regeling hoeft derhalve niet ter goedkeuring aan de Europese Commissie te worden aangeboden.
Het doel van de regeling is de innovatie in aquacultuur te stimuleren (artikel 12a). De minister tracht het doel van de regeling te bereiken door projecten te subsidiëren die vallen binnen één van de vier in artikel 12a, eerste lid, omschreven categorieën. Bij de categorie ‘herstructureren en verbeteren van aquacultuurinstallaties’ kan gedacht worden aan de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde productietechnieken of productieprocessen. Deze nieuwe of verbeterde technieken of processen kunnen bijvoorbeeld leiden tot een vermindering van de milieubelasting. De categorie ‘ontwikkelen en opzetten van vraaggestuurde productieketens voor kweekvis’ is opgenomen omdat de viskweek in Nederland een zwakke interne organisatiegraad kent en productiegestuurd is. Door projecten die in deze categorie vallen te subsidiëren, wordt beoogd de organisatiegraad te verbeteren en de productie meer af stemmen op de behoeften en wensen van de consument.
Acties en maatregelen met betrekking tot regio’s die door de Raad van de Europese Unie zijn aangewezen als gebied met een ontwikkelingsachterstand (zogenoemde doelstelling 1-regio’s) zijn niet aan een EPD onderworpen. Acties en maatregelen voor deze regio’s worden op basis van afzonderlijke communautaire programma’s ten uitvoer gelegd. Flevoland is een doelstelling 1-regio. Subsidie wordt derhalve slechts verstrekt indien het project wordt uitgevoerd buiten Flevoland (artikel 12b, onderdeel f).
Aangezien uit hoofde van de Regeling een beperkt bedrag aan subsidie voor innovatie in aquacultuur kan worden verleend, is het van belang dat de subsidie wordt verleend aan de projecten die het meest bijdragen aan de doelstelling van de Regeling. Om deze reden is gekozen voor een zogenoemde tenderprocedure. Dit betekent dat de minister beoordeelt of en in welke mate het project innovatief is, economisch of technisch perspectief heeft voor toepassing op praktijkschaal, bijdraagt aan een duurzame aquacultuur en een uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door andere bedrijven en aan de hand van deze beoordeling een rangschikking van projecten maakt (artikel 12h).
De rangschikking is zodanig opgebouwd dat naarmate een project meer voldoet aan de genoemde criteria, het hoger wordt gerangschikt. Bij de rangschikking wordt tevens rekening gehouden met de hoogte van de eigen financiële bijdrage (artikel 12h, tweede lid, onder b), zodat een aanvraag waarin een hogere eigen financiële bijdrage is voorzien eerder voor subsidie in aanmerking komt. Dit kan aanvragers stimuleren om minder dan het maximale bedrag dat aan subsidie kan worden verstrekt, aan te vragen. Op deze wijze zouden meer projecten gesubsidieerd kunnen worden.
In de regeling is een limitatieve opsomming opgenomen van de subsidiabele kostensoorten (artikel 12d). Het gaat daarbij uiteraard slechts om kosten die noodzakelijk zijn voor en rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het project. Van een subsidie-ontvanger mag worden verwacht dat hij de subsidiabele kosten binnen de grenzen van zijn mogelijkheden zoveel mogelijk tracht te beperken. De kosten die niet worden genoemd in artikel 12d, zoals de kosten van het verrichten van onderzoek naar (mogelijkheden voor) aquacultuur, de ten behoeve van de financiering van het project te betalen rente en kosten, de kosten van aanschaf van vervoermiddelen en de kosten van sanering van gebouwen of gronden, zijn niet subsidiabel.
Projecten waarmee ten tijde van het bevestigen van de aanvraag tot subsidieverlening reeds is aangevangen, komen niet in aanmerking voor subsidie (artikel 12c, eerste lid). Na de ontvangstbevestiging van de aanvraag tot aan de datum van de beschikking tot subsidieverlening kan de aanvrager voor eigen rekening en risico een aanvang maken met de uitvoering van het project. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het aangaan van verplichtingen, zoals het afsluiten van contracten. Het risico dat de ingediende aanvraag wordt afgewezen, terwijl reeds verplichtingen zijn aangegaan, berust geheel bij de aanvrager.
Voorts komen projecten die bijdragen aan een vergroting van de productie van forel, paling, meerval, zeebrasem en zeebaars, projecten die betrekking hebben op open intensieve kweeksystemen met een hoge nutriënteninput, projecten die in strijd zijn met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren of overige wet- of regelgeving en projecten die betrekking hebben op siervissen niet in aanmerking voor subsidie (artikel 12c, tweede lid). Voor de invulling van het begrip siervissen, wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik, hetgeen betekent dat projecten met betrekking tot de kweek van vissen die vanwege hun fraaie vorm en/of kleur als aquariumdieren worden gehouden, niet voor subsidie in aanmerking komen.
De kennis en informatie die met het project is opgedaan zal openbaar dienen te worden gemaakt door de subsidie-ontvanger. De subsidie-ontvanger kan de wijze waarop hij deze kennis en informatie openbaar maakt zelf bepalen (artikel 12k, tweede lid, onderdeel a). Hij kan de kennis en informatie bijvoorbeeld op internet (laten) plaatsen. Ook kan gedacht worden aan de verspreiding van de kennis en informatie via het productschap Vis, de Nederlandse vereniging van viskwekers of het Innovatieplatform aquacultuur.
Overigens heeft ook de minister de mogelijkheid de met het project opgedane kennis en informatie openbaar te maken (artikel 12l).
Uit oogpunt van harmonisatie en overzichtelijkheid is niet gekozen voor de vaststelling van een nieuwe subsidieregeling, maar voor de wijziging van de bestaande subsidieregeling ‘Tijdelijke regeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij 2000’, in die zin dat een aantal bepalingen met betrekking tot subsidie voor innovatie in aquacultuur worden ingevoegd. Dit is ook in lijn met de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 8 april 2004 (de zogenoemde pakketbrief), waarin is aangegeven dat gestreefd wordt naar een vermindering van het aantal LNV regels.
Na de wijziging zal de regeling worden aangehaald als: Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur. Te zijner tijd zal de Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur worden opgenomen in de reeds in de pakketbrief genoemde integrale subsidieregeling op het gebied van visserij.
Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat met de onderhavige wijziging geen nieuwe periode wordt vastgesteld waarbinnen aanvragen om subsidie voor capaciteitsvermindering van de IJsselmeervisserij kunnen worden ingediend.
Evenals de bestaande Tijdelijke regeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij 2000, is de paragraaf ‘Subsidie voor innovatie in aquacultuur’ gebaseerd op de Kaderwet LNV-subsidies. Deze wet alsmede titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op subsidie die op grond van deze paragraaf wordt verstrekt.
Ervan uitgaande dat het project maximaal een jaar duurt en dat geen voorschotten worden gevraagd, zal de informatieverplichting op grond van de subsidieaanvraag voor innovatie in aquacultuur van een ondernemer naar verwachting gemiddeld 85 uren vergen. De administratieve lastendruk bedraagt dan volgens de door LNV gehanteerde berekeningsmethodiek € 4.492,– (85 uren x € 30,– plus de kosten van een accountantsverklaring).
Bovengenoemde informatieverplichtingen hebben betrekking op 10 tot 15 ondernemers. De totale administratieve lasten liggen derhalve tussen de € 44.920,– en € 67.380,–.
Indien het project langer duurt dan een jaar en de ondernemer besluit tot het aanvragen van een voorschot bedraagt de administratieve lastendruk per ondernemer € 5.332,– en ligt de totale administratieve lastendruk tussen de € 53.320,– en € 79.980,–.
Hoewel de administratieve lastendruk per ondernemer absoluut gezien hoog is, gaat het in het algemeen om grootschalige projecten waarvan de subsidiabele kosten vele malen hoger zijn dan de gemiddelde administratieve lasten.
Het AdviesCollege Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL) heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de onderhavige regeling.
Naar aanleiding van de onderhavige regeling is een brochure opgesteld, waarin nadere informatie is opgenomen met betrekking tot subsidie voor innovatie in aquacutluur. Deze brochure is te verkrijgen bij LASER. De brochure kan ook via internet worden geraadpleegd.