Wijziging Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Circulaire aan:

- de korpschefs van de regionale politiekorpsen;

- de leiding van particuliere recherchebureaus

- het College Bescherming Persoonsgegevens

Onderdeel: Dienst Bestuurszaken

Datum: 7 juni 2004

Kenmerk: 5278986/DBZ/04

Aard: Bekendmaking gewijzigde voorschriften / verzoek om medewerking

Onderwerp: Wijziging Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in verband met de Wet bescherming persoonsgegevens

Voorliggende circulaire vormt een wijziging van een onderdeel van mijn Circulaire particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus van 16 maart 1999 (nr. 752511/DBZ/99, Stcrt. 1990, nr. 60). Deze wijziging betreft de toevoeging van beleidsregels omtrent de procedure van aanmelding van gegevensverwerking bij het College Bescherming Persoonsgegevens in relatie tot de aanvraag van een vergunning voor het instandhouden van een particulier recherchebureau op grond van de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (Wpbr).

Circulaire

Aan de circulaire wordt een nieuw onderdeel 9 toegevoegd, dat het huidige onderdeel 9 zal vervangen en als volgt komt te luiden:

9. Wet bescherming persoonsgegevens

relevante artikelen: artikelen 27 en 31 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning voor het instandhouden van een recherchebureau is vereist dat de aanvrager aantoont dat de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van de recherchewerkzaamheden, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, is gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Deze melding vindt plaats op grond van artikel 27 Wbp. Het CBP bevestigt een melding van een verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden, als bedoeld in artikel 2 Wpbr, schriftelijk aan de melder. Uit deze bevestiging blijkt of het CBP een voorafgaand onderzoek instelt. Indien de aanvrager geen ontvangstbevestiging van het CBP overlegt aan de Minister van Justitie, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Indien het CBP na het beëindigen van een voorafgaand onderzoek verklaart dat een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden onrechtmatig is, adviseert het CBP de melder de verwerking aan te passen en een nieuwe dan wel gewijzigde melding te doen bij het CBP. Indien het CBP verklaart dat een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden onrechtmatig is en de verantwoordelijke geen gebruik maakt van de geboden mogelijkheden om een nieuwe dan wel gewijzigde melding te doen, bericht het CBP aan de Minister van Justitie omtrent de uitkomst van het voorafgaand onderzoek en de geboden hersteltermijn die is verlopen zonder dat de verantwoordelijke gebruik gemaakt heeft van die hersteltermijn. De Minister van Justitie zal in deze situatie overgaan tot weigering of intrekking van de gevraagde of verleende vergunning, waarbij aan een door het betrokken recherchebureau eventueel ingesteld bezwaar of beroep geen schorsende werking zal worden toegekend.

De Minister van Justitie,J.P.H. Donner.

Samenwerkingsovereenkomst inzake vergunningverlening op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de melding en het voorafgaand onderzoek op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens met betrekking tot particuliere recherchebureaus

Ondergetekenden:

De Minister van Justitie, ten deze vertegenwoordigd door de directeur Bestuurszaken van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties, M.J. Kuipers, hierna ook te noemen: `DBZ'

en

Het College bescherming persoonsgegevens, ten deze vertegenwoordigd door het collegelid U. van de Pol, hierna ook te noemen: `CBP';

Overwegen dat:

1. De Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) stelt regels voor recherchebureaus, waarbij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een belangrijke rol speelt.

2. In de Wpbr wordt onder recherchewerkzaamheden verstaan: het vergaren en analyseren van gegevens. In de Wpbr wordt verstaan onder recherchebureau: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover de werkzaamheden worden verricht op verzoek van een derde in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebben op een of meer bepaalde natuurlijke personen.

3. De Minister van Justitie verleent een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden indien, gelet op de antecedenten van de aanvrager of degenen die het beleid van de aanvrager bepalen, naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 6 tot en met 10 van de Wpbr gestelde regels en ook overigens zal worden gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een goed recherchebureau in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.

4. De Minister van Justitie kan aan de houder van een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden een bestuurlijke boete opleggen, dan wel de vergunning tot het verrichten van recherchewerkzaamheden intrekken, ingeval van overtreding door de vergunninghouder van bepaalde bij of krachtens de Wpbr gestelde regels dan wel vergunningvoorschriften, als vermeld in artikel 15 respectievelijk 14 van de Wpbr.

5. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) stelt regels voor het verwerken van persoonsgegevens, ter bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

6. In de Wbp wordt onder persoonsgegeven verstaan: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. In de Wbp wordt onder verwerking van persoonsgegevens verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bewerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.

7. Het CBP heeft tot taak toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij of krachtens de wet bepaalde en vervult overigens de taken hem bij wet en ingevolge verdrag opgedragen.

8. Een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, dient, alvorens met de verwerking wordt aangevangen, te worden gemeld bij het CBP. Een niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, dient te worden gemeld bij het CBP indien de verwerking is onderworpen aan voorafgaand onderzoek.

9. Het CBP stelt een voorafgaand onderzoek in, indien de verantwoordelijke:

a. een nummer ter identificatie van personen voornemens is te verwerken voor een ander doeleinde dan waarvoor het nummer specifiek bestemd is teneinde gegevens in verband te kunnen brengen met gegevens die worden verwerkt door een andere verantwoordelijke, tenzij het gebruik van het nummer geschiedt voor de gevallen als omschreven in artikel 24 van de Wbp;

b. voornemens is gegevens vast te leggen op grond van eigen waarneming zonder de betrokkene daarvan op de hoogte te stellen, of

c. anders dan krachtens een vergunning op grond van de Wpbr voornemens is strafrechtelijke gegevens of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag te verwerken ten behoeve van derden.

10. Indien het CBP een voorafgaand onderzoek instelt besluit het binnen vier weken na de melding schriftelijk of het tot een nader onderzoek overgaat. Het nader onderzoek leidt in principe tot een verklaring omtrent de rechtmatigheid van de gegevensverwerking.

11. In de regel zal een aanvrager van een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden verplicht zijn de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van de krachtens de aangevraagde vergunning te verrichten recherchewerkzaamheden te melden bij het CBP. In bepaalde gevallen zal deze melding van voorgenomen verwerking van persoonsgegevens vatbaar zijn voor een voorafgaand onderzoek. Dit zal in het bijzonder het geval zijn indien er sprake is van de hierboven onder punt 9b genoemde verwerking.

12. Indien het CBP een verklaring als bedoeld in artikel 25 WBP heeft afgegeven met betrekking tot een gedragscode voor recherchebureaus, zal het CBP geen nader onderzoek instellen indien uit het voorafgaand onderzoek blijkt dat de melder van de gegevensverwerking heeft verklaard de bepalingen van de gedragscode na te leven en deze in een beschrijving of werkinstructie nader heeft geconcretiseerd. Het voorgaande is niet van toepassing indien er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Als bijzondere omstandigheid kan onder meer worden aangemerkt de omstandigheid dat reeds recherchewerkzaamheden worden verricht op het moment van de melding, dan wel reeds gebleken overtreding van de bepalingen van de gedragscode door de melder.

13. Met de navolgende procedurele afspraken beogen partijen een effectievere invulling te geven van hun taken en bevoegdheden in het kader van de vergunningverlening respectievelijk de procedure van melding en voorafgaand onderzoek.

en verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

Toepasselijkheid

1. Deze overeenkomst heeft uitsluitend betrekking op de taken en bevoegdheden van partijen met betrekking tot recherchebureaus en (voorgenomen) recherchewerkzaamheden, dan wel de (voorgenomen) verwerking van persoonsgegevens in het kader daarvan. Bovendien heeft de onderhavige overeenkomst uitsluitend betrekking op de procedure tot vergunningverlening en -intrekking, respectievelijk de oplegging van een boete, in het kader van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus door de Minister van Justitie en de procedure van melding en voorafgaand onderzoek door het CBP. Onder melding en voorafgaand onderzoek wordt mede begrepen de verklaring omtrent de rechtmatigheid waartoe het voorafgaand onderzoek kan leiden.

Vergunningverlening en -intrekking

2. De Minister van Justitie vereist voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden, dat blijkt dat de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van de recherchewerkzaamheden, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, is gemeld bij het CBP.

3. De DBZ bevestigt de ontvangst van een aanvraag tot een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden schriftelijk aan de aanvrager van de vergunning. Van deze bevestiging stuurt de DBZ een afschrift aan het CBP. Indien de aanvrager geen ontvangstbevestiging van het CBP overlegt aan de DBZ, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. De aanvrager ontvangt hierover een bericht, waarvan het CBP een afschrift ontvangt.

4. Indien een aanvraag tot een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden wordt ingetrokken, bevestigt de DBZ dit aan de aanvrager van de vergunning. Van deze bevestiging stuurt de DBZ een afschrift aan het CBP.

5. De DBZ zendt maandelijks een overzicht van de verleende vergunningen naar het CBP.

6. De DBZ geeft in geval van een beslissing tot het niet verstrekken van een vergunning, een intrekking van de vergunning of het opleggen van een bestuurlijke boete, een afschrift van dit besluit aan het CBP. Een afschrift wordt enkel gestuurd in die gevallen waarin de maatregel werd getroffen naar aanleiding van een schending of schendingen van de Wbp.

Melding en voorafgaand onderzoek

7. Het CBP bevestigt een melding van een verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden, als bedoeld in artikel 2 van de Wpbr1, schriftelijk aan de melder. Uit deze bevestiging blijkt of het CBP een voorafgaand onderzoek instelt. Van de bevestiging stuurt het CBP een afschrift aan de DBZ.2

8. Indien het CBP een voorafgaand onderzoek instelt stuurt het CBP een afschrift van de beslissing of het tot een nader onderzoek overgaat aan de DBZ. Indien het CBP een nader onderzoek instelt, zendt het CBP een afschrift van de verklaring omtrent de rechtmatigheid van de gegevensverwerking aan de DBZ.

9. Indien het CBP een voorafgaand onderzoek beëindigt, doet het CBP hiervan schriftelijk mededeling aan de melder. Van deze mededeling stuurt het CBP een afschrift aan de DBZ.

10. Indien het CBP verklaart dat een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden onrechtmatig is, adviseert het CBP de melder de verwerking aan te passen en een nieuwe dan wel gewijzigde melding te doen bij het CBP. Ten aanzien van een nieuwe dan wel gewijzigde melding geldt de onderhavige overeenkomst onverkort.

11. Indien het CBP verklaart dat een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in het kader van het verrichten van recherchewerkzaamheden onrechtmatig is en de verantwoordelijke geen gebruik maakt van de geboden mogelijkheden genoemd in punt 10, bericht het CBP aan de DBZ omtrent de uitkomst van het voorafgaand onderzoek en de geboden hersteltermijn die is verlopen zonder dat de verantwoordelijke gebruik gemaakt heeft van die hersteltermijn. DBZ zal in deze situatie overgaan tot weigering of intrekking van de gevraagde vergunning, waarbij aan een door het betrokken recherchebureau eventueel ingesteld bezwaar of beroep geen schorsende werking zal worden toegekend.

12. Deze overeenkomst wordt gesloten tussen het CBP en de DBZ. Verantwoordelijken, betrokkenen, vergunningaanvragers, vergunninghouders als bedoeld in de Wpbr en de Wbp kunnen aan deze overeenkomst geen rechten ontlenen.

Bezwaar- en beroepsprocedures

13. Indien tegen enig besluit, in de procedures waarop deze overeenkomst betrekking heeft, bezwaar dan wel beroep wordt ingesteld, berichten partijen elkaar daarvan voor zover er bezwaar of beroep wordt ingesteld tegen een besluit genomen op grond van een schending of schendingen van de Wbp, alsmede van het verloop en de uitkomst van de betreffende procedure.

Overige aspecten

14. Indien bij verdere taakuitoefening door de DBZ en het CBP, in het bijzonder als uitkomst van onderzoek, feiten of omstandigheden blijken die voor de andere partij van belang zijn, zullen deze aan de andere partij medegedeeld worden.

15. Deze overeenkomst zal na ondertekening in de Staatscourant bekend gemaakt worden.

Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend,

te Den Haag op 11 december 2003.

Ministerie van Justitie,

namens deze,

M.J. Kuipers, directeur Bestuurszaken.

te Den Haag op 16 december 2003.

College Bescherming Persoonsgegevens,

namens deze,

U. van de Pol, collegelid.

1 Indien uit de melding of het voorafgaand onderzoek onvoldoende blijkt of het doel van de verwerking, het verrichten van recherchewerkzaamheden als bedoeld in artikel 2 van de Wpbr betreft, zal het CBP hierover met de DBZ in overleg kunnen treden.

2 Indien een aanvrager van een vergunning voor het verrichten van recherchewerkzaamheden stelt dat de verplichting de voorgenomen gegevensverwerking bij het CBP te melden niet van toepassing is, zal de DBZ hierover met het CBP in overleg kunnen treden. Het CBP kan op basis van dit overleg een onderzoek instellen, waarvan het de uitkomst aan de aanvrager en in afschrift aan de DBZ doet toekomen.

Naar boven