Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Staatstoezicht op de Mijnen 2004

Besluit van de Minister van Justitie d.d. 1 juni 2004, nr. 5289943/504/AJT, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij het Staatstoezicht op de Mijnen

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 17, eerste lid, aanhef en onder ten tweede, van de Wet op de economische delicten, artikel 142, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en op het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2;

b. Staatstoezicht op de Mijnen: de dienst Staatstoezicht op de Mijnen van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 2

Maximaal 40 ambtenaren werkzaam bij het Staatstoezicht op de Mijnen en belast met de opsporing van strafbare feiten, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. de Mijnbouwwet, de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst;

b. de Wet Milieugevaarlijke stoffen, de Wet explosieven voor civiel gebruik en de Wet Milieubeheer, voor zover het betreft de activiteiten, bedoeld in artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet;

c. de Kernenergiewet, de Warenwet, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder en de Wet inzake de luchtverontreiniging, voor zover het betreft de activiteiten, bedoeld in artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet;

d. de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet 1998, voor zover het betreft de activiteiten, bedoeld in artikel 49, eerste en vijfde lid, van de Mijnbouwwet;

e. andere wetten, voor zover hij daarmee in een concreet opsporingsonderzoek door een officier van justitie wordt belast, voor de duur van dat onderzoek.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland, inclusief het Nederlandse deel van het continentaal plat.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 5

De Inspecteur-generaal der Mijnen brengt jaarlijks, vóór 1 april over het jaar daaraan voorafgaand, aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december van dat jaar werkzaam was bij het Staatstoezicht op de Mijnen;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte opsporingsactiviteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.

Artikel 6

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Staatstoezicht op de Mijnen 20031 wordt ingetrokken.

Artikel 7

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 6 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit te zijn.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie in de Staatscourant en vervalt met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Staatstoezicht op de Mijnen 2004.

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 1 juni 2004.
De Minister van Justitie,
namens deze:hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,
H.Ph. Mayer.

Toelichting

Met ingang van 1 september 2003 is de Wet op de gevaarlijke werktuigen geïncorpereerd in de Warenwet. Derhalve behoeft het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Staatstoezicht op de Mijnen 2003 aanpassing. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal redactionele wijzigingen aan te brengen. In verband met de leesbaarheid is gekozen voor de publicatie van een geheel nieuw besluit. Voor wat betreft de geldigheidsduur van dit besluit is aangesloten bij de geldigheidsduur van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Staatstoezicht op de Mijnen 2003.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van het inwerking treden van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van het Staatstoezicht op de Mijnen een nieuwe akte van beëdiging en een nieuw legitimatiebewijs uit te reiken, is in artikel 7 van dit besluit bepaald dat de akten en legitimatiebewijzen van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren hun geldigheid behouden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist.

De Minister van Justitie

namens deze:hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

H.Ph. Mayer

  • 1

    Besluit van 23 december 2002, Stcrt. 248.

Naar boven