Wijziging Regeling Beleidsregels Dierenwelzijn

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 juni 2004, nr. TRCJZ/2004/4052, houdende wijzigingsregeling Beleidsregels Dierenwelzijn

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 17, vierde lid, van het Besluit dierenvervoer 1994 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel I

De Beleidsregels Dierenwelzijn worden als volgt gewijzigd:

A

1. In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘Minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. Artikel 1, onderdeel b, vervalt.

3. De onderdelen c tot en met e worden geletterd b tot en met d.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Na constatering van een overtreding als bedoeld in artikel 2, geeft de minister de verantwoordelijke voor de desbetreffende vervoersonderneming een eerste schriftelijke waarschuwing waarin de geconstateerde overtreding wordt omschreven en waarin wordt gemeld dat indien binnen twee jaar opnieuw een overtreding wordt geconstateerd, er een tweede schriftelijke waarschuwing volgt.

2. Na constatering van een overtreding als bedoeld in artikel 2 binnen twee jaar na de eerste schriftelijke waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, geeft de minister de verantwoordelijke voor de desbetreffende vervoersonderneming een tweede schriftelijke waarschuwing waarin de geconstateerde overtreding wordt omschreven en waarin wordt gemeld dat indien binnen twee jaar opnieuw een overtreding wordt geconstateerd de erkenning van de vervoersonderneming wordt geschorst danwel wordt ingetrokken.

3. Een waarschuwing als bedoeld in het eerste of tweede lid, vervalt vanaf twee jaar na de datum waarop deze is verzonden, tenzij de personen werkzaam bij de desbetreffende vervoersonderneming binnen dit tijdvak een of meer nieuwe overtredingen hebben begaan.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

Een schorsing als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 3 en 7, onderdeel a, van deze beleidsregels wordt opgeheven indien de verantwoordelijke persoon van een vervoersonderneming een ten genoegen van de minister opgesteld protocol overlegt en dit protocol door de minister is goedgekeurd.

D

Er wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

1. Een protocol, als bedoeld in artikel 6, bevat in ieder geval een beschrijving van:

a. de aard en de omstandigheden van de overtredingen;

b. de wijze waarop het voorkomen van de overtredingen is aangepakt;

c. de maatregelen die zijn genomen om overtredingen in de toekomst te voorkomen, en

d. een beschrijving van het algemene bedrijfsproces.

2. Het protocol, bedoeld in het eerste lid, wordt binnen ten hoogste drie weken na overlegging daarvan, door de minister beoordeeld.

E

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Indien personen werkzaam bij de desbetreffende vervoersonderneming opnieuw een overtreding begaan:

a. binnen twee jaar na de datum waarop de periode van schorsing of het tijdstip van intrekking, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 3, is beëindigd, schorst de minister de erkenning voor een bepaalde periode of trekt hij de erkenning in met inachtneming van artikel 5;

b. vanaf twee jaar na de datum waarop de periode van schorsing of het tijdstip van intrekking, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 3, is beëindigd, schorst de minister de erkenning voor een bepaalde periode of trekt hij de erkenning in met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 5.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 3 juni 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Gelet op het huidige instrumentarium voor de handhaving van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (Stb. 1993, 6) en aangezien een spoedige totstandkoming van een verordening betreffende het dierentransport op europees niveau op korte termijn niet te verwachten is, worden de Beleidsregels Dierenwelzijn (hierna: de beleidsregels) ten aanzien van het aspect van handhaving aangescherpt. Een goede en adequate handhaving op het gebied van het dierentransport is van belang, zoals ook door de recente media-aandacht werd onderstreept.

Voorts worden de beleidsregels met onderhavige wijziging geconformeerd aan de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB, 29 maart 2002). De bevoegdheid tot schorsen of intrekken van een erkenning die is neergelegd in artikel 17, vierde lid, van het Besluit dierenvervoer strekt niet tot het opleggen van een punitieve sanctie, maar beoogt een reparerende werking. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven concludeerde dat de systematiek van de beleidsregels juist duidt op een punitief sanctiesysteem. Om het reparatoire karakter van de bevoegdheid tot schorsing of intrekking meer te benadrukken, is de systematiek van de beleidsregels als volgt vormgegeven:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) neemt een besluit tot schorsing of intrekking van een erkenning van een vervoersonderneming met inachtneming van de volgende procedure:

1. waarschuwing na eerste overtreding;

2. waarschuwing na tweede overtreding;

3. na de derde overtreding volgt een aanzegging van het voorgenomen besluit tot schorsing of intrekking met een termijn van twee weken om de gelegenheid te bieden tot het naar voren brengen van zienswijzen met betrekking tot het voorgenomen besluit;

4. definitief besluit tot schorsing of intrekking met ingang van bepaalde datum tot op het moment dat aan de hand van een protocol genoegzaam is aangetoond dat afdoende maatregelen zijn getroffen en het bedrijfsproces dusdanig is vormgegeven of aangepast dat overtredingen in de toekomst zullen worden voorkomen;

5. eventuele volgende schorsing of intrekking van de erkenning.

Uitvoering

Bij besluit van d.d. 19 december 2002, nr. TRCJZ/2002/12669, Stcrt. 2002, 248, is aan de directeur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, plaatsvervangend directeur en adjunct-directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees een mandaat verleend voor het nemen van besluiten betreffende het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen verleend aan vervoersondernemingen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit dierenvervoer 1994. Het onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees van de Voedsel en Waren Autoriteit zal derhalve namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij uitvoering geven aan onderhavige beleidsregels.

Toelichting per fase

Fase 1: Eerste overtreding

In geval van een eerste overtreding zendt de minister aan de verantwoordelijke voor de betreffende vervoersonderneming een eerste waarschuwing (artikel 4, eerste lid).

Indien er evenwel sprake is van een overtreding waarbij de dieren ernstig lijden (artikel 3) zendt de minister zonder voorafgaande waarschuwing de voorgenomen beschikking tot schorsing of intrekking aan de verantwoordelijke voor de vervoersonderneming en stelt hij hem in de gelegenheid om zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 5). Indien de verantwoordelijke geen zienswijze naar voren brengt of indien deze zienswijze geen aanleiding geeft tot een ander standpunt van de minister, neemt de minister een beschikking tot schorsing of intrekking van de erkenning.

Fase 2: Tweede overtreding

Indien opnieuw een overtreding wordt begaan binnen twee jaar na de datum waarop de eerste waarschuwing is verzonden, zendt de minister de verantwoordelijke voor de betrokken onderneming een tweede waarschuwing (artikel 4, tweede lid). Een waarschuwing vervalt na een periode van twee jaar. Een overtreding begaan na deze periode wordt dientengevolge aangemerkt als een eerste overtreding waarvoor de verantwoordelijke van de betrokken onderneming wederom een eerste waarschuwing ontvangt (artikel 4, derde lid).

Fase 3: Aanzegging voorgenomen besluit tot schorsing of intrekking met de gelegenheid tot het naar voren brengen van zienswijze (redelijke termijn 2 weken)

Indien opnieuw een overtreding wordt begaan binnen twee jaar na de datum waarop de tweede waarschuwing is verzonden, wordt de voorgenomen beschikking tot schorsing of intrekking van de erkenning aan de verantwoordelijke voor de betrokken onderneming gezonden. Vervolgens krijgt deze verantwoordelijke twee weken de tijd om zijn zienswijze op deze voorgenomen beschikking naar voren te brengen.

Fase 4: Definitief besluit tot schorsing of intrekking, protocol

Indien de overtreder geen zienswijze naar voren heeft gebracht of indien de zienswijze geen aanleiding geeft om af te zien van het voorgenomen besluit tot schorsing of intrekking, wordt het besluit tot schorsing of intrekking van de erkenning genomen.

De schorsing heeft tot doel de overtreder de gelegenheid te bieden orde op zaken te stellen en de nodige maatregelen te treffen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen, zodat overtredingen in de toekomst worden voorkomen. Derhalve duurt de schorsing voort tot het moment dat de overtreder op genoegzame wijze via het protocol heeft aangetoond dat aan dit doel is voldaan. De schorsing wordt dan conform de artikelen 6 en 6a opgeheven vanaf het moment dat de minister het protocol heeft goedgekeurd.

Intrekking vindt plaats wanneer niet aannemelijk is geworden dat de geconstateerde tekortkomingen op genoegzame wijze kunnen worden verholpen.

De verantwoordelijke voor een vervoersonderneming dient een protocol op te stellen waarin wordt ingegaan op de aard en omstandigheden van de overtredingen, de wijze waarop het voorkomen van de overtredingen is aangepakt, de maatregelen die zijn genomen om overtredingen in de toekomst te voorkomen en een beschrijving van het algemene bedrijfsproces. De verantwoordelijke voor een vervoersonderneming verklaart dat het protocol door de vervoersonderneming zal worden nageleefd en dat het beschreven bedrijfsproces in de toekomst geen aanleiding geeft tot overtredingen van de regelgeving omtrent het dierenvervoer. Indien het protocol ten genoegen van de minister is opgesteld, wordt het door de minister goedgekeurd. Waarna de minister de schorsing opheft. Het protocol wordt binnen drie weken na ontvangst beoordeeld.

Fase 5: Eventuele volgende schorsing

Indien binnen twee jaar na afloop van de (laatste) schorsing van de erkenning opnieuw één of meer overtredingen worden begaan, schorst de minister de erkenning opnieuw of trekt hij de erkenning in (artikel 7, onderdeel a).

Een overtreding begaan vanaf twee jaar na de datum waarop de (laatste) schorsing is beëindigd, wordt aangemerkt als een eerste overtreding waarvoor de verantwoordelijke van de betrokken onderneming wederom een eerste waarschuwing ontvangt (artikel 7, onderdeel b).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven