De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gezien artikel 6 van het Convenant bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen van 11 juni 2001;
Besluit:
Artikel 1
Er is een Commissie Monitoring en Evaluatie Bedrijvenregeling (de Commissie).
Artikel 2
De Commissie heeft tot taak:
a. het monitoren en evalueren van de werking, de effectiviteit en het bereik van de Bedrijvenregeling, bedoeld in artikel 1 van het Convenant bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen;
b. het monitoren van de voortgang van uit te voeren nader onderzoek als onderdeel van de BSB-aktie, bedoeld in het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen.
Artikel 3
1. Bij het monitoren, bedoeld in artikel 2, onder a, worden in ieder geval betrokken:
a. het aantal aanmeldingen voor deelname aan de Bedrijvenregeling, genoemd in artikel 2, onderdeel a;
b. het aantal bedrijven waaraan een subsidie wordt verstrekt;
c. de financiën gemoeid met de verstrekte subsidie;
d. het aantal bedrijven wier aanvraag wordt geweigerd;
e. de reden voor verstrekking dan wel weigering van de subsidie.
2. Het monitoren van de in het eerste lid onder b, c en e genoemde verstrekte subsidie wordt onderscheiden in subsidieverlening en subsidievaststelling.
Artikel 3
1. De Commissie presenteert jaarlijks de rapportage over haar bevindingen terzake van de in artikel 2, onderdelen a en b, genoemde monitoring aan de convenantspartijen in de maand april van het jaar volgend op het jaar waarop haar rapportage betrekking heeft.
2. De rapportage zal jaarlijks door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
3. In de rapportage worden geen tot enig individueel bedrijf herleidbare gegevens opgenomen.
Artikel 4
1. De Commissie presenteert driejaarlijks de rapportage over haar bevindingen terzake van de in artikel 2, onderdeel a, genoemde evaluatie aan de convenantspartijen in de maand april van het jaar volgend op de driejaarlijkse periode waarop haar rapportage betrekking heeft.
2. In afwijking van het eerste lid, presenteert de Commissie de in artikel 2 genoemde rapportage voor het eerst in de maand april van het jaar 2005.
Artikel 5
In de Commissie worden voor de eerste maal benoemd:
a. tot lid en voorzitter: dhr. H.E. Portheine;
b. tot lid:
dhr. A. Gijsberts, namens de Koninklijke vereniging MKB-Nederland;
dhr. H.H. de Groot, namens de Koninklijke vereniging MKB-Nederland;
dhr. F.K. Later, namens de vereniging VNO-NCW;
mw. S. Verweij, namens de vereniging VNO-NCW;
dhr. S.J. Geerlings, namens het Interprovinciaal Overleg;
dhr. Ch. van Veggel, namens het Interprovinciaal Overleg;
mw. C. Schraa-Mentink, namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
mw. A.W.G. Oonincx, namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;
dhr. F.H. von Meijenfeldt, namens het Ministerie van Economische Zaken;
dhr. H.C. van Rijswijk, namens het Ministerie van Economische Zaken;
dhr. C.M. Plug, namens het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
dhr. R. Cino, namens het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Artikel 6
1. Leden van de Commissie worden op eigen aanvraag door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer eervol ontslagen. Zij kunnen voorts, na overleg met de convenantspartijen, door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.
2. Indien een lid van de Commissie, niet zijnde de voorzitter, wordt ontslagen wijst de convenantspartij die door dat lid wordt vertegenwoordigd een nieuw lid aan.
3. Indien de voorzitter van de Commissie wordt ontslagen wijst de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer na overleg met de convenantspartijen een nieuwe voorzitter aan.
Artikel 7
1. Het secretariaat van de Commissie berust bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
2. De externe kosten die zijn gemoeid met het voorzitterschap en het secretariaat zullen worden gedragen door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken gezamenlijk.
3. De kosten die worden gemaakt door de vertegenwoordigers van de convenantspartijen in de Commissie worden gedragen door de convenantspartij wier vertegenwoordiger het betreft.
Artikel 8
1. De Commissie komt ten minste twee maal per jaar bijeen:
a. in februari of maart ten behoeve van de jaarlijkse monitoringsrapportage, bedoeld in artikel 3, en indien van toepassing, het evaluatierapport, bedoeld in artikel 4;
b. in oktober of november ter voorbereiding van de jaarlijkse monitoringsrapportage en algemene kwesties betreffende de monitoring of evaluatie van de Bedrijvenregeling.
2. De Commissie bepaalt voor het overige haar eigen werkwijze.
Artikel 9
1. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Commissie geschiedt met inachtneming van het Statuut Documentaire Informatievoorziening (CS/DIO december 1998) of daarvoor in de plaats tredende regels van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
2. Bij opheffing van de Commissie worden de bescheiden in het centraal archief van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting opgenomen.
Artikel 10
1. De Commissie vervult de in artikel 2 onder a genoemde taak met ingang van 1 april 2003.
2. De Commissie vervult de in artikel 2 onder b genoemde taak met ingang van 1 september 2004.
Dit besluit zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en in afschrift worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, aan de convenantspartijen en aan de leden die in artikel 5 voor de eerste maal in de Commissie zijn benoemd.