Wijziging Regeling erkenning bedrijfsvoorraad

Regeling tot wijziging van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad in verband met wijziging procedurevoorschriften aanvraag nog niet tenaamgestelde kentekenbewijzen en melding voorgoed buiten gebruik stellen

25 mei 2004

Nr. HDJZ/AWW/2004-1161

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 62, vierde lid, 63, eerste lid, en 64, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel I

De Regeling erkenning bedrijfsvoorraad1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, derde lid, wordt ‘artikel 10 van de Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf’ vervangen door: artikel 24 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 .

B

Artikel 6, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. voor zover de aanvraag betrekking heeft op voertuigen, waarvoor een nationale typegoedkeuring is afgegeven, in het bezit te zijn van die typegoedkeuring dan wel, indien de typegoedkeuring is verleend aan de fabrikant, door deze fabrikant te zijn gemachtigd om gebruik te maken van deze typegoedkeuring, .

2. Onderdeel f wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan het eind van 2° vervalt ‘en’;

b. De punt achter 3° wordt vervangen door: , en ;

c.Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4°. voor zover de aanvraag betrekking heeft op voertuigen, waarvoor een Europese typegoedkeuring is verleend: een procesbeschrijving waaruit blijkt dat de certificaten van overeenstemming aanwezig zijn bij de aanvrager op het moment van de aanvraag van een nog niet tenaamgesteld kentekenbewijs.

C

Artikel 9, elfde lid, komt te luiden:

11. Voor zover het erkende bedrijf in het kader van de erkenning en de daaraan verbonden bevoegdheden gebruik maakt van datacommunicatieapparatuur, dient het bedrijf gebruik te maken van de door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde datacommunicatieapparatuur en de communicatie te laten plaatsvinden in een door deze dienst geaccepteerd netwerk. Bij dit gebruik dient het bedrijf de door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht te nemen.

D

Artikel 13, achtste lid, onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:

2°. behoren tot het type waarvoor een nationale typegoedkeuring is verleend aan het erkende bedrijf of aan de fabrikant door wie het erkende bedrijf is gemachtigd om van die typegoedkeuring gebruik te maken, dan wel behoren tot een type waarvoor een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet is verleend en waarbij certificaten van overeenstemming aanwezig zijn; .

E

Artikel 15, derde en vierde lid, komen te luiden:

3. Voorafgaand aan de melding dat een voertuig voorgoed buiten gebruik is gesteld ontwaardt het erkende bedrijf het kentekenbewijs op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, met dien verstande dat het erkende bedrijf de kentekenbewijzen per dag of per week in setjes verzamelt en deze binnen vijf werkdagen naar de Dienst Wegverkeer opstuurt tezamen met een ingevulde verklaring van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model, of

dat het erkende bedrijf het voorgoed buiten gebruik stellen via geautomatiseerde weg aan de Dienst Wegverkeer meldt en de kentekenbewijzen in setjes per kalendermaand verzamelt en deze vervolgens na een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde periode naar de Dienst Wegverkeer opstuurt tezamen met een ingevulde verklaring van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model.

Indien het kentekenbewijs niet meer compleet is, dient het bedrijf bij de resterende delen van het kentekenbewijs onder vermelding van het bedrijfsnummer een verklaring te voegen waaruit blijkt dat het gehele kentekenbewijs bij de opname van het voertuig in bedrijfsvoorraad aan het bedrijf is overgedragen.

4. Het erkende bedrijf controleert bij toepassing van artikel 27, negende lid, van het Kentekenreglement het legitimatiebewijs van degene die het voertuig overdraagt alsmede diens verklaring alvorens te melden dat het voertuig voorgoed buiten gebruik is gesteld. Nadat de melding door de Dienst Wegverkeer is geaccepteerd, stuurt het erkende bedrijf de verklaring met de resterende delen van het kentekenbewijs op naar de Dienst Wegverkeer overeenkomstig het derde lid.

F

Artikel 15b, vierde lid, komt te luiden:

4. De volgende documenten worden opgeslagen in een afsluitbare voorziening als bedoeld in artikel 8a, onderdeel b:

a. nog niet tenaamgestelde delen I B;

b. geprinte delen I B welke onjuist zijn of niet zijn verstrekt aan een koper van een voertuig;

c. ondertekende verklaringen als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, en artikel 28a, tweede lid, van het Kentekenreglement;

d. ondertekende machtigingen als bedoeld in artikel 25a, derde lid, en artikel 28a, derde lid, van het Kentekenreglement.

De documenten, bedoeld onder b, c en d, worden door het erkende bedrijf vernietigd wanneer ten minste twee en ten hoogste drie jaren zijn verstreken sinds de dag van tenaamstelling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 7 juni 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

De onderhavige wijziging van de Erkenningsregeling bedrijfsvoorraad betreft naast de actualisering van een verwijzing, een drietal procedurele voorschriften.

Allereerst heeft de wijziging betrekking op de bevoegdheid tot het aanvragen van nog niet tenaamgestelde kentekenbewijzen. De wijziging is noodzakelijk in verband met de Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 31 juli 2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector1 . De verordening heeft tot gevolg dat autobedrijven minder afhankelijk zijn van de fabrikant van motorvoertuigen en eenvoudiger voertuigen kunnen inkopen bij andere bedrijven binnen de Europese Gemeenschap.

De wijziging komt er op neer dat de aanvraageisen worden versoepeld. Bedrijven die in aanmerking willen komen voor de bevoegdheid aanvraag nog niet tenaamgestelde kentekenbewijzen hoeven niet langer in het bezit te zijn van een Europese typegoedkeuring dan wel een machtiging van de fabrikant om gebruik te maken van een Europese typegoedkeuring. Nu deze eis niet langer gesteld wordt, dient, om vast te kunnen stellen dat het voertuig is toegelaten een certificaat van overeenstemming (CVO) bij het voertuig, waarvoor een nog niet tenaamgesteld kentekenbewijs wordt aangevraagd, aanwezig te zijn. De fabrikant is verplicht een CVO bij het voertuig te leveren.

In de tweede plaats wordt met de toevoeging in artikel 9, elfde lid, van de zinsnede ‘en de communicatie te laten plaatsvinden in een door deze dienst geaccepteerd netwerk’ tot uitdrukking gebracht dat ook de wijze waarop de betrokken meldingen worden gedaan, moet aansluiten bij de in dat kader geaccepteerde standaarden. Hiermee wordt aangesloten bij overeenkomstige voorschriften in het kader van andere procedures, bijvoorbeeld de aanvraag van nog niet tenaamgestelde kentekenbewijzen.

Voorts zijn enige wijzigingen aangebracht in de procedure met betrekking tot het melden aan de RDW dat een voertuig voorgoed buiten gebruik is gesteld. Tot nu toe dienden de kentekenbewijzen van het betrokken voertuig, vergezeld van de nodige verklaringen, per dag of per week te worden verzameld en naar de RDW te worden gezonden. Deze procedure blijkt in de praktijk slecht te voldoen. Controle is lastig omdat bedrijven niet consequent alle kentekendelen en vervangende documenten naar de RDW opsturen. Een oplossing zou kunnen zijn het aangetekend laten opsturen van documenten, maar dit wordt als te belastend voor de bedrijven ervaren. Bovendien betekent een dergelijke verplichting nog niet dat alle documenten nu ook daadwerkelijk worden opgestuurd. Controle aan de hand van een inventarislijst zou te bewerkelijk en te kostbaar zijn. Gekozen is nu voor een procedure waarbij de door het bedrijf ingenomen documenten moeten worden ontwaard en gedurende een door de Dienst Wegverkeer te bepalen periode moeten worden bewaard. Vervolgens moeten ze worden opgestuurd naar de RDW. De bewaarperiode zal worden vastgesteld op maximaal drie maanden, zodat de documenten op de eerste werkdag van de vierde kalendermaand naar de RDW moeten worden verzonden. In de periode daarvoor kan de RDW op het bedrijfsadres controleren of de documenten aanwezig zijn. Dit kan worden gecombineerd met de reguliere periodieke controles door de RDW-bedrijvencontroleurs.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 1994, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 augustus 2002 (Stcrt. 159).

Naar boven