Wijziging diverse regelingen op het gebied van de Meststoffenwet
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 17 mei 2004, nr. TRCJZ/2004/1852, houdende wijziging van enkele regelingen op grond van de Meststoffenwet (vermindering administratieve lasten)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de artikelen 7a, 52, aanhef en onderdelen d, e en f, en 53, aanhef en onderdelen c, f en g, van de Meststoffenwet en gelet op de artikelen 2, vierde lid, en 5, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, voor zover het betreft artikel I;
Gelet op de artikelen 52, aanhef en onderdeel e, en 53, aanhef en onderdelen d, onder 1˚, en f, van de Meststoffenwet, voor zover het betreft artikel II;
Gelet op artikel 59, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet, voor zover het betreft de artikelen III en V, onderdeel a;
Gelet op artikel 24, vijfde lid, van de Wet herstructurering varkenshouderij en gelet op artikel 8a van het Uitvoeringsbesluit Wet herstructurering varkenshouderij, voor zover het betreft artikel V, onderdeel b;
Gelet op artikel 64 van de Wet bodembescherming, voor zover het betreft artikel V, onderdelen c en d;
Gelet op artikel 59, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet en gelet op de artikelen 1, derde lid, en 6, tweede lid, van de Wet verplaatsing mestproductie, voor zover het betreft artikel V, onderdeel e;
Besluit:
Artikel I
De Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3b, eerste lid, wordt ‘kan de heffingplichtige opgave doen’ vervangen door: houdt de heffingplichtige een administratie bij.
B
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘vóór de uiterste ontvangstdatum, genoemd in de ministeriële regeling, die ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen voor het desbetreffende jaar is vastgesteld’ vervangen door: vóór 16 mei.
2. In het tweede lid wordt de tweede volzin vervangen door: Op elektronische inzending is de Regeling landbouwtelling en GDI 2004 van toepassing.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Van de verplichting, neergelegd in het eerste lid, zijn in 2004 vrijgesteld personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden van personen of rechtspersonen die in 2001, 2002 of 2003, hebben voldaan aan die verplichting.
C
Artikel 5b komt te luiden:
Artikel 5b
Artikel 5a, onderscheidenlijk artikel 5aa, is in een kalenderjaar niet van toepassing ten aanzien van een bedrijf als bedoeld in artikel 3c.
D
In artikel 5ba wordt ‘datum, bedoeld’ vervangen door ‘datum, genoemd’, wordt ‘voorwaarden, bedoeld in artikel 5b’ vervangen door ‘voorwaarden, bedoeld in artikel 5b in samenhang met artikel 3c’ en wordt ‘Dienst Basisregistratie’ vervangen door: Dienst Basisregistraties.
E
In artikel 5d, vijfde lid, wordt ‘de periode van 1 april 2003 tot en met 15 mei 2003’ vervangen door: de periode van 1 april 2004 tot en met 15 mei 2004.
F
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de tekst na de dubbele punt vervangen door:
– bijlage 10 E, indien ten aanzien van het bedrijf van de producent de verfijnde mineralenheffingen worden geheven en de gegevens betrekking hebben op het jaar 2003;
– bijlage 11 E, indien ten aanzien van het bedrijf van de producent de forfaitaire mineralenheffingen worden geheven en de gegevens betrekking hebben op het jaar 2003.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
3. Van de in het eerste lid genoemd verplichtingen is vrijgesteld de producent van dierlijke meststoffen die ingevolge artikel 9a van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet is vrijgesteld van de verplichting tot het doen van aangifte van de heffingen, bedoeld in hoofdstuk IV, titels 1 en 2, van de Meststoffenwet.
G
De bijlagen 10 D en 11 D vervallen.
Artikel II
De Regeling diervoeders Meststoffenwet2 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘artikel 13h’ vervangen door: artikel 22.
2. Onderdeel c vervalt.
3. De onderdelen d tot en met i worden geletterd c tot en met h.
4. In onderdeel c (nieuw) wordt ‘Productschap Veevoeder’ vervangen door: Productschap Diervoeder.
5. In onderdeel d (nieuw) wordt ‘kwartaal’ vervangen door: kalenderjaar.
6. In onderdeel g (nieuw) wordt ‘Verordening diervoeder 1986’ vervangen door: Verordening PDV diervoeders 2003.
7. In onderdeel h (nieuw) wordt ‘enkelvoudige voeders als bedoeld in de Verordening diervoeder 1986’ vervangen door: voedermiddelen als bedoeld in de Verordening PDV diervoeders 2003.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, onderdeel d te vervallen.
2. In het vierde lid wordt ‘het eerste lid, onderdelen a, c en d’ vervangen door: het eerste lid, onderdelen a en c.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘aan het Bureau Heffingen en aan de heffingplichtige’ vervangen door: aan het Bureau Heffingen.
b. In onderdeel b wordt ‘het desbetreffende kwartaal’ vervangen door: het desbetreffende kalenderjaar.
2. Het volgende lid wordt toegevoegd:
5. Het in artikel 3, derde lid, onderdeel a, bedoelde overzicht kan elektronisch bij het Bureau Heffingen worden ingediend met gebruikmaking van het door het Bureau Heffingen daartoe verstrekte software-programma.
D
In artikel 4, eerste lid, wordt ‘artikel D4, tweede lid,’ vervangen door: artikel D5, tweede lid.
E
Bijlage I wordt vervangen door de bij deze regeling gevoegde ‘Bijlage I, behorende bij de Regeling diervoeders Meststoffenwet’.
Artikel III
De Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet3 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:
2. Deze regeling berust op de artikelen 41, eerste en derde lid, 42, eerste, vierde en zesde lid, 43, zesde lid, 53, onderdeel h, en 59, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet, de artikelen 3, 6, eerste en derde lid, 8, eerste lid, 19, tweede lid, en 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 5, 26, en 31 van de Invorderingswet 1990 en artikel III van de Wet van 10 december 2003 tot wijziging van de Meststoffenwet en van de Wet herstructurering varkenshouderij in verband met het schrappen van de tweede generieke korting en het aanbrengen van enkele praktische verbeteringen (Stb. 542).
B
Na artikel 9 wordt in titel 2 het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 9a
1. Van de verplichting tot het doen van aangifte van de heffing, bedoeld in de artikelen 21 en 28 van de Meststoffenwet in samenhang met artikel 41 van de Meststoffenwet en artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, is vrijgesteld de heffingplichtige die met betrekking tot het desbetreffende tijdvak voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:
a. de belastbare hoeveelheid fosfaat en de belastbare hoeveelheid stikstof zijn nihil of minder dan nihil, en
b. de stikstofproductie op het bedrijf is ten hoogste 170 kilogram per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.
2. De stikstofproductie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, die zijn opgenomen in bijlage F bij de Meststoffenwet.
C
In artikel 15, onderdeel a, komt ‘of beroep’ telkens te vervallen.
Artikel IV
Artikel 4, vierde lid, van de Vrijstellingsregeling gestarte en uitgebreide bedrijven Meststoffenwet4 komt als volgt te luiden:
4. De heffingplichtige die overeenkomstig artikel 9a, eerste lid, van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet geen aangifte doet, is vrijgesteld van de verplichting tot het doen de melding.
Artikel V
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. Tijdelijke vrijstellingsregeling afmelding opslagen Meststoffenwet;
b. Regeling van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 28 juni 2000, nr. TRCJZ/2000/8601, houdende wijziging van Regeling voorloperbedrijven varkenshouderij (Stcrt. 122);
c. Vrijstellingsregeling gebruik dierlijke meststoffen;
d. Vrijstellingsregeling gebruik dierlijke meststoffen 2003;
e. Vrijstellingsregeling artikel 55, eerste lid, Meststoffenwet;
f. Bijdrageregeling proefprojecten mestverwerking.
Artikel VI
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Artikel I, onderdelen B en E, en artikel II werken terug tot en met 1 april 2004.
3. De artikelen III en IV werken terug tot en met 1 januari 2003.
Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Den Haag, 17 mei 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Toelichting
1. Algemeen
De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet, de Regeling diervoeders Meststoffenwet en de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet.
De wijzigingen betreffen de perceelsopgave, het voerleverantie- en voerjaaroverzicht, en de aangifteplicht voor extensieve veehouderijbedrijven en akker- en tuinbouwbedrijven. De wijzigingen strekken tot een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en sluiten daarmee aan bij het Hoofdlijnenakkoord ‘Meedoen, meer werk, minder regels’ (Kamerstukken II 2002/03, 28637, nr. 19). Zij worden toegelicht in respectievelijk de paragrafen 2, 3 en 4.
Daarnaast voorziet deze regeling in de vaststelling van de formulieren voor de jaaropgave van de in 2003 gehouden aantallen dieren en de bij het bedrijf behorende oppervlakte grond, in enkele redactionele verbeteringen en in de intrekking van vijf ministeriële regelingen waaraan geen betekenis meer toekomt, omdat de werking daarvan is geëindigd. Met de redactionele verbeteringen en de intrekking van de ministeriële regelingen wordt de toegankelijkheid van de regelgeving vergroot. De betrokken wijzigingen worden toegelicht in paragraaf 5 van deze toelichting.
2. Perceelsopgave
In 2002 en 2003 zijn, om de administratieve lasten die samenhangen met de inwinning van gegevens over het grondgebruik voor zowel agrariërs als de overheid zoveel mogelijk te verminderen, in de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet twee uitzonderingen voorzien op de verplichting gegevens te verstrekken betreffende het grondgebruik. De eerste uitzondering betreft de verplichting om jaarlijks opgave te doen van het grondgebruik op perceelsniveau voor die agrariërs die deze gegevens niet al verschaffen bij de aanvraag oppervlakten, bedoeld in paragraaf 3 van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (artikel 5a, derde lid). De tweede uitzondering betreft de verplichting om gewasmutaties door te geven in de periode van het doen van opgave voor de aanvraag oppervlakten als bedoeld in paragraaf 3 van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (artikel 5d, vijfde lid). Ik heb besloten de twee uitzonderingen in het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor agrariërs met 1 jaar te verlengen (artikel I, onderdelen B en E).
De belangrijkste reden voor handhaving van de twee uitzonderingen voor de perceelsopgave in 2004 is gelegen in het volgende. Het is niet doelmatig de verplichting tot het verstrekken van de genoemde gegevens uit te breiden tot deze groep, terwijl binnen een relatief korte periode zeer waarschijnlijk de totale systematiek van inwinnen en muteren van perceelsgegevens weer gewijzigd zal worden in verband met de inwerkingtreding van het hervormde Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2003, PbEG L 270).
Daar komt bij dat in 2002, ter vereenvoudiging van de gegevensinwinning, een aanvang is gemaakt met het voorbedrukken van de topografische kaarten met de gegevens die reeds eerder door de agrariër zijn verstrekt. De hoeveelheid in de perceelsregistratie te verwerken gegevens is evenwel dusdanig omvangrijk gebleken dat het voorbedrukken van de kaarten en formulieren met de geregistreerde gegevens niet tijdig voor de gecombineerde gegevensinwinning voor 2003 en 2004 kon worden gerealiseerd. Het laten vervallen van de uitzonderingen zou een wezenlijke verzwaring van de administratieve lasten voor de agrariër betekenen, omdat hij dan alsnog de kaarten zou moeten intekenen in de situatie dat geen sprake is van wijzigingen in de reeds eerder verstrekte gegevens.
Het handhaven van de uitzonderingen laat evenwel onverlet de in de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet opgenomen verplichting om in 2004 wijzigingen in de juridische titel van het grondgebruik, voortvloeiend uit artikel 5d, eerste en zesde lid, te melden bij de Dienst Basisregistraties. Ten aanzien van deze verplichtingen dient in de periode 1 april 2004 tot en met 15 mei 2004 het formulier opgenomen in bijlage 14 bij de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet te worden gebruikt.
Met deze regeling wordt tevens – onder voorwaarden – voorzien in vrijstelling van de aangifteplicht van de verfijnde of forfaitaire mineralenheffingen voor extensieve veehouderijbedrijven en akker- en tuinbouwbedrijven (artikel III). In verband daarmee wordt in het nieuwe derde lid van artikel 14 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet bepaald dat de betrokken bedrijven ook niet langer de gegevens over de in het desbetreffende kalenderjaar gehouden aantallen dieren en de in dat kalenderjaar bij het bedrijf behorende oppervlakte grond aan het Bureau Heffingen behoeven te sturen. Deze gegevens werden verstrekt op het aangiftebiljet van de heffing. Voor een adequate controleselectie ten aanzien van bedrijven die mogelijk de normen hebben overtreden, zijn bij de overheid reeds voldoende gegevens beschikbaar. Op de vrijstelling wordt in paragraaf 4 van deze toelichting nader ingegaan.
3. Voerleverantie- en voerjaaroverzicht
Ingevolge artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Regeling diervoeders Meststoffenwet zijn de erkende diervoederleveranciers verplicht uiterlijk dertig dagen na afloop van het desbetreffende kwartaal een voerleverantieoverzicht naar de heffingplichtige te sturen die aangifte doet van de verfijnde mineralenheffingen, geregeld in hoofdstuk IV, titel 2, van de Meststoffenwet. Indien een levering op het overzicht niet overeenkomt met de praktijk, hebben de heffingplichtigen aldus de mogelijkheid dit tijdig kenbaar te maken bij hun diervoederleverancier. Dit zou ten goede moeten komen aan de kwaliteit en de controle van de voerjaaroverzichten, die door de diervoederleverancier naar het Bureau Heffingen gestuurd moeten worden.
Gebleken is echter dat het kwartaaloverzicht geen toegevoegde waarde heeft. De afnemers gebruiken in de praktijk bij het invullen van hun aangiften voor de verfijnde mineralenheffingen niet de kwartaaloverzichten, doch slechts de voerjaaroverzichten en constateren eventuele fouten over het algemeen ook pas op dat moment. Gezien het gebrek aan meerwaarde van de kwartaaloverzichten en gezien het feit dat de kwartaaloverzichten tot forse administratieve lasten leiden voor de diervoederleverancier, heb ik ervoor gekozen de verplichting tot het sturen van voerleverantieoverzichten aan de heffingplichtige per kwartaal te wijzigen in een jaarlijkse verplichting (artikel II, onderdeel C). Met ingang van 1 januari 2004 hoeft de diervoederleverancier nog slechts één voerleverantieoverzicht per jaar te verstrekken aan zijn afnemers (gewijzigd artikel 3, derde lid, onderdeel b).
Aangezien het voerjaaroverzicht, dat tot nu toe zowel aan het Bureau Heffingen als aan de heffingplichtige diende te worden toegezonden, een soort totaaltelling is van het voerleverantieoverzicht dat nu ook per jaar wordt opgemaakt, hoeft het voerjaaroverzicht in de toekomst slechts aan het Bureau Heffingen te worden gestuurd (gewijzigd artikel 3, derde lid, onderdeel a).
In 2003 is een pilot gedaan om het voerjaaroverzicht voortaan via e-mail, met behulp van onder andere de daartoe door Bureau Heffingen aangeleverde software, in plaats van per diskette te versturen aan Bureau Heffingen. Met de onderhavige regeling wordt deze mogelijkheid geformaliseerd. Het elektronisch aanleveren van de voerjaaroverzichten is efficiënter dan indiening op diskette (artikel II, onderdeel C, onder 2).
De vervanging van de verplichting tot het sturen van voerleverantieoverzichten per kwartaal door de verplichting tot het sturen van één voerleverantieoverzicht per jaar houdt een lastenverlichting in voor de heffingplichtige en de diervoederleverancier. Voor de heffingplichtigen betekent dit op een totaal van 50.000 bedrijven een besparing van circa € 400.000. Voor de 814 erkende diervoederleveranciers wordt een besparing verwacht van circa 60% van het totaal aan administratieve lasten voortvloeiend uit de mestwetgeving (€ 5.464.800), overeenkomend met circa € 3.300.000,–.
4. Vrijstelling aangifteplicht 2003–2005
Vooruitlopend op de wijzigingen van het mestbeleid per 2006, heb ik besloten dat met ingang van het aangiftejaar 2003 extensieve veehouderijbedrijven en akker- en tuinbouwbedrijven geen aangiften meer hoeven te doen van de verfijnde of forfaitaire mineralenheffingen bij Bureau Heffingen. Verwezen zij naar mijn brief aan de Tweede kamer van 19 maart 2004, (Kamerstukken II 2003/04, 28 971 en 29 001, nr. 16). De vrijstelling wordt opgenomen in een nieuw artikel 9a van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet (artikel III, onderdeel B).
Bedrijven krijgen vrijstelling van de aangifteplicht als zij voldoen aan twee cumulatieve voorwaarden (artikel 9a, eerste lid). De eerste voorwaarde houdt in dat de belastbare hoeveelheid fosfaat en de belastbare hoeveelheid stikstof nihil of minder dan nihil moeten zijn. De belastbare hoeveelheid wordt berekend met inachtneming van de bijzondere voorzieningen op dat punt, zoals neergelegd in het Besluit stikstofcorrectie Meststoffenwet, Besluit voorraden Meststoffenwet, de Vrijstellingsregeling gestarte en uitgebreide bedrijven Meststoffenwet en de Vrijstellingsregeling mestbe- en verwerking Meststoffenwet. De tweede voorwaarde houdt in dat de stikstofproductie op het bedrijf minder of gelijk is aan 170 kilogram per hectare per jaar. De hoogte van de stikstofproductie per hectare sluit aan bij de gebruiksnorm voor dierlijke mest van bijlage III, onderdeel 2, van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG L 375). Voor de berekening van de stikstofproductie is aangesloten bij de berekening als gehanteerd in het forfaitaire spoor van de regulerende mineralenheffingen als neergelegd in hoofdstuk IV, titel I, van de Meststoffenwet (artikel 9a, tweede lid).
Schrappen van de aangifteplicht past bij het onderscheid dat in het nieuwe beleid wordt gemaakt tussen landbouwbedrijven met een lager risico en bedrijven met een hoger risico voor het milieu in relatie tot de naleving van de wettelijke normen. Bedrijven met een productie van meer dan 170 kilogram stikstof per hectare per jaar zullen zich intensiever moeten verantwoorden en intensiever worden gecontroleerd dan grondgebonden bedrijven met een lagere stikstofproductie per hectare per jaar. Bedrijven met een grotere productie dan 170 kilogram stikstof per hectare per jaar zullen in het toekomstig beleid ter voldoening aan de gebruiksnorm voor dierlijke mest, dierlijke mest moeten afvoeren en daarvoor kosten moeten maken. Deze mestafzetkosten geven een zekere fraudedruk, die uiteraard groter wordt naarmate het dierlijke mestoverschot op bedrijfsniveau groter is. Bij bedrijven zonder mestoverschot mag over het algemeen een hoog nalevingsniveau van de mestnormen worden verwacht. Tegen deze achtergrond is het – onder de genoemde voorwaarden – verantwoord om vooruitlopend op het nieuwe beleid voor deze laatste groep niet een stelselmatige, actieve verantwoording van de mineralenbalans via de aangifte te vragen.
Wie in aanmerking denkt te komen voor de vrijstelling hoeft geen actie te ondernemen. Aan het einde van het jaar bepaalt de ondernemer zelf op basis van zijn mineralenboekhouding of hij aan de voorwaarden voldoet om geen aangifte in te zenden.
Worden de verliesnormen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen overschreden, dan geldt de vrijstelling niet: er zal dan alsnog aangifte moeten worden gedaan en heffing moeten worden afgedragen. De vrijstelling ontslaat de bedrijven evenmin van de overige in het kader van de mestwetgeving geldende administratieve verplichtingen, zoals het bijhouden van een administratie in het kader van het systeem van de regulerende mineralenheffingen, het insturen van mestvervoersbewijzen en het melden van wijzigingen in grondgebruik aan de Dienst Basisregistraties. Voor zover de betrokken bedrijven gebruik willen blijven maken van de in artikel 43 Meststoffenwet geregelde mogelijkheid van verrekening van stikstofsaldi in het verfijnde spoor van de regulerende mineralenheffingen, zullen zij wèl aangifte van de heffingen moeten blijven doen.
De vrijstelling van de aangifteplicht betreft circa 40.000 bedrijven op een totaal van 81.000 bedrijven. Afhankelijk van de mate waarin daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling, kan de administratieve lastenverlichting oplopen tot maximaal € 7 miljoen. De in totaal 20.000 akkerbouwbedrijven en 20.000 extensieve veehouderijbedrijven kunnen de helft van hun tijd besparen bij het invullen van de aangifte voor de regulerende mineralenheffingen. De mestaanvoerende bedrijven (20.000) besparen anderhalf uur. Bij een uurtarief van ongeveer € 30,– levert dit een lastenverlichting op van circa € 0,9 miljoen. De mestproducerende bedrijven (20.000) besparen 10 uur. Bij een uurtarief van ongeveer € 30,–, levert dit een lastenverlichting op van circa € 6,1 miljoen.
5. Artikelsgewijs
Artikel I (wijzigingen in de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet)
Onderdeel A
Artikel 3b, eerste lid, is aangepast uit een oogpunt van verheldering van de tekst. De heffingplichtige dient een administratie bij te houden, er is echter geen verplichting tot het doen van opgave.
Onderdeel B
Voor 2004 zijn de jaarlijkse landbouwtelling en de opgave daarvan gecombineerd met de aanvragen in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen en de elektronische indiening van deze opgaven in de Regeling landbouwtelling en GDI 2004. De Regeling elektronische indiening GDI 2003 is ingetrokken en de bepalingen over elektronische indiening van de perceelsopgave in de Regeling landbouwtelling en GDI 2004 zijn opnieuw vastgesteld. In artikel 8, eerste lid, van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen staat nu een exacte periode vermeld. Voorheen werd deze periode jaarlijks vastgesteld in een aparte ministeriële regeling. Artikel 5a, eerste en tweede lid, zijn aangepast in verband met voornoemde wijzigingen.
Artikel 5a, derde lid, voorziet in verlenging van de uitzondering op de verplichting om jaarlijks opgave te doen van het grondgebruik op perceelsniveau met 1 jaar. Verwezen zij naar paragraaf 2 van de toelichting.
Onderdeel C
De voorwaarden, genoemd in artikel 5b, zijn gelijk aan de voorwaarden als gesteld in de artikelen 3c en 3d. Ter vergroting van de toegankelijkheid van de tekst kan in artikel 5b volstaan worden met een verwijzing naar artikel 3c.
Onderdeel D
In artikel 5ba dienen redactionele wijzigingen plaats te vinden naar aanleiding van de datumvermelding in artikel 5a, eerste lid, door de wijziging in de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen en de verkeerde aanduiding in de huidige tekst van de Dienst Basisregistraties.
De aanpassing van artikel 5b, op het punt van de verwijzing naar artikel 3c, wordt met deze wijziging doorgevoerd in artikel 5ba.
Onderdeel E
De uitzondering op de verplichting om gewasmutaties door te geven in de periode van het doen van opgave voor de aanvraag oppervlakten volgens de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen wordt met 1 jaar verlengd (artikel 5d, vijfde lid). Verwezen zij naar paragraaf 2 van de toelichting.
Onderdelen F en G
Artikel 14, tweede lid, voorziet in de vaststelling van de formulieren voor de gegevensverstrekking aan Bureau Heffingen over de in 2003 gehouden aantallen dieren en de in 2003 bij het bedrijf behorende oppervlakte grond. Bijlage 10 E is het formulier voor bedrijven ten aanzien waarvan de verfijnde mineralenheffingen worden geheven, bijlage 11 E is het formulier voor bedrijven ten aanzien waarvan de forfaitaire heffingen worden geheven. De formulieren zijn verkrijgbaar bij Bureau Heffingen. De oude formulieren, opgenomen in bijlage 10 D en 11 D, komen daarmee te vervallen.
Aan artikel 14 wordt een derde lid toegevoegd in verband met het vervallen van de verplichting tot het doen van aangifte van de heffing, bedoeld in de artikelen 21 en 28 van de Meststoffenwet, voor de heffingplichtige die voldoet aan de in dit lid omschreven voorwaarden. Voor de toelichting op dit punt wordt verwezen naar paragrafen 2 en 4 van de toelichting.
Artikel II (wijzigingen in de Regeling Diervoeders Meststoffenwet)
Onderdeel A
Aanpassing van artikel 1, onderdeel b, omdat bij de nieuwe tekstplaatsing van de Meststoffenwet in 1998 een hernummering van de artikelen heeft plaatsgevonden. Artikel 13h (oud) is hierbij hernummerd tot artikel 22.
De definitie van Bureau Heffingen is opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdeel ah, van de Meststoffenwet. Het is derhalve overbodig deze te herhalen in artikel 1, onderdeel c (oud), in de regeling.
De naam van het Productschap Veevoeder is gewijzigd in het Productschap Diervoeder (artikel 1, onderdeel c nieuw).
Het voerleverantieoverzicht hoeft met ingang van 1 januari 2004 nog slechts één maal per jaar verstrekt te worden aan verfijnde afnemers (artikel 1, onderdeel d, nieuw). Verwezen zij naar paragraaf 3 van de toelichting.
Wat betreft de definities van de begrippen mengvoer en ruwvoer en enkelvoudig diervoer werd in de regeling verwezen naar de Verordening Diervoeder 1986 van het Productschap Diervoeder. Deze verordening is ondertussen echter een aantal malen gewijzigd en thans geldt de Verordening Diervoeder 2003 (artikel 1, onderdeel g, nieuw). Met betrekking tot het begrip ‘mengvoer’ wordt daarom nu verwezen naar de definitie zoals die gegeven is in de Verordening diervoeder 2003 (artikel 1, onderdeel h, nieuw). Met betrekking tot de definitie van het begrip ‘ruwvoer en enkelvoudig diervoer’ wordt verwezen naar het begrip voedermiddelen als bedoeld in de Verordening diervoeders 2003. Hierbij heeft ten opzichte van de oude regeling een uitbreiding van de reikwijdte plaatsgevonden naar grondstoffen die bestemd zijn voor de mengvoederbereiding. Het oude begrip had alleen betrekking op (enkelvoudige) producten die als zodanig werden bestemd om door veehouders te worden gebruikt. Met de nieuwe term voedermiddel worden nu zowel de in het verleden bedoelde enkelvoudige diervoeders als mengvoedergrondstoffen en dragerstoffen voor voermengsels bedoeld.
Onderdeel B
De bewaarplicht, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, komt te vervallen. De bewaarplicht is reeds geregeld in artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Administratieplichtigen zijn gehouden een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Deze bewaarplicht bestaat gedurende zeven jaar (artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Onderdeel C
Het voerjaaroverzicht hoeft voortaan alleen nog aan Bureau Heffingen te worden toegezonden, artikel 3, derde lid, onderdeel a. Het voerleverantieoverzicht hoeft nog slechts één maal per jaar aan de heffingplichtige te worden toegezonden, artikel 3, derde lid, onderdeel b. Het voerjaaroverzicht kan voortaan via e-mail verstuurd worden aan Bureau Heffingen, artikel 3, vijfde lid (nieuw). Verwezen zij naar paragraaf 3 van de toelichting.
Onderdeel D
In artikel II, onderdeel D, wordt artikel 4, eerste lid, aangepast, omdat bij de nieuwe tekstplaatsing van de Meststoffenwet in 1998 een hernummering van de artikelen in bijlage D heeft plaatsgevonden. Artikel D4, tweede lid, van de wet, waarnaar verwezen wordt in artikel 4, eerste lid, is hernummerd tot artikel D5, tweede lid van de wet.
Onderdeel E
Het voerleverantieoverzicht is aangepast in verband met vervanging van de verplichting tot het sturen van voerleverantieoverzichten per kwartaal door de verplichting tot het sturen van één voerleverantieoverzicht per jaar. Het voerleverantieoverzicht is verkrijgbaar bij Bureau Heffingen. Verwezen zij naar paragraaf 3 van de toelichting.
Artikel III (wijzigingen in de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet)
Onderdeel A
Artikel 1, tweede lid, wordt uitgebreid, omdat krachtens artikel 59, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet in artikel 9a (nieuw) van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet voor extensieve veehouderijbedrijven en akker- en tuinbouwbedrijven een vrijstelling wordt verleend van de aangifteplicht voor de regulerende mineralenheffingen. Verwezen zij naar paragraaf 4 van de toelichting.
Onderdeel B
Artikel 9a (nieuw) voorziet, onder de daar genoemde voorwaarden, in de vrijstelling van de aangifteplicht als bedoeld in de artikelen 21 en 28 van de Meststoffenwet in samenhang met artikel 41 van de Meststoffenwet en artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Verwezen zij naar paragraaf 4 van de toelichting.
Onderdeel C
Door de wijziging behoeft nu niet langer gewacht te worden met de afgifte van de verrekeningsbeschikking, ingeval nog beroep kan worden ingesteld of inmiddels is ingesteld. Dit leidt tot een snellere en efficiëntere afhandeling van aangiften en verzoeken om verrekening door het Bureau Heffingen, wat ook in het belang van de heffingplichtige is. De wijziging laat onverlet dat, mocht beroep uiteindelijk leiden tot een andere berekening van de belastbare hoeveelheid, een herziening van de verrekeningsbeschikking kan plaatsvinden.
Artikel IV
Het nieuwe artikel 4, vierde lid, hangt samen met het beleid om bedrijven die minder dan 170 kilogram stikstof per hectare in de vorm van dierlijke mest produceren en waarvan de belastbare hoeveelheid fosfaat en de belastbare hoeveelheid stikstof nihil of minder dan nihil is een minder actieve verantwoording van bedrijfsgegevens te laten afleggen. Verwezen zij naar paragraaf 3. Het past in dat beleid om eveneens de meldingsplicht uit hoofde van artikel 4, eerste lid van die regeling te laten vervallen, indien voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artikel 9a van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet.
Artikel V (intrekking ministeriële regelingen)
Het kabinet heeft zich in het Hoofdlijnenakkoord ‘Meedoen, meer werk, minder regels’ onder meer ten doel gesteld minder nieuwe regels te stellen en de dienstverlening aan het publiek te verbeteren. Dit heeft zich vertaald in concrete acties die gericht zijn op een substantiële vermindering van de regel- en uitvoeringslast en het nagaan in hoeverre het huidig bestand aan regelgeving zich leent voor opschoning of samenvoeging. Artikel V voorziet binnen het voornoemde kader in de intrekking van 6 regelingen waaraan geen betekenis meer toekomt omdat de werking daarvan is beëindigd.
Artikel VI
Aan artikel I, onderdelen B en E, en artikel II wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 2004, de datum waarop de Regeling landbouwtelling en GDI 2004 in werking is getreden. De artikelen III en IV werken terug tot en met 1 januari 2003 omdat de plicht tot het doen van aangifte over het jaar 2003 geldt vanaf 1 januari 2003.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman
- 1
Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 december 2003 (Stcrt. 250).
- 2
Stcrt. 1997, 238; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 december 2000 (Stcrt. 248).
- 3
Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 februari 2004 (Stcrt. 31).
- 4
Stcrt. 2000, 58; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 4 november 2003 (Strcrt. 218).