Tussentijds Bericht Nationaliteiten

TBN 2004/4

Aan:

- de Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a:

- de Minister van Buitenlandse Zaken

- de Gevolmachtigde Minister van Aruba

- de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

- de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 19 mei 2004

Ons kenmerk: HKUIT 04-2651 AUB

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Rijkswet op het Nederlanderschap; Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap

Geldig van: 1 augustus 2004

Onderwerpen: Divers/verzamel TBN

Inleiding

In dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN) worden zes onderwerpen behandeld:

1. hoofdverblijf in geval van asielzoeker in de centrale opvang;

2. vrijstelling van de naturalisatietoets bij een Certificaat Wet Inburgering Nieuwkomers;

3. naamsvaststelling bij naturalisatie;

4. betrokkene met rechtstreeks belang bij een intrekking van het Nederlanderschap;

5. wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

6. overgangsrecht op de eis van `toelating'.

In de praktijk is gebleken dat op deze onderdelen de tekst van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap aanvulling en/of wijziging behoeft.

De in dit TBN gebruikte pagina-aanduiding correspondeert met de paginanummering van de losbladige uitgave `Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003'. Dit betreft een gezamenlijke uitgave van het Ministerie van Justitie (Immigratie- en Naturalisatiedienst) en Sdu Uitgevers.

Hoofdverblijf

Op pag. C.1-9, toelichting art. 1 lid 1, aanhef en onder h wordt na de laatste alinea toegevoegd:

Vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en waarvoor geldt dat de verwachte verblijfsduur tenminste 2/3 van een half jaar is, worden ingevolge artikel 26 Wet GBA, in de GBA ingeschreven. Voor asielzoekers in de centrale opvang wordt hierop een uitzondering gemaakt: zij worden na een verblijf van een half jaar in de centrale opvang in de GBA ingeschreven. Ingevolge artikel 8 en 11 RWN wordt of er sprake is van hoofdverblijf getoetst aan de hand van gegevens in de GBA. Van belang is echter dat bij het bepalen van de periode van `hoofdverblijf' rekening wordt gehouden met het feit dat asielzoekers in de centrale opvang zich pas na een half jaar (kunnen) inschrijven in de GBA. Het kan dus voorkomen dat een ex asielzoeker die drie jaar toelating heeft, slecht tweeëneenhalf jaar ingeschreven staat in de GBA. Betrokkene heeft dan wel langer dan de periode van inschrijving in de GBA `hoofdverblijf' in Nederland.

Op pag. C.4-19, toelichting art. 8 lid 1, aanhef en onder c vervalt de vijfde alinea.

Daarvoor komt in de plaats:

Het vereiste van vijf jaar `hoofdverblijf' in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba is opgenomen om enige garantie te verschaffen dat een bepaalde mate van inburgering tot stand is gekomen en dat de verzoeker in het Koninkrijk wil blijven wonen. Of sprake is van hoofdverblijf wordt primair getoetst aan de hand van gegevens uit de GBA. Vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en waarvoor geldt dat de verwachte verblijfsduur tenminste 2/3 van een half jaar is, worden ingevolge artikel 26 Wet GBA, in de GBA ingeschreven. Voor asielzoekers in de centrale opvang wordt hierop een uitzondering gemaakt: zij worden na een verblijf van een half jaar in de centrale opvang in de GBA ingeschreven. Indien de GBA gegevens niet afdoende blijken, dient de verzoeker zijn hoofdverblijf gedurende de afgelopen vijf jaar zelf aan te tonen door middel van andere bewijsstukken. Het begrip `hoofdverblijf' is gedefinieerd in artikel 1, eerste lid aanhef en onder h RWN (zie toelichting bij dat artikellid).

Naturalisatietoets

Op pag. 22- C.4, toelichting art. 8 lid 1, aanhef en onder d komt het laatste opsommingsteken te vervallen en wordt vervangen door het volgende opsommingsteken:

- Certificaat Inburgering in het kader van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) met daarop de expliciete vermelding dat minimaal niveau 2 voor NT2 is behaald. Daarnaast dient verzoeker de verklaring van het ROC te overleggen op grond waarvan het niveau voor NT-2 op het certificaat is ingevuld. Het vermelde niveau op het Certificaat inburgering dient uiteraard overeen te komen met het niveau dat is vermeld op de bijbehorende ROC-verklaring. Een certificaat zonder vermelding van enig niveau, of met vermelding van een niveau dat verschilt van de ROC-verklaring, geeft dus geen recht op vrijstelling.

Toelichting Anders dan in de huidige tekst van de Handleiding staat, wordt op het Certificaat Inburgering en op de daarbij behorende verklaring van het Regionaal Opleidingen Centrum waarop ook de behaalde toetsresultaten zijn vermeld, niet vermeld dat het betreft het niveau 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie. De verwijzing naar KSE wordt daarom uit de tekst van de Handleiding verwijderd. Het vereiste niveau voor de vrijstelling van de naturalisatietoets is en blijft hiermee wel niveau 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie. Ten onrechte overigens vermeldt de huidige tekst dat de afkorting KSE zou betekenen: kwaliteitsstructuureenheid.

Naamsvaststelling

Aan paragraaf 1 van de toelichting onder artikel 12 wordt subparagraaf 1.5 toegevoegd:

1.5 Weigering de geslachtsnaam te laten vaststellen.

Blijkt in de procedure dat een verzoeker met een naamsketen (namenreeks) niet wenst dat bij zijn naturalisatie een geslachtsnaam voor hem wordt vastgesteld, dan leidt dat tot een afwijzing van het naturalisatieverzoek op grond van niet-inburgering.

Verzoeker voldoet alsdan niet aan de in artikel 8, eerste lid en onder d RWN gestelde voorwaarde van `zich ook overigens in de Nederlandse (Nederlands Antilliaanse of Arubaanse) samenleving hebben doen opnemen'.

In een voorkomend geval stelt de IND verzoeker schriftelijk in de gelegenheid om aan te geven welke geslachtsnaam hij wenst en wijst verzoeker op het feit dat het achterwege blijven van een keuze voor een naamsvaststelling leidt tot afwijzing van het naturalisatieverzoek.

Op pag. 4- C.4, toelichting art. 12 lid 1 wordt de zin:

`Behoudens voorvoegsels (bijvoorbeeld Ben, El, Al, etc.) is het niet toegestaan om een dubbele of samengestelde geslachtsnaam vast te stellen.' aangevuld en komt de luiden:

Behoudens voorvoegsels (bijvoorbeeld Ben, El, Al, etc.) en achtervoegsels (bijvoorbeeld Zade(h)) is het niet toegestaan om een dubbele of samengestelde geslachtsnaam vast te stellen.

Daaraan wordt de onderstaande zin toegevoegd:

Staat de verzoeker, na schriftelijk in de gelegenheid te zijn gesteld door de IND om aan te geven welke enkelvoudige geslachtsnaam hij wenst, er nog steeds op naturalisatie met een dubbele of samengestelde geslachtsnaam anders dan toegestaan in de voorgaande zin, dan wordt het naturalisatieverzoek om die reden afgewezen.

Op pag. 4- C.4, toelichting art. 12 lid 1 vervalt het tekstgedeelte:

Adellijke titels, predicaten en godsdienstige toevoegingen zoals `Singh' (leeuw) en `Kaur' (sieraad) zijn naar Nederlands recht géén onderdeel van de geslachtsnaam. Datzelfde geldt voor kaste-aanduidingen. Het is dus niet mogelijk om een adellijke titel, kaste-aanduiding of andere toevoeging als geslachtsnaam te laten vaststellen.

Op pag. 4- C.4, toelichting art. 12 lid 1 vervalt:

Voorbeeld 2

Verzoeker, van Indiase nationaliteit, draagt volgens zijn gelegaliseerde en geverifieerde Indiase geboorteakte de naamsketen Jai Ashok Singh. Naamsvaststelling is dus geboden. De vader van verzoeker draagt de naamsketen Ravi Sunil Ramesh. De moeder van verzoeker heet Nikita Singh Varma. De namen van beide ouders bieden dan ook weinig aanknopingspunten voor het vaststellen van de namen van betrokkene. Tijdens het overleg geeft verzoeker bovendien uitdrukkelijk te kennen dat hij wenst te worden genaturaliseerd als Jay Singh.

In deze omstandigheden zal de geboorteakte van verzoeker moeten dienen als uitgangspunt voor de naamsvaststelling. Na overleg met verzoeker wordt de voornaam vastgesteld als: `Jai' en de geslachtsnaam als: `Ashok'.

Toelichting Het beleid met betrekking tot geslachtsnaamvaststelling bij naturalisatie is met het bovenstaande nader uitgewerkt. De huidige toelichting in de Handleiding onder artikel 12 maakt niet duidelijk welk gevolg wordt verbonden indien, ondanks overleg en correspondentie, eventueel geen overeenstemming tot stand komt tussen de wens van de naturalisandus en de mogelijkheden die het Nederlandse namenrecht biedt.

De toevoeging dat een dubbele of samengestelde geslachtsnaam ook mogelijk is indien dat het gevolg is van een `achtervoegsel' in de oorspronkelijke taal, is naar aanleiding van een praktijkgeval opgenomen.

Het opnemen van de te vervallen zinnen heeft berust op een misverstand. Reeds in september 2003 is aan de gemeenten, via een publicatie in Burgerzaken en Recht, p. 354, gecommuniceerd dat deze alinea onjuist is en zal vervallen in de Handleiding.

Intrekking Nederlanderschap

Op pag. 8- C.5, toelichting art. 14 lid 1; subparagraaf 4.1 vervalt in de tweede alinea het tekstgedeelte:

Bij ministeriële regeling kunnen ook andere personen als betrokken worden aangemerkt. Vooralsnog is er geen ministeriële regeling waarin ook andere personen als betrokken worden aangemerkt.

Daarvoor komt in de plaats:

Ingevolge artikel 7 RVVN kan van een rechtstreeks belang bij het uit te brengen voornemen ook sprake zijn bij een minderjarig stiefkind dat woont bij degene op wie het voornemen betrekking of een persoon die een duurzame relatie heeft. Ook de partner in een duurzame relatie en duurzaam samenwonend met degene op wie het voornemen betrekking heeft, is in artikel 7 RVVN aangemerkt als mogelijk rechtstreeks betrokkene aan wie schriftelijk het voornemen tot intrekking van het Nederlanderschap wordt medegedeeld.

Toelichting De regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap van 13 maart 2003 geeft een nadere uitwerking van het begrip `aan de bij de intrekking rechtstreeks betrokken personen' uit artikel 66, eerste lid BVVN. Deze nadere uitwerking wordt verwerkt in de tekst van de Handleiding.

Rechtsvordering

Aan de Toelichting op artikel 18 wordt toegevoegd:

De artikelen 429d, 429f-429l en 429s-429t Rv zijn vervallen op1 januari 2002 (Stb. 2001, 580). Er is een Rijkswet in voorbereiding op grond waarvan de laatste zin van artikel 18, lid 1 vervalt.

Overgangsrecht

A. Op pag. C.4-1, toelichting art. 8 lid 3 worden boven voorbeeld 1 de zinnen toegevoegd:

Ook voor artikel 8, derde lid geldt het overgangsrecht (zie de paragraaf `Overgangsrecht') in de toelichting onder artikel 7. Het overgangsrecht is ook beschreven in de toelichting onder artikel VII, tweede lid RRWN.

B. Op pag. C.4-1, toelichting art. 8 lid 4 worden boven voorbeeld de zinnen toegevoegd:

Ook voor artikel 8, vierde lid geldt het overgangsrecht (zie de paragraaf `Overgangsrecht') in de toelichting onder artikel 7. Het overgangsrecht is ook beschreven in de toelichting onder artikel VII, tweede lid RRWN.

C. Op pag. 2-C.4 toelichting art. 8 lid 5 worden boven voorbeeld 1 de zinnen toegevoegd:

Ook voor artikel 8, vijfde lid geldt het overgangsrecht (zie de paragraaf `Overgangsrecht') in de toelichting onder artikel 7. Het overgangsrecht is ook beschreven in de toelichting onder artikel VII, tweede lid RRWN.

D. Op pag. C.10-1, toelichting art. VII RRWN wordt onder het kopje Verwijzingen de zin:

RWN: artikel 8.1c en 8.1d vervangen door:

RWN artikel 8.1c; 8.1d; 8.3; 8.4 en 8.5

E. Op pag. C.10-3, toelichting art. VII lid 2 wordt de volgende paragraaf toegevoegd:

Mede van toepassing op artikel 8, derde, vierde en vijfde lid

Artikel VII, tweede lid RRWN, nodig om de onmiddellijke toepassing van de nieuwe eis van artikel 8 lid 1 en onder c RWN op de reeds ingediende verzoeken tegen te gaan, is in oktober 2001 in de wettekst opgenomen.

De twee redenen om de voorwaarden van de naturalisatietoets en `toelating en hoofdverblijf' niet van toepassing te willen laten zijn op voor 1 april 2003 ingediende naturalisatieverzoeken staan in de memorie van toelichting (Tweede Kamer, 2001-2002, 28039, nr. 3). Het betreft grote rechtsonzekerheid bij degenen die al een naturalisatieverzoek hadden ingediend en grotere werklast voor de administratie (lees: IND).

Hoewel artikel VII, tweede lid RRWN niet uitdrukkelijk de naturalisatieverzoeken noemt die worden ingediend op grond van de leden 3, 4,en 5 van artikel 8, moet het overgangsrecht met betrekking `toelating en hoofdverblijf' tot ook van toepassing worden geacht op die verzoeken.

Tot Slot

De tekst van dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten wordt zo spoedig mogelijk in de Handleiding verwerkt op de aangegeven plaatsen.

Niet in de tekst van de Handleiding wordt overgenomen hetgeen (driemaal) onder Toelichting in dit TBN is opgenomen.

Dit TBN treedt in werking op 1 augustus 2004.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de minister
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
P.W.A. Veld.

Naar boven