Wijziging Vrijstellingsregeling dierenwelzijn

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 mei 2004, nr. TRCJZ/2004/2863, houdende vrijstelling nieuwe varkensstallen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Vrijstellingsregeling dierenwelzijn1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘Hoofdstuk III: Slotbepalingen’ wordt vervangen door: Hoofdstuk IV: Slotbepalingen.

2. Onder vernummering van de artikelen 6 en 7 in 9 en 10 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk III: Varkens

Artikel 6

1. Artikel 4, tweede lid, van het Varkensbesluit, is tot 1 januari 2013 niet van toepassing op een stal bestemd voor gespeende varkens, gebruiksvarkens en niet in een groep gehouden gelten en zeugen, die na 1 november 1998 in gebruik is genomen of die vóór die datum in gebruik is genomen en na die datum is verbouwd of herbouwd.

2. De voor varkens beschikbare oppervlakte van een stal als bedoeld in het eerste lid bedraagt tenminste per varken met een gemiddeld gewicht:

a. tot 15 kg: 0,20 m²;

b. van 15 tot 30 kg: 0,30 m²;

c. van 30 tot 50 kg: 0,50 m²;

d. van 50 tot 85 kg: 0,65 m²;

e. van 85 tot 110 kg: 0,80 m²;

f. meer dan 110 kg: 1,0 m².

Artikel 7

1. Artikel 5, derde lid, van het Varkensbesluit, is niet van toepassing op een stal als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

2. Indien de vloer van de in het eerste lid bedoelde stal gedeeltelijk uit roostervloer bestaat, bedraagt de oppervlakte van het dichte deel van de voor varkens beschikbare vloer tenminste 40% van de ingevolge artikel 6, tweede lid, minimaal voorgeschreven beschikbare oppervlakte.

Artikel 8

1. Artikel 19, derde lid, onderdeel b, van het Varkensbesluit, is niet van toepassing op een stal bestemd voor gespeende varkens, gebruiksvarkens en niet in een groep gehouden gelten en zeugen, die voor 1 november 1998 in gebruik is genomen en na die datum niet is verbouwd of herbouwd.

2. De voor varkens beschikbare oppervlakte van een stal als bedoeld in het eerste lid bedraagt tenminste per varken met een gemiddeld gewicht:

a. tot 15 kg: 0,20 m²;

b. van 15 tot 30 kg: 0,30 m²;

c. van 30 tot 50 kg: 0,50 m²;

d. van 50 tot 85 kg: 0,60 m²;

e. van 85 tot 110 kg: 0,70 m²;

f. meer dan 110 kg: 1,0 m².

3. Indien de vloer van de in het eerste lid bedoelde stal gedeeltelijk uit roostervloer bestaat, bedraagt de oppervlakte van het dichte deel van de voor varkens beschikbare vloer tenminste 40% van de ingevolge het tweede lid minimaal voorgeschreven beschikbare oppervlakte.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 mei 2004.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

De onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en behelst een vrijstelling van de artikelen 4, tweede lid, en 5, derde lid, van het Varkensbesluit. Deze artikelen bevatten oppervlaktenormen voor de stallen waarin varkens worden gehouden.

Bij brief van 6 december 2002 is aan de Kamer1 toegezegd de varkenshouders met nieuwe stallen, dat zijn stallen die vóór 1 november 1998 in gebruik zijn genomen maar nadien zijn verbouwd of herbouwd of stallen die na 1 november 1998 in gebruik zijn genomen, tegemoet te komen zodanig dat tot 2013 de in de bijlage bij deze brief genoemde minder strenge oppervlaktenormen op deze stallen van toepassing zijn. De onderhavige vrijstelling voorziet hierin.

Artikel 6

In artikel 4, tweede lid, van het Varkensbesluit is per varken bepaald over hoeveel vloeroppervlak het tenminste moet beschikken. Deze oppervlaktenormen zijn gekoppeld aan het gemiddeld gewicht van de dieren.

Met het onderhavige artikel 6 worden nieuwe varkensstallen tot 1 januari 2013 van de eindnormen uit artikel 4, tweede lid, van het Varkensbesluit vrijgesteld. Voor deze varkensstallen gelden tot 1 januari 2013 de in de eerdergenoemde brief aangepaste oppervlaktenormen. Deze normen zijn opgenomen in het tweede lid van artikel 6.

Artikel 7

Voor varkensstallen met een roostervloer is in artikel 5, derde lid, van het Varkensbesluit voorgeschreven over hoeveel vierkante meters dicht vloeroppervlak een varken minimaal moet beschikken. Deze eisen zijn afgeleid van de eindnormen uit artikel 4, tweede lid, van het Varkensbesluit. Nu deze eindnormen voor nieuwe varkensstallen tot 1 januari 2013 zijn vervangen door de in artikel 6, tweede lid, genoemde oppervlaktenormen, moeten ook de eisen aan dicht vloeroppervlak voor nieuwe varkensstallen worden bijgesteld.

Het onderhavige artikel 7 voorziet hierin door te bepalen dat het aandeel dichte vloer tenminste 40% moet bedragen van het per varken minimaal ingevolge artikel 6 voorgeschreven vloeroppervlak. Dit is in lijn met de toezegging die daaromtrent aan de Kamer is gedaan in eerdergenoemde brief.

Artikel 8

Bestaande varkensstallen, dat zijn stallen die voor 1 november in gebruik zijn genomen en nadien niet meer zijn ver- of herbouwd, kunnen op grond van artikel 19, derde lid, van het Varkensbesluit een beroep doen op de oppervlaktenormen uit het Varkensbesluit zoals dat luidde vóór 1 september 1998. In eerdergenoemde brief aan de Kamer is toegezegd deze normen voor bestaande varkensstallen met betrekking tot de categorie varkens tot 30 kg te versoepelen. Het onderhavige artikel voorziet hierin.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2004, 063.

Naar boven