Mandaat Hoofdingenieur-Directeur directie Zuid-Holland

Besluit mandaat Hoofdingenieur-Directeur directie Zuid-Holland inzake de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen

8 januari 2004

Rijkswaterstaat, dir. Zuid-Holland

De Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland,

Gelet op artikel 3 Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

Gelet op artikel 2 en volgende van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen van 5 juni 1996 Stb. 297;

Gelet op artikel 1, lid 1 onder b, van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen van 14 juli 2003, Stcrt. 142;

Gelet op bijlage 1 bij laatstgenoemde regeling;

Gelet op bijlage 4 bij laatstgenoemde regeling;

Overwegende dat het omwille van slagvaardigheid wenselijk is de aan de Hoofdingenieur-Directeur toekomende bevoegdheden in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren te mandateren aan de Havenmeester van Rotterdam voor zover deze bevoegdheden binnen het nautisch beheergebied van de laatstgenoemde worden uitgeoefend;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Hoofdingenieur-Directeur: de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland

b. Hoofd Scheepvaartzaken: het Hoofd van de afdeling Scheepvaartzaken van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland

c. Havenmeester van Rotterdam: de Havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V

d. Beheergebied: nautisch beheergebied van de Havenmeester van Rotterdam, welk gebied is gelegen binnen de volgende grenzen:

- Hollandsche IJssel: kmr. 19.700, de denkbeeldige lijn bij kop scheidingsdam Hollandsche IJssel en de Nieuwe Maas bij kmr. 19.700 loodrecht op de rivier de Hollandsche IJssel

- Bakkerskil/Benedenmond: vanaf de krib met lichtopstand bij kmr. 992.1 tot lichtopstand bij kmr. 992.5

- Nieuwe Maas: de denkbeeldige lijn bij kmr. 991.5 loodrecht op de rivier

- Nieuwe Waterweg/Maasmond: verbindingslijn tussen de havenlichten

- Calandkanaal/Beerkanaal

- Oude Maas: de denkbeeldige lijn bij kmr. 998 loodrecht op de rivier

Artikel 2

Aan de Havenmeester van Rotterdam worden overgedragen de bevoegdheden en in voorkomende gevallen machtiging zoals neergelegd de volgende randnummers van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen:

Randnummer:

betreft bevoegdheid inzake:

1.8.1.3

Aanwijzen ligplaatsen

3.2.3

In ontvangst nemen verklaring betreffende overschrijding zwavel-

 

stofconcentratie

7.1.4.7

Toestemming laad- en losplaatsen

7.1.4.8

Toestemming laad- en loshandelingen

7.1.5.4.2

Ontslaan van de verplichting tot het aan boord hebben van een deskundige in havens

7.1.5.4.3

Aanwijzen speciaal aangegeven ligplaatsen kegelschepen

7.1.5.4.4

Vaststellen andere afstanden bij het ligplaats nemen

7.1.5.5

In ontvangst nemen van mededelingen m.b.t. het afmeren uit veiligheidsgronden

7.1.6.14

Toestemming van afwijkingen bij laad- en loshandelingen

7.2.3.7.1

Toewijzing ontgassingplaatsen

7.2.3.7.3

Toewijzing ontgassingplaatsen

7.2.4.2.4

Afwijkingen t.o.v. 7.2.4.2.1, 7.2.4.2.2 en 7.2.4.2.3

7.2.4.7.1

Toestemming laad- en losplaatsen

7.2.4.24

Vaststelling van uitzondering voor het lossen

7.2.5.4.2

Ontslaan van de verplichting tot het aan boord hebben van een deskundige in havens

7.2.5.4.3

Aanwijzen speciaal aangegeven ligplaatsen voor kegelschepen

7.2.5.4.4

Vaststellen van andere afstanden bij het ligplaats nemen

Artikel 3

De op grond van artikel 2 genomen besluiten worden in afschrift gezonden aan het Hoofd Scheepvaartzaken.

Artikel 4

1. De aanhef van de in het eerste lid genoemde documenten luidt: `de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland'.

2. De ondertekening van de in het eerste lid genoemde documenten luidt: `De Hoofdingenieur-Directeur, namens deze de Havenmeester van Rotterdam', de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

Artikel 5

1. De Havenmeester draagt zorg voor de registratie en de archivering van de krachtens dit besluit genomen beslissingen.

2. De Havenmeester heeft periodiek overleg met de Hoofdingenieur-Directeur, dan wel het Hoofd Scheepvaartzaken over de door respectievelijk namens hem krachtens dit besluit genomen beslissingen, waarvan hij aan moet nemen dat kennisneming door de Hoofdingenieur-Directeur, dan wel het Hoofd Scheepvaartzaken van belang is.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2004.

Rotterdam, 8 januari 2004.
De Hoofdingenieur-Directeur,
F.J.P. Heuer.

Naar boven