Wijziging Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten
22 mei 2003
Nr. TRCJZ/2003/4333
Directie Juridische Zaken
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op artikel 2 van de Plantenziektenwet en artikel 14 van het Besluit
bestrijding schadelijke organismen;
Besluit:
Artikel I
De Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten1 wordt als
volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2, tweede en derde lid, 5bis, 20, vierde lid, en 21, tweede
en derde lid, wordt `Onze Minister' telkens vervangen door: de Minister.
B
In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt `de directeur' vervangen
door: de Minister.
C
In artikel 5, vierde lid, onderdeel b, wordt `de Plantenziektenkundige
Dienst' vervangen door: de Minister.
D
In artikel 6, eerste lid, wordt `de Plantenziektenkundige Dienst danwel
door een onder verantwoordelijkheid van de Plantenziektenkundige Dienst functionerende
instelling' vervangen door: de Minister.
E
In artikel 7, vijfde lid, wordt `een door haar aangewezen instantie' vervangen
door `een door de Minister aangewezen instantie' en wordt `de Plantenziektenkundige
Dienst of een door haar aangewezen instantie' vervangen door: de Minister.
F
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid wordt `de Plantenziektenkundige Dienst of een onder
zijn verantwoordelijkheid functionerende instelling' vervangen door: de Minister.
2. In het achtste lid wordt `degene die het onderzoek heeft verricht'
vervangen door: de Minister.
G
In artikel 14, tweede lid, wordt `Onze Minister' vervangen door: De Minister.
H
In artikel 15, eerste en tweede lid, wordt `de Plantenziektenkundige Dienst'
telkens vervangen door: de Minister.
I
In artikel 16, derde lid, wordt `een ambtenaar der Invoerrechten en Accijnzen'
vervangen door: een ambtenaar van de Belastingdienst bevoegd inzake douane.
J
In artikel 17 eerste lid, wordt `onze Minister' vervangen door: de Minister.
K
In artikel 20 eerste lid, wordt `deze dienst' vervangen door: de Minister.
L
Na artikel 20 wordt twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 20a
1. De ontvanger van een zending snijbloemen als bedoeld in artikel 12,
elfde lid, aan wie vergunning is verleend voor elektronische aangifte als
bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling kan, onder voorwaarde van aangifte
ten invoer bij de douane overeenkomstig die vergunning, de zending snijbloemen
op elektronische wijze aanbieden aan de Plantenziektenkundige Dienst voor
het onderzoek, bedoeld in artikel 12, eerste lid.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een gemachtigde
als bedoeld in artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht, aan wie vergunning
is verleend voor elektronische aangifte als bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling.
3. Het aanbieden voor onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid,
geschiedt via een daarvoor bestemd elektronisch systeem met behulp van een
door de Minister beschikbaar gestelde toegang.
4. De Minister kan besluiten de verstrekte toegang te blokkeren, indien
de indiener of een met hem geassocieerd bedrijf of organisatie in het verleden
een elektronische aanbieding voor onderzoek heeft ingediend in strijd met
deze regeling.
5. De Minister kan een elektronische aanbieding voor onderzoek weigeren,
indien dit niet overeenkomstig deze regeling is ingediend.
6. De Minister kan elektronisch verschafte gegevens en bescheiden weigeren
voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor de Minister
zou leiden.
7. De Minister kan een elektronisch verzonden bericht weigeren voor zover
de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd,
gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt
gebruikt.
8. De Minister deelt een weigering op grond van dit artikel zo spoedig
mogelijk aan de afzender mede.
9. Als tijdstip waarop een elektronisch bericht door de Plantenziektenkundige
Dienst elektronisch is ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht zijn
systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt.
10. De Minister kan besluiten de elektronische aanbieding voor onderzoek
niet te behandelen, indien het elektronisch bericht geheel of gedeeltelijk
is geweigerd op grond van het vijfde, zesde en zevende lid. Artikel 4:5 van
de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20b
1. Indien een zending snijbloemen overeenkomstig artikel 20a aan de Plantenziektenkundige
Dienst voor onderzoek is aangeboden, stelt de Plantenziektenkundige Dienst
de ontvanger van de zending snijbloemen of diens gemachtigde via het systeem,
bedoeld in artikel 20a, derde lid, op de hoogte van de toepassing van artikel
12, elfde lid, dan wel van de onverkorte toepassing van artikel 12, eerste
lid. De ontvanger van de zending snijbloemen of diens gemachtigde doet bij
de elektronische aangifte ten invoer, bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling,
mededeling aan de douane over de toepassing van artikel 12, elfde lid.
2. Indien een zending snijbloemen overeenkomstig artikel 20a aan de Plantenziektenkundige
Dienst voor onderzoek is aangeboden en aan artikel 12, elfde lid, toepassing
is gegeven, kan het besluit, bedoeld in artikel 12, zevende lid, worden bekendgemaakt
door elektronische toezending aan degene aan wie vergunning is verleend voor
elektronische aangifte als bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met
1 april 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 22 mei 2003.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,C.P. Veerman.
1 Stcrt. 1993, 98, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële
regeling van 25 februari 2003 (Stcrt. 40).
Toelichting
Inleiding
Bij ministeriële regeling van 25 februari 2003 (Stcrt. 2003, 40)
is aan artikel 12 van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten (hierna:
de Regeling) een nieuw elfde lid toegevoegd, op grond waarvan voor de in dat
lid genoemde snijbloemen uit derde landen de vrijgave, bedoeld in artikel
12, zevende lid, van de Regeling kan geschieden op basis van reduced checks,
te weten het nagaan of de zending vergezeld gaat van een fytosanitair certificaat
en het certificaat voldoet aan de daarvoor gestelde eisen als bedoeld in artikel
13 van de Regeling.
Zoals in de toelichting bij de regeling van 25 februari 2003 is vermeld,
wordt de vrijgave, bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Regeling ingeval
toepassing is gegeven aan artikel 12, elfde lid, van de Regeling verleend
door de douane.
De procedure komt kort weergegeven op het volgende neer.
Een importeur van snijbloemen (of een gemachtigde) meldt bij de Plantenziektenkundige
Dienst dat een zending snijbloemen uit een derde land ter keuring wordt aangeboden.
Deze melding geschiedt via een hiertoe bestemd elektronisch systeem van de
Plantenziektenkundige Dienst. De Plantenziektenkundige Dienst bepaalt of de
zending fysiek moet worden gekeurd of dat toepassing kan worden gegeven aan
artikel 12, elfde lid, van de Regeling, zodat controle van het certificaat
volstaat. Indien fysieke keuring noodzakelijk is, bericht de Plantenziektenkundige
Dienst dat keuring zal plaatsvinden op de door de importeur voorgestelde wijze.
Indien de Plantenziektenkundige Dienst van oordeel is dat fysieke controle
van de zending achterwege kan blijven, bericht de Plantenziektenkundige Dienst
dit aan de importeur, die hiervan vervolgens mededeling doet bij zijn elektronische
douaneaangifte. De douane maakt vervolgens elektronisch een besluit tot vrijgave
als bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Regeling bekend, dan wel, indien
de controle van het certificaat daartoe aanleiding geeft, zendt de partij
en de importeur terug naar de Plantenziektenkundige Dienst voor verdere behandeling.
De douane neemt daarmee nooit een besluit tot weigering van de vrijgave.
De verlening van de vrijgave moet worden beschouwd als een besluit in de zin
van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Bij separaat besluit is
aan de ambtenaren van de douane daarom mandaat verleend om namens de Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij langs elektronische weg te besluiten
om een zending als bedoeld in artikel 12, elfde lid, van de Regeling vrij
te geven.
De douane verricht de werkzaamheden op grond van de Regeling gelijktijdig
met de overige door de douane met betrekking tot een zending te verrichten
werkzaamheden. De douane geeft van zijn bevindingen blijk via een daartoe
reeds geruime tijd bestaand elektronisch systeem, genaamd Sagitta. De wettelijke
basis voor elektronische aangifte bij de douane vindt zijn basis in artikel
32 van de Douaneregeling. De bepalingen uit de Douaneregeling zijn vanzelfsprekend
niet van toepassing op de Regeling, die is gebaseerd op de Plantenziektenwet.
Het systeem waarmee de zending snijbloemen voor controle aan de Plantenziektenkundige
Dienst wordt aangeboden werkt met vergelijkbare software als het systeem Sagitta
van de douane, maar staat er niet mee in verbinding. Voor dat systeem, genaamd
EV-PD (Elektronische Vooraanmelding Plantenziektenkundige Dienst), bestaat
nog geen wettelijke basis. Teneinde de mededeling van de vrijgave ook via
Sagitta bekend te kunnen maken en het elektronische voortraject een wettelijke
basis te geven, worden in artikel I, onderdeel L, aan de Regeling twee nieuwe
artikelen toegevoegd, de artikelen 20a en 20b.
Waarborgen
Bij de vaststelling van de artikelen 20a en 20b is rekening gehouden met
het voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht
met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen
(Wet elektronisch bestuurlijk verkeer), Kamerstukken II, 2001/2002, 28 483,
nr. 1-2. In de memorie van toelichting bij dat voorstel van wet heeft de regering
aangegeven dat `het niet is uitgesloten dat - vooruitlopend op de inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel - met elektronisch rechtsverkeer wordt geëxperimenteerd,
uiteraard mits daarbij zeer zorgvuldig te werk wordt gegaan' (Kamerstukken
II, 2001/2002, 28 483, nr. 3, pag. 5). Op pagina 6 vervolgt de regering: `Het
is van groot belang dat telkens zowel in technische als organisatorische zin
voldoende waarborgen worden geschapen om ook in een elektronische omgeving
aan die eisen of functies te voldoen. Dit alles geldt overigens evenzeer na
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel'.
Met het wetsvoorstel worden drie zaken geregeld. Deze zijn:
1. Aangegeven wordt wanneer verkeer langs elektronische weg is toegestaan.
2. Aangegeven wordt aan welke voorwaarden verkeer langs elektronische
weg moet voldoen, teneinde even betrouwbaar te zijn als conventioneel verkeer.
3. Aangegeven wordt in welke gevallen verkeer langs elektronische weg
kan worden gelijkgesteld aan andere vormen van verkeer.
Ad 1. Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat een bericht elektronisch kan
worden verzonden als het bestuursorgaan heeft kenbaar gemaakt dat deze mogelijkheid
bestaat. Het bestuursorgaan kan daartoe nadere eisen stellen (het voorgestelde
artikel 2:15, eerste lid, Awb). Met de nieuwe artikelen 20a en 20b van de
Regeling wordt mogelijk gemaakt dat snijbloemen op elektronische wijze aan
de Plantenziektenkundige Dienst voor keuring worden aangeboden. Voorgeschreven
is in artikel 20a, eerste en tweede lid, dat de ontvanger alleen op elektronische
wijze een zending snijbloemen kan aanbieden als hij of zijn gemachtigde een
vergunning hebben op grond van de Douaneregeling om via Sagitta aangifte ten
invoer te doen. Deze bepaling is noodzakelijk, omdat zonder deze vergunning
de douane niet elektronisch kan mededelen dat de zending overeenkomstig artikel
12, zevende lid, van de regeling is vrijgegeven. De elektronische aanbieding
voor controle aan de Plantenziektenkundige Dienst impliceert de instemming
van belanghebbende met elektronische bekendmaking door de douane van het besluit
tot vrijgave.
De plicht tot aanbieden van een zending planten voor controle als bedoeld
in artikel 12, eerste lid, berust bij de ontvanger van de planten. Deze laat
het voldoen aan die plicht vaak over aan een expediteur of een andere gemachtigde.
Artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt hiervoor alle ruimte.
Nu is het in de praktijk vaak de gemachtigde die een vergunning heeft als
bedoeld in artikel 32 van de Douaneregeling. Deze wordt dan door de douane
als aangever beschouwd. Voor de douane is daarbij niet van belang of de aangever
de feitelijke importeur is of iemand die namens hem optreedt. Aangezien het
voor het doen van aanvragen wel van belang is om onderscheid te maken tussen
een rechthebbende op een partij die een schriftelijke verklaring als bedoeld
in artikel 12, zevende lid, van de Regeling nodig heeft voor het invoeren
van de zending en een voor de rechthebbende optredende gemachtigde is in artikel
20a, tweede lid, bepaald dat elektronische aanmelding voor controle ook mogelijk
is als een gemachtigde beschikt over de vergunning, bedoeld in artikel 32
van de Douaneregeling.
Toegang tot het systeem wordt verleend door de Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (artikel 20a, derde lid). Deze kan de toegang weer
intrekken in de in artikel 20a, vierde lid, genoemde omstandigheid. Andere
elektronische berichten, die niet aansluiten op deze systemen, of die aan
deze systemen zelfs schade kunnen toebrengen, kunnen worden geweigerd (artikel
20a, vijfde, zesde en zevende lid). In dat geval wordt de indiener de gelegenheid
geboden om een nieuwe melding te verrichten, zo nodig op andere dan elektronische
wijze (artikel 20a, tiende lid). Artikel 20a, zesde tot en met tiende lid,
zijn ontleend aan het voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene
wet bestuursrecht met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers
en bestuursorganen (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer) en kunnen vervallen
als dat voorstel tot wet wordt verheven.
Ad 2. Het wetsvoorstel voegt aan de Awb een artikel 2:16 toe, dat luidt:
`Aan het vereiste van ondertekening is voldaan door een elektronische
handtekening, indien de methode die daarbij voor authentificatie is gebruikt
voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en de inhoud van het elektronische
bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt. De artikelen 15a, tweede
tot en met zesde lid, en 15b van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek zijn van
overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van het bericht zich daartegen
niet verzet. Bij wettelijk voorschrift kunnen aanvullende eisen worden gesteld.'
De genoemde artikelen worden bij inwerkingtreding van de Wet elektronische
handtekeningen aan Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegevoegd. In het genoemde
artikel 15a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: artikel 3:15a BW)
worden in het tweede lid eisen gesteld aan de betrouwbaarheid van de elektronische
handtekening. Deze eisen luiden (voorzover van toepassing):
`a. zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;
b. zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;
c. zij komt tot stand met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende
controle kan houden; en
d. zij is op zodanige wijze aan het elektronisch bestand waarop zij betrekking
heeft verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord
(...);
De software waarmee toegang wordt verkregen tot EV-PD voegt aan het bericht
een identificatiecode mee, waardoor de Plantenziektenkundige Dienst kan zien
welke ondernemer zich meldt met een partij snijbloemen. Daarmee wordt voldaan
aan de eisen van het toekomstige artikel 3:15a, tweede lid, BW, zodat de elektronische
melding voor controle, alsmede het besluit tot vrijgave voldoende betrouwbaar
kunnen plaatsvinden.
Nu alleen de douane met het systeem Sagitta berichten kan verzenden, staat
ook voldoende vast dat de elektronische bekendmaking van een besluit tot vrijgave
als bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Regeling afkomstig is van de
douane.
Ad 3. Als gevolg van de openstelling van de elektronische weg in onderhavige
regeling zal een elektronische aanvraag of besluit als gelijkwaardig kunnen
worden beschouwd aan een schriftelijke aanvraag of besluit. Vooruitlopend
op de inwerkingtreding van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer kan artikel
20a, eerste en tweede lid, bovendien worden beschouwd als het wettelijk voorschrift,
bedoeld in artikel 4:1 van de Awb, waarmee een uitzondering op het schriftelijkheidsvereiste
kan worden gemaakt.
Vermindering administratieve lasten
De elektronische vooraanmelding brengt mee dat de Plantenziektenkundige
Dienst minder tijd kwijt is met de invoer van gegevens die anders per post
of per fax zouden worden geleverd. De kosten voor deze werkzaamheden zouden
in de keuringstarieven moeten worden doorberekend. Per inspectie zonder elektronische
vooraanmelding zouden, als de elektronisch ontvangen gegevens door de Plantenziektenkundige
Dienst handmatig zouden moeten worden verwerkt, het tarief naar schatting €
15 per controle duurder zijn. Dit leidt bij een geschat aantal vooraanmeldingen
van 45.000 per jaar tot een besparing van € 675.000,-. De afschrijvingen
op het elektronisch systeem voor het doen van vooraanmeldingen bedragen naar
schatting € 500.000,- per jaar. Deze kosten worden in de tarieven doorberekend,
zodat de totale besparing voor het bedrijfsleven naar schatting € 175.000,-
bedraagt.
Naast deze besparingen zal het doen van een elektronische vooraanmelding
leiden tot een beperking van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven,
omdat documenten niet fysiek naar het kantoor van de Plantenziektenkundige
Dienst of de douane hoeven te worden vervoerd. De hieruit voortvloeiende bespoediging
van de afhandeling van de inspectie en de besparing op arbeidskosten bij het
bedrijfsleven kunnen niet worden gekwantificeerd wegens gebrek aan gegevens.
Overige wijzigingen
In artikel I, onderdelen A tot en met K is van de gelegenheid gebruik
gemaakt om enkele redactionele wijzigingen aan te brengen. Inhoudelijke wijzigingen
worden hiermee niet beoogd. Waar de aanduiding `Plantenziektenkundige Dienst'
wordt vervangen door `de Minister', wordt uitvoering gegeven aan het beleid
om in regelingen geen bevoegdheden op te dragen aan ambtenaren. Met toedeling
van bevoegdheden aan ambtenaren in ministeriële regelingen kan onduidelijkheid
ontstaan over de vraag of sprake is van attributie of impliciet mandaat. Deze
onduidelijkheid is ongewenst. Dat bij onderhavige bepalingen van de Regeling
invoer, uitvoer en verkeer van planten sprake is van impliciet mandaat blijkt
uit het feit dat deze bepalingen zijn opgenomen in het besluit van de Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 17 december 2002, nr TRCJZ/2002/13225
(Stcrt. 2002, nr. 248), houdende machtiging aan ambtenaren van de Plantenziektenkundige
Dienst.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
C.P. Veerman.