Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas januari 2003

10 januari 2003

nr. EB2003/50646

DGOOV/R&B/BJZ

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Economische Zaken, van Financiën, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 1, 2, 4, 6, 7, 9 en 12 van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen en de artikelen 2 en 3 van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen;

b. LASER: Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. schadebedrag: de omvang van de schade vastgesteld door de schade-expert, bedoeld in artikel 5 van de wet, waarop in mindering zijn gebracht de schade die redelijkerwijs verzekerbaar is, de schade waarvoor uit andere hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen en de schade die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de schade;

d. kostenbedrag: de gemaakte kosten vastgesteld door de schade-expert, bedoeld in artikel 5 van de wet, waarop in mindering zijn gebracht de kosten die redelijkerwijs verzekerbaar zijn, de kosten waarvoor uit anderen hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen en de kosten die zijn veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de kosten.

Artikel 2

1. Deze regeling is van toepassing op de schade en kosten die zijn ontstaan als gevolg van een overstroming door zoet water door:

a. de hoge waterstanden in gedeelten van de Maas, voor zover daar geen primaire waterkeringen als bedoeld in de Wet op de waterkering of anderszins gereglementeerde waterkeringen aanwezig zijn, veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar, in de periode tussen 2 en 6 januari 2003.

b. het overlopen of bezwijken van een gereglementeerde waterkering langs een gedeelte van de Maas ter hoogte van Tegelen op 5 januari 2003.

2. Als schadegebied, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, en 2 van de wet, voor de schade en kosten ontstaan in de periode tussen 2 en 6 januari 2003 wordt het in de bijlage bij deze regeling aangeduide gebied aangewezen.

3. Indien het onverkort vasthouden aan het in het tweede lid aangewezen schadegebied tot onbillijke situaties leidt, kan de minister in individuele gevallen bij zijn besluitvorming van dat schadegebied afwijken.

Artikel 3

Aan deze regeling kan slechts aanspraak tot tegemoetkoming worden ontleend nadat de Europese Commissie de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen heeft vastgesteld.

§ 2. Hoogte van de tegemoetkoming

Artikel 4 Schade aan de woning, woonwagen of woonschip

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de wet bedraagt 90% van het schadebedrag.

Artikel 5 Schade aan inboedel

1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de wet bedraagt:

a. 90% van het schadebedrag tot € 9.100;

b. 75% van het schadebedrag tussen € 9.100 en € 13.600;

c. 50% van het schadebedrag tussen € 13.600 en € 27.200.

2. Over het schadebedrag dat € 27.200 te boven gaat, wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 6 Bereddings- en opruimingskosten aan woning en inboedel

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, onderdelen i en j, van de wet, gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade als bedoeld in de artikelen 4 en 5, bedraagt 65% van het kostenbedrag.

Artikel 7 Schade aan openbare infrastructurele voorzieningen

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van de wet bedraagt 58,5% van het schadebedrag.

Artikel 8 Schade aan vaste en vlottende activa

1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet bedraagt 65% van het schadebedrag.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de tegemoetkoming voor schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor een gedupeerd kerkgenootschap, een gedupeerde vereniging of een gedupeerde stichting vastgesteld overeenkomstig de artikelen 4 en 5, tenzij de stichting of vereniging een zorginstelling of onderneming in stand houdt.

3. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming voor schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor een gedupeerd openbaar lichaam 58,5% van het schadebedrag.

Artikel 9 Teeltplanschade

1. De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de wet bedraagt 65% van het schadebedrag.

2. De gedupeerde heeft geen recht op een tegemoetkoming in teeltplanschade, voor zover deze schade bestaat uit een productieverlies van minder dan 30% ten opzichte van de gemiddelde opbrengst in de betrokken productierichting op het betreffende bedrijf in de drie jaren voorafgaande aan het jaar waarin de productieverliezen zich voordoen, met dien verstande dat:

a. in voorkomend geval een voorafgaand jaar waarin reeds een zodanig productieverlies is geleden bij de berekening van de gemiddelde opbrengst in de betrokken productierichting buiten beschouwing wordt gelaten, en

b. indien ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden productieverliezen zich over meerdere jaren zullen doen gevoelen, deze verliezen in het eerste jaar ten minste 10% moeten bedragen en het percentage van het productieverlies in het eerste jaar, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarin productieverlies zal worden geleden, tenminste uitkomt op 25%.

3. Indien een gedupeerde op grond van het bepaalde in het tweede lid geen recht heeft op een tegemoetkoming in teeltplanschade, wordt deze schade niet meegenomen bij de berekening van het drempelbedrag, bedoeld in artikel 13, of het eigen risico, bedoeld in artikel 15.

Artikel 10 Bedrijfsschade (dieren)

De hoogte van de tegemoetkoming in de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de wet bedraagt 65% van het schadebedrag.

Artikel 11 Opstartkosten

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van de wet bedraagt 65% van de kosten.

Artikel 12 Bereddings- en opruimingskosten bedrijven

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, onderdelen i en j, van de wet, gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade als bedoeld in de artikelen 7 tot en met 10, bedraagt 65% van het kostenbedrag.

Artikel 13 Drempelbedrag

1. Indien de som van de schade- en kostenbedragen, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 12, niet meer bedraagt dan € 1.000, heeft de gedupeerde geen recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten.

2. In afwijking van het eerste lid heeft een gedupeerd kerkgenootschap, een gedupeerde vereniging of een gedupeerde stichting geen recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten, indien de som van de schade- en kostenbedragen niet meer bedraagt dan € 500.

3. Indien de som van de schade- en kostenbedragen, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6, voor particulieren niet meer bedraagt dan € 500, heeft de gedupeerde geen recht op een tegemoetkoming in de schade en kosten.

Artikel 14 Evacuatiekosten

1. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel h, van de wet bedraagt 100% van het kostenbedrag als gevolg van een door het bevoegd gezag geboden of geadviseerd verlaten van de woon- of vestigingsplaats, doch ten minste € 680.

2. Tenzij de stichting of vereniging een zorginstelling of onderneming in stand houdt, bedraagt in afwijking van het eerste lid de hoogte van de tegemoetkoming voor particulieren, kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen 100% van het kostenbedrag als gevolg van een door het bevoegd gezag geboden of geadviseerd verlaten van de woon- of vestigingsplaats, doch ten minste € 230 en ten hoogste € 455.

Artikel 15

Het eigen risico als gevolg van het resultaat van de berekeningen, genoemd in de artikelen 8 tot en met 13, bedraagt voor bedrijven niet meer dan € 4.550.

§ 3. Berekeningsgrondslag

Artikel 16

De schadetermijn voor de teeltplanschade en de bedrijfsschade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen e en f, van de wet wordt gerekend vanaf 6 januari 2003 tot het moment waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te werken, rekening houdend met de geteelde gewassen of de gehouden diersoorten, doch maximaal tot een periode van 52 weken.

Artikel 17

Het uurloon, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen wordt vastgesteld op € 17,34 bruto per mensuur.

§ 4. Procedure

Artikel 18

1. Degene die aanspraak wenst te maken op een tegemoetkoming in de schade of kosten meldt dit uiterlijk 21 februari 2003 bij LASER door middel van het daartoe bestemde schademeldingformulier. Een schademelding kan tot deze datum worden aangevuld.

2. Na ontvangst van het schademeldingformulier draagt LASER zorg voor de taxatie van de schade.

3. Een aanvraag tot verlening van een tegemoetkoming in de schade of kosten wordt ingediend door middel van het door de schade-expert, in overleg met de aanvrager, ingevulde en door de aanvrager ondertekende formulier. De aanvraag wordt binnen acht dagen na verstrekking van het formulier ingediend.

4. Aanvragen en meldingen worden niet per fax of e-mail ingediend.

Artikel 19

De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag. Indien niet binnen deze termijn een besluit op de aanvraag kan worden genomen, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 20

De beschikking op de aanvraag bevat in ieder geval:

a. de omvang van de schade, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

b. de in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen g, i en j, van de wet, berekend met inachtneming van het schaderapport, bedoeld in artikel 5 van de wet;

c. de omvang van de schade en kosten waarvoor verzekeringspenningen zijn verkregen of hadden kunnen worden verkregen, de omvang van de schade waarvoor uit andere hoofde een tegemoetkoming is verkregen of had kunnen worden verkregen en de omvang van de schade die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van de schade of kosten waarmee de schade en de kosten zijn verminderd;

d. het bedrag van de tegemoetkoming.

Artikel 21

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg draagt zorg voor de verspreiding van de door LASER vastgestelde schademeldingformulieren.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 22

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 23

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas januari 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H. Hessing.

Bijlage behorend bij artikel 2, tweede lid, van de Regeling tegemoetkoming schade bij overstroming van de Maas januari 2003

Als schadegebied wordt aangewezen het gearceerde deel van de kaart, gelegen in de winterbedding van de Maas tussen de landsgrens en de Maasbrug bij Gennep, op het grondgebied van de gemeenten gelegen tussen Eijsden en Gennep, met uitzondering van de gebieden langs de Maas waar primaire waterkeringen als bedoeld in de Wet op de waterkering of anderszins gereglementeerde waterkeringen aanwezig zijn.

stcrt-2003-9-p9-SC38125-1.gif

Tot het schadegebied behoort tevens het op onderstaande kaart donkergekleurde grondgebied van Tegelen (gemeente Venlo) direct gelegen achter de op 5 januari 2003 bezweken damwand. Hiertoe behoren de aan de straten Maashoek en de Sint Michaelstraat gelegen objecten.

stcrt-2003-9-p9-SC38125-2.gif

Toelichting

De Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS) geeft burgers onder voorwaarden een recht op een tegemoetkoming in de schade die is ontstaan door een ramp of zwaar ongeval, veroorzaakt door een overstroming of aardbeving van een bepaalde omvang.

Voor de Maas geldt een bijzondere regeling die is gegeven in artikel 2 van de WTS. Het gaat dan om schade die is ontstaan als gevolg van hoge waterstanden in het gedeelte van de Maas waar geen primaire waterkeringen als bedoeld in de Wet op de waterkering of anderszins gereglementeerde waterkeringen aanwezig zijn. In de periode dat de werkzaamheden in het kader van het Deltaplan grote rivieren in dat deel van de Maas nog niet zijn afgerond, geldt dat een tegemoetkoming in de schade wordt verstrekt, indien de hoge waterstanden worden veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 per jaar. In die situatie bestaat dus wel recht op tegemoetkoming in de schade, terwijl er geen sprake hoeft te zijn van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet rampen en zware ongevallen en ook niet hoeft te worden voldaan aan het criterium, genoemd in artikel 1, onder b, sub 1, van een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/50 jaar.

1. De feitelijke omstandigheden in de periode tussen 2 en 6 januari 2003 en reikwijdte van de regeling

Het gebied dat is gelegen in het rivierbed van de Maas van de landsgrens bij Eijsden tot aan de Maasbrug bij Gennep is in de periode van 2 januari 2003 tot 6 januari 2003 overstroomd. Binnen dit gebied zijn waterstanden gemeten die gelijk of hoger zijn dan hoogwaterstanden die eenmaal per 10 jaar voorkomen. Diverse landerijen en woningen zijn door deze waterstanden onder water gelopen, ook is een damwand ter hoogte van Tegelen doorgebroken. Dit heeft schade veroorzaakt aan diverse objecten.

Op verschillende gronden komen de kosten van deze schade voor een tegemoetkoming op grond van de WTS in aanmerking.

1. Voor overstromingen als gevolg van hoogwaterstanden in de Maas, kent de WTS zoals hiervoor aangegeven een bijzondere regeling in artikel 2. Deze bepaling kent slechts een beperkt aantal voorwaarden. In afwijking van de algemene voorwaarden van de WTS, kan, zolang de werkzaamheden in het kader van het Deltaplan grote rivieren in dat deel van de Maas nog niet zijn afgerond (hetgeen het geval is), een tegemoetkoming in schade, veroorzaakt door een overstroming met zoetwater worden toegekend, indien er sprake is van hoge waterstanden die worden veroorzaakt door een rivierafvoer met een gemiddelde kans van voorkomen van minder dan 1/10 jaar. Daarvan is in het gebied tussen de landsgrens bij Eijsden tot aan de Maasbrug bij Gennep in de periode tussen 2 en 6 januari 2003 sprake geweest. Deze bijzondere regeling geldt overigens slechts voor die gedeelten van de Maas, waar geen primaire waterkeringen of anderszins gereglementeerd waterkeringen aanwezig zijn. Daar waar kades of andere voorzieningen ter kering van het water langs de Maas zijn aangebracht, is sprake van gereglementeerde waterkeringen.

Voor de toepasselijkheid van artikel 2 van de WTS hoeft blijkens de parlementaire geschiedenis geen sprake te zijn van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in de Wet rampen en zware ongevallen. Artikel 2 van de WTS vloeit voort uit een amendement-Van der Hoeven c.s. (kamerstukken II 1997/98, 25 159, nr. 7). De bedoeling van de indieners van het amendement was om solitaire bebouwingslocaties in het winterbed van de Maas tijdelijk onder de WTS te laten vallen, totdat de bescherming door de kaden is voltooid. De beperkte en tijdelijke werking van artikel 2 komt mede tot uitdrukking in artikel 4, derde lid, onder e, van de WTS en artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (BTS). Daarin is bepaald dat schade aan bouwwerken of delen daarvan die na 19 april 1996 tot stand zijn gebracht, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit limiteert de toepasselijkheid van deze regeling voor zover het betreft de locaties langs de Maas waar geen gereglementeerde waterkeringen aanwezig zijn tot de reeds op genoemde datum aanwezige bouwwerken in de winterbedding van de Maas. De adressen van deze woningen, (agrarische) bedrijven, objecten en landerijen zijn bekend. Aan deze adressen zal, voorzover gelegen in het schadegebied, actief een schademeldingsformulier worden gezonden. Mocht een gedupeerde een dergelijk formulier niet ontvangen, dan kan deze rechtstreeks bij de provincie of uitvoeringsorgaan Laser worden opgevraagd.

2. Langs de Maas zijn op verschillende plaatsen gereglementeerde waterkeringen, zoals (deels demontabele) kadedamwanden aangebracht, met het oogmerk hoge waterstanden weerstand te kunnen bieden. In Tegelen is zo'n damwand onverwacht onder de waterdruk bezweken, waardoor schade aan onder meer woningen en andere bezittingen is ontstaan. Het verbond van verzekeraars laat weten dat het doorbreken van (boezem)dijken, dus ook voorliggende situatie, noch calculeerbaar, noch verzekerbaar is.

Deze situatie valt niet onder de bijzondere regeling van artikel 2 WTS. Een eventuele tegemoetkoming in de schade zal dus zijn basis moeten kunnen vinden in de algemene bepalingen van de WTS, opgenomen in artikel 1. De situatie van een overstroming door zoet water, veroorzaakt door het overlopen of bezwijken van gereglementeerde waterkeringen, is opgenomen in artikel 1, onder b, sub 3, van de WTS. De situatie in Tegelen valt onder deze bepaling. Artikel 1, onder b, van de WTS stelt, in tegenstelling tot de bijzondere regeling in artikel 2 van de WTS, echter tevens als eis dat sprake is van een ramp of zwaar ongeval.

Bij een zwaar ongeval of een ramp is er sprake van een gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

Niet ieder incident, waar een gecoördineerde inzet van hulpverleningsdiensten en -organisaties van verschillende disciplines plaatsvindt, is te kenschetsen als een ramp. De WTS geeft daarboven voor de situatie van de Maas aan dat niet ieder wateroverlast in onbedijkte delen tot een tegemoetkoming in de schade aanleiding geeft. De waterstanden moeten dan wel excessief zijn en minder dan eens in de tien of vijftig jaar voorkomen. De bewoners, het bestuur en de rampbestrijdingsorganisatie in de provincie Limburg zijn, gelet op de regelmatig terugkerende hoge waterstanden in de Maas op dergelijke situaties voldoende toegerust en voorbereid, zodat daar niet zonder meer gesproken kan worden van een rampsituatie. Toch kan voor de situatie in Tegelen worden gesteld dat ter plaats kort na het bezwijken van de damwand sprake is geweest van een rampsituatie. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het bezwijken van de damwand voor de autoriteiten en bewoners ter plaatse onvoorzien was, waardoor op dat moment grote materiële schade is veroorzaakt. Bewoners waanden zich veilig achter de damwand en waren op het moment van het bezwijken daarvan niet in de gelegenheid om daarvoor in aanmerking komende bezittingen veilig te stellen. Hiermee is aan alle voorwaarden voor de definitie van een ramp of zwaar ongeval, gegeven in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen, voldaan. In die situatie kan dus gesproken worden van een rampsituatie, waarop artikel 1, onder b, sub 3, van de WTS van toepassing is. Gedupeerden van deze gebeurtenis komen dus eveneens voor een vergoeding op grond van deze regeling in aanmerking. Schade die hier is opgetreden is niet gelimiteerd tot bouwwerken van voor 19 april 1996, aangezien de hier bedoelde woningen niet in het winterbed van de Maas zijn gelegen (zie artikel 4 WTS juncto artikel 5 BTS). De woningen op de bedoelde lokatie waar schade bekend is zullen eveneens actief een schademeldingsformulier ontvangen.

Thans is geen andere situatie in de provincie Limburg bekend, waar in de periode tussen 2 en 6 januari 2003 zich een vergelijkbare situatie als in Tegelen of een andere situatie heeft voorgedaan, waar eveneens is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 1 van de WTS. Dit betekent dat het schadegebied voorshands is beperkt tot het winterbed van de Maas tot aan de Maasbrug bij Gennep alsmede de getroffen objecten achter de bezweken damwand te Tegelen. Mocht alsnog blijken dat elders buiten het aangewezen schadegebied, als gevolg van de hoge waterstanden in de Maas schade is ontstaan door overstroming, waarbij tevens voldaan is aan alle voorwaarden die in artikel 1 en/of 2 van de WTS zijn gesteld, dan biedt het derde lid van artikel 2 van deze regeling de Minister de mogelijkheid om van het aangewezen schadegebied af te wijken.

Uit berichtgeving is gebleken dat ook door zogenoemd kwelwater schade is ontstaan. Artikel 1 en 2 van de WTS bieden geen basis om geleden schade als gevolg van kwelwater voor een tegemoetkoming in aanmerking te laten komen. Deze schade komt derhalve op basis van deze regeling niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.

2. Notificatie

Deze regeling moet ingevolge artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Daarom kan ingevolge artikel 3 aan deze regeling slechts aanspraak tot tegemoetkoming worden ontleend nadat de Europese Commissie de verenigbaarheid van deze regeling met artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen heeft vastgesteld. Met voorbereidingen voor de uitvoering van de regeling kan evenwel reeds een aanvang worden genomen. Indien naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie de regeling in neerwaartse zin wordt aangepast, zal de definitieve beschikking gebaseerd worden op de aangepaste regeling.

3. De systematiek van de regeling

Voor de inhoud van deze regeling, de hoogte van de tegemoetkoming en de berekeningsgrondslagen is nauw aangesloten bij de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 (Staatscourant 1998, 208) en Regeling tegemoetkoming schade bij tweede extreem zware regenval 1998 (Staatscourant 1998, 244) en is aangesloten bij de daarin opgenomen procedure voor de aanvraag van een tegemoetkoming in de schade en kosten. De termijnen voor de indiening van een schademelding en de schadetermijn zijn gerelateerd aan het tijdstip van de gebeurtenissen in de periode tussen 2 en 6 januari 2003.

In onderhavige regeling is de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming in beginsel niet per doelgroep geregeld, maar per schade- en kostencategorie, zoals die in de wet zijn opgesomd. Voor deze systematiek is gekozen, omdat over het algemeen een bepaalde doelgroep slechts in aanmerking komt voor een bepaalde categorie schade. Zo kunnen alleen particulieren in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schade aan de woning en inboedel en alleen openbare lichamen voor schade aan infrastructurele voorzieningen. Uitzondering op deze regel vormt de schade aan vaste en vlottende activa. Ook kerkgenootschappen, stichtingen, verenigingen en openbare lichamen kunnen schade hebben aan vaste en vlottende activa. Aansluitend bij de regelingen van 1998 geldt voor deze categorieën gedupeerden evenwel een ander percentage voor de hoogte van de tegemoetkoming. De regelingen van 1998 hadden ten aanzien van de kosten (bereddingskosten, opruimingskosten e.d.) voor alle doelgroepen over het algemeen dezelfde regeling, zodat ook ten aanzien van de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming voor deze kosten zonder problemen kan worden uitgegaan van de verschillende categorieën van kosten.

De categorieën schade en kosten

Alleen ten aanzien van in de wet opgesomde categorieën schade en kosten bestaat een recht op een tegemoetkoming. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet kunnen bij ministeriële regeling ook andere categorieën van schade en kosten worden aangewezen als schade en kosten waarvoor een recht op tegemoetkoming geldt. Het moet dan gaan om categorieën schade en kosten die op het moment van de totstandkoming van de wet niet voorzienbaar waren. Er is geen aanleiding om de in de wet genoemde categorieën schade en kosten bij ministeriële regeling uit te breiden. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet komt schade die het gevolg is van gederfde omzet in ieder geval niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. De situatie in de Maas in de periode tussen 2 en 6 januari 2003 heeft in enkele gevallen aanleiding gegeven tot het gebod of advies om de woon- of vestigingsplaats te verlaten. Het kan dus voorkomen dat gedupeerden evacuatiekosten hebben gemaakt die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.

4. De hoogte van de tegemoetkoming

a. Algemeen

Artikel 4, derde lid, van de wet bepaalt dat schade en kosten die redelijkerwijs verzekerbaar zijn, waarvoor uit anderen hoofde een tegemoetkoming is verkregen of kan worden verkregen of die is veroorzaakt door eigen schuld of doordat de gedupeerde onvoldoende maatregelen ter voorkoming of beperking van de schade en kosten heeft getroffen, niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De hoogte van de tegemoetkoming wordt derhalve bepaald op grond van het totale schade- of kostenbedrag onder aftrek van de schade en kosten die om voornoemde redenen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Het schadebedrag en het kostenbedrag zijn als zodanig gedefinieerd in artikel 1, onderdelen c en d. Van het verbond van verzekeraars is inmiddels mededeling ontvangen dat de onderhavige waterschade in Nederland niet verzekerbaar is.

Hoe de vaststelling van het schade en kostenbedrag (het bedrag dat voor een tegemoetkoming in aanmerking komt) tot stand is gekomen, moet voor betrokkene zichtbaar zijn. Daarom dienen ook de schade en kosten die om voornoemde redenen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de beschikking te worden opgenomen (artikel 20).

b. Particulieren

De artikelen 4 tot en met 6 bepalen de hoogte van de tegemoetkoming voor door particulieren geleden schade. Het betreft de schade aan de woning, woonwagen en woonboot (artikel 4) en aan de inboedel (artikel 5). De hoogte van de tegemoetkoming voor de woning, woonwagen of woonboot bedraagt 90% van het schadebedrag. De hoogte van de tegemoetkoming voor de inboedelschade bedraagt 90% over de eerste € 9.100, 75% over het bedrag tussen € 9.100 en € 13.600 en 50% over het bedrag tussen € 13.600 en € 27.200. Boven € 27.200 wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

Daarnaast komen particulieren in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten gemaakt ter voorkoming, beperking of opruiming van schade aan de woning, woonboot of woonwagen en de inboedel (bereddings- en opruimingskosten). Deze bedraagt 65% van de gemaakte kosten (artikel 6). Indien de som van de schade- en kostenbedragen niet meer bedraagt dan € 500 is er geen recht op een tegemoetkoming (artikel 14, derde lid). Dit is het zogenaamde drempelbedrag. Eventuele evacuatiekosten worden voor 100% vergoed, met dien verstande dat in geval van een bevolen of geadviseerde evacuatie ten minste € 680 wordt uitgekeerd aan anderen dan particulieren, kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen die geen zorginstelling of onderneming in stand houden. Aan anderen wordt een vergoeding van 100% verleend met een minimum van € 230 en een maximum van € 455. Deze regeling stemt overeen met de vergoeding die bij de Regeling tegemoetkoming schade bij tweede extreem zware regenval 1998 was opgenomen (artikel 14). De vergoeding van evacuatiekosten is niet afhankelijk van het al dan niet behalen van een drempelbedrag.

c. Kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen

Voor Kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen is de hoogte van de tegemoetkoming gelijkgeschakeld aan die voor particulieren. Omdat het geen particulieren betreft, valt schade vergelijkbaar aan de categorie schade aan de woning en de inboedel onder de categorie schade aan respectievelijk de vaste en de vlottende activa (zie artikel 8, tweede lid). Voorts geldt ook voor hen dat zij aanspraak kunnen maken een vergoeding van evacuatiekosten (artikel 14) en op 65% van de gemaakte bereddings- en opruimingskosten (artikel 12).

Het drempelbedrag is gesteld op € 500 (artikel 13, tweede lid).

d. Gemeenten, provincies, waterschappen e.a. openbare lichamen

Ten aanzien van de regeling voor openbare lichamen is de regeling van 1998 overgenomen. De schade aan infrastructurele voorzieningen en vaste en vlottende activa wordt voor 58,5% van het schade- en kostenbedrag vergoed (artikelen 7 en 8, derde lid). Daarnaast hebben openbare lichamen ook recht op een tegemoetkoming van 65% van de gemaakte kosten in verband met beredding en opruiming (artikel 12). Het drempelbedrag bedraagt € 1.000 (artikel 13, eerste lid). Anders dan voor bedrijven geldt voor openbare lichamen geen aftopping van het eigen risico tot € 4.550. Artikel 13 bepaalt dat alleen voor bedrijven het eigen risico wordt afgetopt op € 4.550. Deze regeling is identiek aan de regeling in 1998.

e. Bedrijven

In deze regeling is geen onderscheid gemaakt tussen agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven. Bedrijven komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de schade aan vaste en vlottende activa (artikel 8, eerste lid), teeltplanschade (artikel 9) en bedrijfsschade (artikel 10).

Ten aanzien van teeltplanschade geldt dat de schade uit een productieverlies ten minste 30% dient te bedragen. Als de teeltplanschade meer bedraagt, wordt de totale teeltplanschade conform het vergoedingspercentage van 65% meegenomen in de tegemoetkoming. Is het productieverlies lager dan 30%, dan wordt de teeltplanschade niet vergoed. Deze eis vloeit voort uit de voor de landbouwsector toepasselijke Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (PbEG C 2000, 239).

Ook niet-agrarische bedrijven die werken met levende planten en dieren komen in aanmerking voor een tegemoetkoming voor teeltplanschade en bedrijfsschade. Daarnaast hebben bedrijven recht op een tegemoetkoming in de opstartkosten en de kosten voor opruiming en beredding. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt 65% van deze kosten. Het drempelbedrag bedraagt € 1.000 (artikel 13, eerste lid). Het eigen risico (35% van het totale schade- en kostenbedrag) wordt afgetopt op € 4.550 (artikel 15).

5. Berekeningsgrondslagen

De berekeningsgrondslagen zijn neergelegd in het Besluit tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. Artikel 4, onderdeel e, van het besluit bepaalt de berekeningsgrondslag voor teeltplanschade. Hiervoor wordt overeenkomstig dat artikel de volgende formule gehanteerd:

A x B x C - D.

A = de oppervlakte van het teeltareaal dat schade heeft ondervonden;

B = het percentage van de redelijkerwijze te verwachten opbrengst die in de schadetermijn verloren gaat door vermindering van kwaliteit of kwantiteit;

C = het normbedrag dat voor de aangetaste categorie gewassen door de Minister zal worden vastgesteld;

D = de kosten welke redelijkerwijze geacht kunnen worden te zijn bespaard voor de productie, oogst, bewerking, bewaring en afzet van de verloren gegane opbrengst.

Nadat de schademeldingsformulieren voor teeltplanschade zijn ontvangen en bekend is welke gewassen in het schadegebied getroffen zijn, zullen voor die categorieën gewassen de onder C bedoelde normbedragen per hectare of per vierkante meter worden vastgesteld en in de Staatscourant bekend worden gemaakt.

Als uitgangspunt voor die vast te stellen normbedragen zal worden geput uit de meest recente kwantitatieve informatie (KWIN) van de desbetreffende sector in de land- en tuinbouw. Hierin zijn voortschrijdende gegevens over de afgelopen drie jaar gerealiseerde produktie en opbrengst vermeld. De KWIN's worden samengesteld door de Praktijkonderzoekinstituten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede op basis van cijfers van het Landbouw Economisch Instituut en het Centraal Bureau voor de Statistiek. De cijfers worden normaliter gebruikt voor het maken van bedrijfseconomische bedrijfsdoorlichting. Deze kunnen voor velerlei doeleinden dienen, bijvoorbeeld voor het beoordelen door banken van de kredietwaardigheid en inkomenscapaciteit van landbouwbedrijven. De schadetermijn voor teeltplanschade en bedrijfsschade dient bij ministeriële regeling te worden vastgesteld. Deze is vastgesteld op een termijn waarop het bedrijf redelijkerwijs in staat moet worden geacht op zijn normale productieniveau te kunnen werken, tot maximaal 52 weken (artikel 15). De arbeid in eigen beheer in verband met beredding en de extra arbeid in eigen beheer in verband met opruiming worden ingevolge resp. de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van het besluit bepaald op het aantal uur vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vast te stellen uurloon. Dit uurloon is vastgesteld op € 17,34 per mensuur (artikel 17). Hiervoor is uitgegaan van de in de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 opgenomen uurvergoeding, vermenigvuldigd met het CBS-indexcijfer voor cao-lonen per uur inclusief bijzonder beloningen, zoals bekend op 6 januari 2003. Opgemerkt zij nog dat de op grond van deze regeling uitbetaalde vergoedingen geen aanleiding geven tot heffing van omzetbelasting daarover. Voor het bepalen van de tegemoetkoming worden de schade en kosten in aanmerking genomen met inbegrip van de omzetbelasting, indien de aanvrager de omzetbelasting niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

6. Uitvoering en toezicht

Met de uitvoering van de regeling is belast de Dienst Landelijke service bij regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het Besluit mandaat LASER en aanwijzing toezicht uitvoering Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval zal daartoe worden uitgebreid, zodat het mandaat ook ziet op het toezicht en de uitvoering van de onderhavige regeling.

7. Procedure voor de aanvraag

Gedupeerden die in aanmerking denken te komen voor een tegemoetkoming kunnen via de provincie een schademeldingformulier verkrijgen. Zoals gemeld zullen de in het schadegebied bekende adressen actief worden aangeschreven door de provincie. Het ingevulde meldingsformulier wordt vervolgens naar LASER toegezonden. Een meldingsformulier dient uiterlijk op 21 februari 2003 bij LASER te zijn ingediend, ook indien nog niet alle schade zich reeds heeft gemanifesteerd, zoals bijvoorbeeld de te verwachten teeltplanschade. Bij de melding dient dus ook de eventueel nog te verwachten schade te worden gemeld. Na de aangegeven datum kan geen nieuwe of aanvullende schade meer worden aangemeld en deze zal daarmee ook niet in behandeling worden genomen.

Gedupeerden die teeltplanschade melden, dienen bij hun melding een topografische kaart te overleggen, waarop de beschadigde percelen zijn ingetekend, dan wel in het geval de percelen gedeeltelijk beschadigd zijn, het beschadigde gedeelte van het perceel gearceerd is. De topografische kaart moet minimaal een schaal van 1:10.000 bevatten. Met name wordt hierbij gedacht aan een topografische kaart afkomstig van de Topografische Dienst Nederland met een unieke topografische perceelsnummering.

Na ontvangst van de melding zal in opdracht van LASER een onafhankelijke schade-expert de schade taxeren. Indien schade zich naar verwachting pas op een later moment zal manifesteren, kan in overleg met de gedupeerde de taxatie op een later moment (doch binnen 52 weken na 6 januari 2003) plaatsvinden.

Bij de taxatie reikt de schade-expert een aanvraagformulier uit aan de gedupeerde, dat zij samen invullen. Binnen acht dagen nadien dient de aanvraag bij LASER te worden ingediend (artikel 18, derde lid). Bij de aanvraag kan geen voorschot worden verleend.

De aanvrager dient de uitvoeringsambtenaren alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Indien er feiten of omstandigheden zijn waarvan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager zou zijn vastgesteld, kan de beschikking tot het toekennen van een tegemoetkoming worden gewijzigd of ingetrokken (artikel 10 van de wet). In dezelfde bepaling wordt verwezen naar artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan een ieder verplicht is om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs kan worden gevorderd.

8. Schadegebied

Het schadegebied is aangewezen in artikel 2 en de bijlage bij deze regeling. Gelet op ervaringen ten aanzien van de zware regenval in 1998 en de moeilijkheid de grenzen van het schadegebied exact te bepalen aan de hand van de thans beschikbare gegevens van 2 tot en met 6 januari 2003, is in beginsel het gehele zogenoemde winterbed van de Maas in het bedoelde gebied vanaf de landsgrens tot aan de Maasbrug bij Gennep als schadegebied aangewezen. De exacte grens is niet op de meter nauwkeurig te geven. Daarom is de Maasbrug bij Gennep als noordgrens van het schadegebied gekozen. Na deze brug komen geen hogere waterstanden voor dan de waterstanden die volgens de modellen eenmaal per 10 jaar optreden.

Het in de bijlage bij deze regeling gevoegde kaartje van het winterbed van de Maas kent slechts een beperkt detailniveau. In de bijlagen bij het Besluit rijksrivieren (Stb. 2001, 255) is met gedetailleerde kaarten de exacte afbakening van het winterbed aangeduid.

Dat betekent niet dat overal in dat winterbed water heeft gestaan, schade is geleden of kosten zijn gemaakt. Van geval tot geval zal dat moeten worden beoordeeld aan de hand van een schaderapport en zo nodig met behulp van gegevens over de waterstanden in de Maas ter plaatse en de hoogte waarop het schadeobject is gelegen. Deze gegevens zijn aan de hand van de gegevens die Rijkswaterstaat heeft aangeleverd, hoogtekaarten van de provincie en de door Rijkswaterstaat gemaakte luchtfoto's beschikbaar.

Daarnaast is het grondgebied, direct gelegen achter de op 5 januari bezweken damwand te Tegelen aangewezen als schadegebied. Uit informatie van de gemeente Venlo blijkt dat het water direct schade heeft veroorzaakt aan objecten gelegen in de straten Maashoek en de Sint Michaelstraat. Daarnaast is als gevolg van het bezwijken van de damwand in het omliggende gebied via het rioleringsstelsel eveneens Maaswater gestroomd. Ook daar kan derhalve bij individuele objecten schade zijn opgetreden. Dit mogelijke schadegebied wordt blijkens de huidige informatie door de maaiveldhoogte begrensd tot het gebied gelegen tussen de Maas en de Veerweg, Arnoldus Janssenstraat, Rolandstraat, Roermondseweg (tussen de Rolandstraat en de Maasstraat), Maasstraat en de Maashoek. Bij de gemeente en provincie is bekend bij welke objecten schade als gevolg van het bezwijken van de damwand is opgetreden.

Bij de regenval in 1998 is gebleken dat ook schadegevallen buiten het aangewezen schadegebied gemeld zijn. De Raad van State heeft daaromtrent geoordeeld dat ook deze gevallen moeten worden behandeld als vielen zij binnen het schadegebied. Het betrof in dat geval schade door regenval, waarbij (naar later bleek) lastig viel vast te stellen waar de grenzen van het schadegebied konden worden gesteld. Alhoewel thans het schadegebied vrij nauwkeurig kan worden vastgesteld, immers op basis van feitelijke informatie te beperken tot het betreffende winterbed tot aan de Maasbrug bij Gennep en de getroffen objecten achter de bezweken damwand te Tegelen, voorziet de regeling in de mogelijkheid om af te wijken van dit vastgestelde schadegebied. Zodoende kan, indien blijkt dat ook op andere plaatsen als gevolg van de hoge waterstanden in de Maas schade is ontstaan door overstroming, waarbij tevens voldaan is aan alle voorwaarden die in artikel 1 en/of 2 van de WTS zijn gesteld, de Minister van het aangewezen schadegebied afwijken.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.H. Hessing.

Naar boven