Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op artikel 17, zevende lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

Besluit:

Artikel 1. Handelen volgens beleidsregels

Bij het uitoefenen van de bevoegdheid om, in afwijking van het bepaalde in artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet te beëindigen omdat dit zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, handelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overeenkomstig de in dit besluit opgenomen beleidsregels.

Artikel 2. Onbillijkheid van overwegende aard

Van een onbillijkheid van overwegende aard is sprake indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:

a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;

b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;

c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.

Artikel 3. Verzoek om een besluit op voorhand

De jonggehandicapte aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend en die het voornemen heeft om buiten Nederland te gaan wonen, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoeken op voorhand een besluit te nemen over het niet beëindigen van die uitkering nadat hij aan dit voornemen uitvoering zal hebben gegeven.

Artikel 4. Toewijzing van het verzoek

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van oordeel is dat het beëindigen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, maakt het de jonggehandicapte het besluit bekend dat het de in artikel 1 bedoelde bevoegdheid te zijnen gunste zal uitoefenen indien hij binnen de termijn van één jaar buiten Nederland zal gaan wonen.

Artikel 5. Afwijzing van het verzoek

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van oordeel is dat het eindigen van de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, maakt het de jonggehandicapte het besluit bekend dat het de in artikel 1 bedoelde bevoegdheid niet te zijnen gunste zal uitoefenen indien hij buiten Nederland zal gaan wonen.

Artikel 6. Geen opschortende werking

Een verzoek tot niet-beëindiging van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft geen opschortende werking ten aanzien van het eindigen van dit recht met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen.

Artikel 7. Vervolgbeslissingen

Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij het nemen van een besluit tot herziening, heropening, of voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ten behoeve van een jonggehandicapte die buiten Nederland woont, tot het oordeel komt dat het eindigen van de uitkering niet zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, trekt het die uitkering in.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de publicatie van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 29 april 2003.
P. Cloo, plv. voorzitter Raad van Bestuur UWV.

Toelichting

Artikel 17, eerste lid, onder c, van de Wajong bepaalt dat het recht op arbeidsongeschiktheids-uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Het exporteren van een Wajong-uitkering is daardoor in principe niet mogelijk. In het zevende lid van artikel 17, zoals dat per 1 september 2002 is gewijzigd, is aan het UWV de bevoegdheid gegeven om deze bepaling `buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering buiten Nederland, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.' In deze beleidsregels wordt aangeduid in welke gevallen en op welke wijze het UWV uitvoering zal geven aan deze hardheidsclausule.

De redenen voor een jonggehandicapte om buiten Nederland te gaan wonen, kunnen van persoonlijke, medische, sociale of andere aard zijn. Omdat een hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast, kunnen hiervoor geen strikte inhoudelijke normen worden aangelegd. Bij de parlementaire behandeling van de wetswijziging zijn drie voorbeelden genoemd van gegronde redenen om buiten Nederland te gaan wonen: een ondergaan van een medische behandeling, het aanvaarden van arbeid, of het volgen van de woonplaats van personen van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is. Deze redenen zijn niet onder alle omstandigheden voldoende zwaarwegend. Een behandeling in het buitenland moet medisch geïndiceerd zijn en zo lange tijd vergen dat het werkelijk nodig is om daar ook te gaan wonen. De arbeid die de jonggehandicapte kan aanvaarden, moet een reëel perspectief bieden op reïntegratie. De redenen waarom de verzorgende personen buiten Nederland gaan wonen, moeten objectief en dwingend van aard zijn, en dus niet in overwegende mate gebaseerd op een eigen keuze.

Ook andere situaties dan de drie hiervoor genoemde kunnen grond opleveren voor toepassing van de hardheidsclausule. In alle gevallen beoordeelt het UWV of de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen, en of het eindigen van de uitkering voor hem een aanmerkelijk nadeel zal betekenen.

De Wajong-gerechtigde die het voornemen heeft om in het buitenland te gaan wonen, kan het UWV verzoeken om op voorhand een uitspraak te doen over het wel of niet toepassen van de hardheidsclausule wanneer hij dit voornemen zal gaan uitvoeren. Op dit verzoek wordt een beslissing genomen waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Is de jonggehandicapte reeds buiten Nederland gaan wonen, maar is de uitkering nog niet beëindigd, dan kan hij ook nog een dergelijk verzoek indienen. Nadat een beslissing tot beëindiging van de uitkering is genomen, is een beroep op de hardheidsclausule mogelijk in het kader van een bezwaar tegen die beslissing. Indien een intrekkingsbeslissing echter definitief is geworden, in deze zin dat daartegen geen bezwaar of beroep meer kan worden aangetekend, dan kan het recht op uitkering uitsluitend herleven doordat de cliënt weer in Nederland gaat wonen. Een vanuit het buitenland ingediend verzoek om op grond van de hardheidsclausule alsnog een Wajong-uitkering toe te kennen, bijvoorbeeld wegens gewijzigde omstandigheden, kan niet worden ingewilligd, omdat de wet daarvoor geen ruimte biedt.

Indien het UWV op voorhand besluit tot toepassing van de hardheidsclausule, heeft dit besluit een voorwaardelijk karakter. Het heeft pas effect wanneer de jonggehandicapte daadwerkelijk buiten Nederland gaat wonen. De cliënt kan echter zijn vertrek uitstellen, of geheel daarvan afzien.

Om onduidelijkheid te voorkomen wordt een toewijzend besluit daarom aan een termijn van een jaar gebonden. Wil de jonggehandicapte daarna alsnog met behoud van de Wajong-uitkering buiten Nederland gaan wonen, dan moet hij een nieuw verzoek indienen.

Besluit het UWV om de hardheidsclausule niet toe te passen, dan kan de cliënt tegen die beslissing bezwaar en beroep instellen. Blijft de afwijzende beslissing in stand, en wordt er later opnieuw een beroep gedaan op de hardheidsclausule, dan kan het UWV verlangen dat dit verzoek met nieuwe feiten wordt onderbouwd. Ontbreken deze nieuwe feiten, dan kan het verzoek om die reden worden afgewezen.

Een beroep op de hardheidsclausule heeft geen opschortende werking. Indien er op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen, een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule bij het UWV in behandeling is, wordt de uitkering in elk geval beëindigd. Wordt het verzoek daarna ingewilligd, dan komt het UWV terug op het eerdere besluit tot intrekking van de uitkering.

Het UWV beoordeelt de omstandigheden zoals die van toepassing zijn op het moment dat de cliënt buiten Nederland gaat wonen. Is er later sprake van gewijzigde omstandigheden, dan wordt er niet enkel om die reden op de beslissing tot toepassing van de hardheidsclausule teruggekomen. Moet het UWV echter een besluit nemen over herziening, heropening of voortzetting van de Wajong-uitkering van een cliënt die buiten Nederland woont, dan wordt daarbij beoordeeld of er op dat moment gronden bestaan voor voortgezette toepassing van de hardheidsclausule. Zijn die gronden er niet meer, dan wordt de uitkering alsnog ingetrokken.

Amsterdam, 29 april 2003.

P.Cloo, plv. voorzitter Raad van bestuur UWV.

Naar boven