Ontheffing van de Destructiewet

31 maart 2003

nr. 2003/983

Directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Overwegende dat als gevolg van de uitbraak van Aviaire Influenza in Nederland de destructiecapaciteit voor gespecificeerd hoog-risico-materiaal bij Rendac Son B.V. onvoldoende is om de dagelijkse productie van dit materiaal terstond te verwerken;

dat het noodzakelijk is destructiemateriaal tijdelijk op te slaan totdat voldoende verwerkingscapaciteit beschikbaar is;

dat gelet op deze bijzondere omstandigheid een ontheffing van de plicht, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Destructiewet geboden is;

Gelet op artikel 13, eerste lid, in samenhang met artikel 12, tweede lid, van de Destructiewet;

Besluit:

Ontheffing te verlenen van de plicht, bedoeld in artikel 12, tweede lid van de Destructiewet aan:

De besloten vennootschap Rendac Son B.V.

Postbus 9

5690 AA Son

Hierna te noemen: de ontheffinghouder

Bovenstaande onder de volgende voorwaarden:

1. De ontheffing is van toepassing op gespecificeerd hoog-risico-materiaal voor zover het betreft kadavers van voor Aviaire Influenza gevoelige diersoorten, die zijn ontstaan in het kader van de bestrijding van Aviaire Influenza en die afkomstig zijn van een bedrijf waar bij de daar aanwezige Aviaire Influenza gevoelige dieren geen klinische verschijnselen van besmetting met Aviaire Influenza of een besmetting daarmee zijn geconstateerd.

2. De ontheffing is van toepassing indien de ontheffinghouder het onder 1 bedoelde materiaal naar het oordeel van de dienst LASER niet direct kan verwerken of zich daar anderszins rechtmatig van kan ontdoen.

3. De ontheffinghouder zal materiaal, indien het niet ter directe verwerking naar een verwerkingsbedrijf kan worden vervoerd, afvoeren naar een door LASER aangewezen koel- of vrieshuis waar het materiaal totdat het zal worden afgevoerd ter verwerking, zal worden opgeslagen, zolang als naar het oordeel van LASER geen verwerkingscapaciteit voor het materiaal beschikbaar is bij ontheffinghouder of derden.

4. Het opgeslagen materiaal zoals bedoeld onder 3 wordt zo spoedig mogelijk conform de Destructiewet verwerkt.

5. Het koel- of vrieshuis zoals bedoeld onder 3 dient te beschikken over een EG-erkenning op grond van artikel 4.16, lid 1c van de Regeling keuring en handel dierlijke producten, artikel 9, derde lid, van de Regeling uitvoer vers vlees en vleesbewerkingen 1985 en artikel 9, eerste lid, van het Besluit productie en handel vers vlees.

6. Transport zoals bedoeld onder 3 vindt plaats rechtstreeks van de locatie waar het materiaal is ontstaan naar de opslaglocatie, ofwel rechtstreeks van de locatie waar het materiaal is ontstaan via een locatie waar het materiaal ter invriezing wordt overgeslagen, naar de opslaglocatie.

7. Transport vindt plaats door middel van afgedekte, lekvrije en verzegelde recipiënten/containers die zijn gelabeld naar herkomst en datum en waarop is vermeld `SRM - niet geschikt voor humane of dierlijke consumptie - slechts bestemd ter vernietiging'.

8. De kritische onderdelen van het transportmiddel - banden, wielkasten, treeplank, onderkant laadklep en lepel van de heftruck (kooiaap) - worden gereinigd en ontsmet voor vertrek bij de locatie waar het materiaal is ontstaan.

9. Op de overslaglocatie zoals bedoeld onder 6 zijn de eisen zoals verwoord in de artikelen 2, 3, tweede lid, 5, 7, 9 en 10, eerste lid, van het Destructiebesluit van overeenkomstige toepassing.

10. Op de opslaglocatie zoals bedoeld onder 3 zijn de eisen zoals verwoord in de artikelen 2, 3, tweede lid, 5, 7, 9 en 10, eerste lid, van het Destructiebesluit van overeenkomstige toepassing.

11. Op de opslaglocatie is voor het opgeslagen materiaal een register aanwezig als bedoeld in artikel 29 van het Destructiebesluit.

12. Opslag vindt plaats in volledig gesloten recipiënten, die zijn gelabeld naar herkomst en datum en waarop is vermeld `SRM - niet geschikt voor humane of dierlijke consumptie - slechts bestemd ter vernietiging'.

13. Opslag van kadavers vindt plaats bij een omgevingstemperatuur van ten hoogste -5&° C.

14. Voorafgaand aan de opslag in koelvrieshuizen worden kadavers op een kerntemperatuur van ten hoogste -5&° C gebracht.

15. Opslag van het materiaal dient gescheiden te zijn van opslag van producten die bestemd of geschikt zijn voor humane consumptie. In het vrieshuis mogen pas weer producten die bestemd of geschikt zijn voor humane consumptie worden opgeslagen na schriftelijke toestemming hiertoe van de VWA/Keuringsdienst van Waren.

16. Deze beschikking geldt onverminderd de overige eisen gesteld bij of krachtens de Destructiewet en overige relevante geldende nationale en Europese regelgeving, in het bijzonder de Wet milieubeheer, en artikel 4 van beschikking 97/735/EG.

De beschikking wordt verleend voor onbepaalde tijd. Zij wordt ingetrokken indien de noodzaak voor de beschikking zoals verwoord in de overwegingen bij deze beschikking naar het oordeel van Onze Minister ophoudt te bestaan.

De beschikking kan worden ingetrokken indien niet is voldaan aan de gestelde voorschriften.

Op grond van artikel 20.3, eerste lid, in samenhang met artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer treedt een besluit op grond van de Destructiewet in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn verloopt voor het indienen van een bezwaarschrift, tenzij wordt besloten tot onmiddellijke inwerkingtreding op grond van artikel 20.5 Wet milieubeheer.

Gelet op de bijzondere omstandigheden met betrekking tot de capaciteitsproblemen bij Rendac Son en de noodzaak van het tijdig en veilig verwijderen, verwerken en vernietigen van gespecificeerd hoog-risico-materiaal met het oog op de humane en diergezondheid, treedt deze ontheffing in werking met ingang van vrijdag 28 maart.

Dit besluit wordt bekendgemaakt door publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

Een belanghebbende kan binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit bezwaar maken bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het bezwaarschrift wordt gezonden aan het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, t.a.v. de Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK te Den Haag.

`s-Gravenhage, 31 maart 2003.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,C.P. Veerman.

Naar boven