Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2003, 40 pagina 37 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2003, 40 pagina 37 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken houdende bepalingen met betrekking tot het eenmalig bedrag verschuldigd door verkrijgers of houders van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bestemd voor commerciële radio-omroep voor de periode van 1 september 2003 tot 1 september 2011 (Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003)
26 februari 2003
nr. DGTP/03/00886
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
Gelet op artikel 3.3a, eerste en derde lid, van de Telecommunicatiewet;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Economische Zaken;
b. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Mediawet door een commerciële omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel dd, van die wet;
c. landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's, bestemd voor een landelijk publiek;
d. ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-omroep, waarvoor geen gebruiksvoorschriften op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gelden;
e. geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-omroep, waarvoor op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;
f. nieuws: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
g. Nederlandstalige muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 3 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
h. klassieke muziek of jazz muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
i. bijzondere muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikelen 5 en 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;
j. demografisch bereik: het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen;
k. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, ter beschikking voor de uitvoering van een vergunning, waarvan de aanspraken op het gebruiksrecht worden toegekend door middel van een vergelijkende toets overeenkomstig de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003;
l. vergunning: een vergunning voor commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.
1. De verkrijger of houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, is voor het gebruik van die frequentieruimte een eenmalig bedrag verschuldigd.
2. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A1: € 5.264.726;
b. kavel A3: € 5.343.304;
c. kavel A6: € 5.421.882;
d. kavel A7: € 5.107.570.
1. De verkrijger of houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bestemd voor de geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, is voor het gebruik van die frequentieruimte een eenmalig bedrag verschuldigd.
2. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A4: € 877.584;
b. kavel A8: € 556.581.
3. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde vergunning voor:
a. kavel A9: € 2.396.084.
4. De hoogte van het eenmalig bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de periode van acht jaar, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A2: € 2.355.473;
b. kavel A5: € 2.396.084.
Indien door de minister een besluit als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 is genomen met betrekking tot kavel A2, A4, A5, A8 dan wel A9 bedraagt de hoogte van het eenmalig bedrag ten aanzien van het desbetreffende kavel bedoeld in artikel 3, eerste lid, in afwijking van het tweede, derde en vierde lid, indien het betreft de in de bijlage, behorende bij deze regeling, genoemde vergunning voor onderscheidenlijk:
a. kavel A2: € 3.925.788;
b. kavel A4: € 4.387.920;
c. kavel A5: € 3.993.474;
d. kavel A8: € 2.782.906;
e. kavel A9: € 3.993.474.
1. De verkrijger of houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bestemd voor landelijke commerciële radio-omroep betaalt het eenmalig bedrag binnen zes weken nadat het besluit tot vaststelling van dit bedrag door de minister aan hem bekend is gemaakt.
2. Betaling geschiedt door bijschrijving op een daartoe bestemde bankrekening.
3. De verkrijger of houder van een vergunning is in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.
4. Het verzuim heeft de verschuldigdheid van wettelijke rente tot gevolg overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
5. De minister maant de verkrijger of houder van een vergunning die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is verzonden.
6. De minister kan voor de aanmaning een vergoeding in rekening brengen.
Bij gebreke van betaling binnen de termijn, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, zijn ten aanzien van de invordering de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
De Regeling vaststelling eenmalig bedrag commerciële radio-omroep 2002 wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 september 2011.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De frequentieruimte in de 87.5-100 MHz-band en de 100-108 MHz-band is in het Nationaal Frequentieplan1 bestemd voor publieke en commerciële radio-omroep.
Zoals uit de bekendmaking van 24 december 20022 blijkt, heeft de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen op grond van artikel 3.3, vijfde lid, juncto artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet een deel van de in het frequentieplan voor publieke en commerciële radio-omroep bestemde frequentieruimte nader bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële FM radio-omroep en een ander deel voor geclausuleerde landelijke commerciële FM radio-omroep. Tevens zijn er, naast frequentieruimte bestemd voor landelijke (ongeclausuleerd en geclausuleerd) commerciële radio-omroep, twee ander nadere bestemmingen te onderscheiden, te weten:
1. frequentieruimte bestemd voor niet-landelijke commerciële radio-omroep;
2. frequentieruimte bestemd voor commerciële radio-omroep via middengolf-frequenties.
Zoals in de genoemde bekendmaking is aangegeven zijn de nadere bestemmingen tot stand gekomen met het oog op het doelmatig gebruik van de frequentieruimte.
Ook wordt er op deze wijze nadere aanvulling gegeven aan het door de overheid te waarborgen belang van verscheidenheid of variatie in het aanbod.
Bij de verscheidenheid of variatie van het aanbod wordt als uitgangspunt gehanteerd dat voorkomen moet worden dat de beschikbare frequentieruimte slechts wordt aangewend voor het uitzenden van één type programma. Bij verscheidenheid kan het gaan om verscheidenheid naar categorie (muziek, nieuws, discussies - en/of daarbinnen naar soort - zakelijk, algemeen, regionaal nieuws, dan wel klassieke of moderne muziek, Nederlands- of anderstalig) en naar bereik (landelijk, regionaal of bevolkingsgroepen (specifieke doelgroepzenders)).
Voor de berekeningswijze van het financieel instrument is aangesloten bij de hierboven genoemde bestemmingen.
Op grond van artikel 3.3a van de Telecommunicatiewet kan, ingeval een verdeling door middel van een vergelijkende toets plaatsvindt, voor het gebruik van commerciële frequentieruimte een eenmalig bedrag in rekening worden gebracht. Deze regeling strekt ertoe dit eenmalig bedrag vast te stellen. In de toelichting wordt de wijze waarop dit eenmalig bedrag wordt berekend beschreven.
De nieuwe vergunningen worden op 1 juni 2003 uitgegeven. Om marktpartijen in de gelegenheid te stellen om zo soepel mogelijk over te gaan van de huidige situatie naar de zerobase situatie, zal een overgangstermijn van 3 maanden gelden, tot 1 september. Gedurende deze overgangstermijn zullen marktpartijen door goede onderlinge afspraken de continuïteit van de radio-uitzendingen optimaal kunnen bewaken. Het financieel instrument sluit aan bij de gehanteerde overgangstermijn.
Op grond van de wet is het mogelijk om betaling van een eenmalig bedrag te verlangen voor het gebruik van de geboden frequentieruimte over de periode 1 september 2003 - 1 september 2011. Het eenmalig bedrag kan per vergunning verschillen.
Het doel dat aan de verplichting tot betaling van een eenmalig bedrag ten grondslag ligt, is waarborging van het optimaal gebruik van de aan de vergunning verbonden frequentieruimte. De verwachting is dat door de betalingsverplichting vergunninghouders de frequentieruimte efficiënter zullen benutten. Voor een nadere uiteenzetting omtrent het optimaal frequentiegebruik zij verwezen naar de kamerstukken die betrekking hebben op de Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van de mogelijkheid om door middel van een financieel instrument het optimaal gebruik van de frequentieruimte te waarborgen (Kamerstukken II 2000/2001, 27 607 nrs. 3 en 6).
Ingevolge artikel 3.3a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet wordt voorgeschreven dat richtlijn nr. 97/13/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten in acht moet worden genomen (Pb EG L 117). Artikel 11, tweede lid, van de richtlijn bevat het voorschrift dat lidstaten van de Europese Unie, ingeval gebruik moet worden gemaakt van schaarse hulpbronnen, hun nationale regelgevende instanties kunnen toestaan bedragen te innen om een optimaal gebruik van deze hulpbronnen te waarborgen. Deze bedragen mogen niet discriminerend zijn en moeten innovatie en concurrentie bevorderen.
Met deze regeling wordt beoogd gelijke gevallen gelijk en ongelijke gevallen ongelijk te behandelen. Dat is ook één van de kerngedachten van het financieel instrument. Dit betekent dat het instrument binnen dezelfde bestemming voor alle partijen gelijkelijk moet worden toegepast. Het beginsel van non-discriminatie brengt dit met zich mee. Dit neemt echter niet weg dat er in het geval van zero base tussen de verschillende frequentiekavels relevante verschillen bestaan die voor de waarde van de kavel, en daarmee de vaststelling van het eenmalig bedrag, essentieel zijn. Uit het gelijkheidsbeginsel volgt dat met die verschillen rekening dient te worden gehouden. Relevante verschillen in dit verband zijn het demografisch bereik van de kavels en het wel of niet moeten voldoen aan een voorgeschreven gebruiksvoorschrift (programmavoorschrift). Om een redelijke en een voor alle partijen gelijkelijk behandelende toepassing van het financieel instrument te bewerkstellingen, is bij de vaststelling van het eenmalig bedrag rekening gehouden met verschillen in meeropbrengsten tussen vergunningen door toepassing van een gedifferentieerd afdrachtpercentage op basis van het demografische luisterbereik. Daarnaast is rekening gehouden met de verschillen in exploitatie gerelateerd aan de verplichte gebruiksvoorschriften van bepaalde landelijke vergunningen (hoge kosten, lage opbrengsten). Bij de niet-landelijke vergunningen en middengolfvergunningen worden de opbrengsten zeer laag geschat. Dit is de reden dat bij deze vergunningen geen financieel instrument wordt toegepast.
Uitgangspunt van het financieel instrument is dat de te betalen bedragen gerelateerd moeten zijn aan de economische waarde van de gebruikte frequentieruimte. De wet biedt de mogelijkheid om een eenmalig bedrag dan wel een periodieke afdracht te hanteren gebaseerd op de voordelen dan wel de omzet uit de exploitatie gedurende de looptijd van de vergunningen. De berekening voor een eenmalig bedrag is gebaseerd op de vooraf te verwachten voordelen dan wel de te verwachten omzet. De berekening van een periodieke afdracht is gebaseerd op de gerealiseerde voordelen dan wel de gerealiseerde omzet (achteraf). Omdat het bij de commerciële radio-omroep gaat om een reeds langer bestaande en voldoende ontwikkelde markt, is het mogelijk vooraf aansluiting te zoeken bij één van deze twee economische begrippen.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, dienen de op basis van het financieel instrument te betalen bedragen gerelateerd te zijn aan de economische waarde van de gebruikte frequentieruimte. In het geval van zero base dienen alle radiostations naast het financieel instrument echter ook als onderdeel van de vergelijkende toets nog een bedrag te bieden voor het gebruik van de frequentieruimte. Deze regeling beoogt derhalve niet de totale economische waarde van de vergunningen uit de markt te halen. Slecht een gedeelte van de economische waarde dient op basis van deze regeling afgedragen te worden. Door het hanteren van een financieel bod bij de vergelijkende toets, op grond van artikel 3.3, vierde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet, komt uiteindelijk tot uitdrukking welke waarden de radiostations aan een vergunning hechten.
In de onderhavige regeling is ervoor gekozen om het bedrag vast te stellen aan de hand van de uit de exploitatie van de vergunning te verwachten omzet. Op grond van artikel 3.3a, tweede lid, sub a, van de Telecommunicatiewet is het nodig een prognose van de omzet te maken. Voor het maken van een prognose van de omzet wordt gebruik gemaakt van de te behalen omzet toegerekend aan het demografische bereik van de kavels aangezien het demografische bereik een belangrijke objectieve graadmeter vormt om de waarde van een vergunning te bepalen.
De overheid gaat er van uit dat bij een toenemend demografisch bereik er sprake is van een toenemende meeropbrengst. Dit komt doordat de potentiële radioreclame-inkomsten meer dan evenredig toenemen bij een groter bereik en de vaste kosten constant blijven. Het eenmalig bedrag is gebaseerd op de omzet per potentiële luisteraar na de implementatie van zero base. Het demografische bereik is voor de vergunninghouder een onafhankelijke factor voor deze omzet. Met de vergunning kan, zonder dat sprake is van een verplicht gebruiksvoorschrift een bepaalde omzet per luisteraar aan reclame-inkomsten worden gegenereerd. Door het toepassen van een gedifferentieerd afdrachtpercentage op basis van het demografische bereik wordt rekening gehouden met de toenemende meeropbrengst.
Er zijn echter grote relevante verschillen tussen de diverse vergunninghouders die van invloed zijn op de uit de exploitatie te behalen reclame-inkomsten. Niet alleen wat betreft demografisch bereik, maar ook wat betreft de te hanteren gebruiksvoorschriften. Hierbij gaat het om de relatie die er bestaat tussen het hanteren van een bepaald verplicht gebruiksvoorschrift, het te behalen marktaandeel en de hieraan gekoppelde (lagere) reclame-inkomsten.
Om te voorkomen dat een onevenwichtig financieel instrument wordt gehanteerd, is bij het bepalen van het eenmalig bedrag met deze beperking rekening gehouden. Onderstaand wordt de omzet per potentiële luisteraar nader toegelicht en wordt uiteengezet hoe rekening wordt gehouden met de beperking van een verplicht gebruiksvoorschrift. Het gedifferentieerde afdrachtpercentage op basis van het demografische bereik zal na de commerciële prestatie worden toegelicht.
§2.2. Omzet per potentiële luisteraar
De omzet per potentiële luisteraar wordt berekend met inachtneming van de implementatie van zerobase en wordt als ijkpunt gehanteerd om de afdracht per luisteraar vast te stellen bij een kavel van een bepaald bereik. Aan de hand van die afdracht per luisteraar wordt berekend wat de hoogte is van het eenmalig bedrag per vergunning.
Deze omzet is berekend op basis van de historische omzetgegevens van de landelijke commerciële radiomarkt, bestaande uit zeven commerciële radiostations met een landelijke FM-vergunning. Daarnaast is rekening gehouden met de verwachte ontwikkelingen van de omzet van de radiostations als gevolg van een toename van het bereik door de implementatie van zero base.
De implementatie van zero base leidt tot een aanzienlijke verandering in de reclamemarkt. Zo is door de toename van het demografische bereik een groei van de reclamemarkt te verwachten en is het mogelijk voor de commerciële radiostations een hoger omzetpotentieel te realiseren. Het bereik van alle landelijke FM-vergunningen neemt na zerobase toe van 260% tot 554%. Daarnaast wordt verwacht dat als gevolg van zero base een verschuiving van de reclame-inkomsten van de publieke omroepen naar de commerciële omroepen optreedt3.
Tevens blijkt dat sinds de introductie van de commerciële radio in 1992 de reclamemarkt meer dan vervijfvoudigd is. Op basis van deze gegevens hanteert de regering het volgende uitgangspunt: gedurende de looptijd van de vergunning zal de jaarlijkse groei van de reclamemarkt gemiddeld 5% bedragen.
De omzet van de radiostations bestaat uit omzet die gegenereerd wordt met de etherfrequentievergunning en met de uitzendingen via de kabel. Uit de systematiek van artikel 3.3a, tweede lid, van de Telecommunicatiewet blijkt dat de hoogte van het eenmalig bedrag alleen gerelateerd kan worden aan de uit de exploitatie van de vergunning te verwachten omzet. Aangezien de beschikbare gegevens zowel kabel als etheromzet bevatten, moet er ten behoeve van de eenmalige afdracht een correctie worden toegepast. Het eenmalig bedrag mag immers alleen gerelateerd worden aan omzet behaald uit de ether. Uit de omzetcijfers over 1992 tot 20014 van de commerciële radiostations blijkt dat de omzetgroei bij de verschillende radiostations na het verkrijgen van een etherfrequentie aanzienlijk meer dan evenredig is gestegen dan het luistertijdaandeel. Reclame-aanbieders hechten blijkbaar meer waarde aan de luisteraars die zij via de ether bereiken dan via de kabel. De splitsing tussen ether en kabel op basis van omzet is echter lastig te maken aangezien deze splitsing niet als zodanig wordt gepubliceerd dan wel geregistreerd. Het luistertijdaandeel wordt wel geregistreerd en bedraagt voor de kabel 40% en voor de ether 60%.5 Hoewel de omzet na het verkrijgen van de etherfrequentie harder is gestegen dan het luistertijdaandeel, sluit de regering uit pragmatische overwegingen aan bij de verhouding op basis van het luistertijdaandeel.
De netto-omzetcijfers die voor de prognose zijn gebruikt, zijn berekend op basis van de bruto-omzet cijfers en houden rekening met de reclametariefskortingen die de radiostations aan hun klanten geven.6 Uit deze gegevens blijkt dat de radiostations met een landelijke FM-vergunning in 2001 een gezamenlijke bruto-omzet hebben van € 183 miljoen. De netto-omzet wordt op basis daarvan, alsmede aan de hand van de door BBC de Media en de Ster gepubliceerde netto omzetcijfers, geschat op circa € 132 miljoen. De netto-omzet op basis van etherbereik bedraagt ten behoeve van de eenmalig afdracht 60% van de netto-omzet (60% van € 132 miljoen) € 79 miljoen. Deze gecorrigeerde netto-omzet legt dus geen beslag op de via de kabel behaalde inkomsten.
Verondersteld wordt dat bij de introductie van zerobase in 2003 de totale ether-reclamemarkt 10% is gegroeid ten opzichte van de voor-zerobase situatie in 2001 en € 87 miljoen bedraagt. De jaarlijkse groei vanaf de implementatie van zero base is verondersteld op 5%.
De looptijd van de vergunningen bedraagt 8 jaar.
De netto-omzetcijfers van de 8 vergunningjaren zijn contant gemaakt naar het moment van vergunningverlening. De gehanteerde discontovoet bedraagt 10%. De totale contante waarde van deze netto-omzetten is vervolgens berekend op € 542 miljoen.
Het demografische luisterbereik van de negen landelijke commerciële FM-vergunningen bedraagt 554% zijnde 86.202.400 luisteraars (100% bereik is 15.560.000 luisteraars). Op basis van de verwachte omzet van € 542 miljoen en het demografische bereik, kan een omzet van € 6.293,- per 1000 potentiële luisteraars worden gerealiseerd. De regering acht een eenmalige afdracht van 7,5% van deze omzet per 1000 potentiële luisteraars redelijk. Deze afdracht komt voor landelijke FMvergunningen neer op afgerond € 470,- per 1000 luisteraars uitgaande van een gemiddeld demografisch bereik van 62%.
§2.3. Potentieel luisterbereik
Zoals reeds in § 2 uiteengezet is, kunnen naarmate het bereik van de vergunninghouder groter wordt, de te verwachten te behalen reclame-inkomsten meer dan evenredig stijgen. De [negen] landelijke kavels hebben een grootte in de range van 49% tot 69%. Om rekening te houden met deze stijgende meeropbrengst vindt een differentiatie plaats waarbij aan de grootste kavels een hoger bedrag wordt toegerekend dan aan kleinere kavels. Onderstaande tabel geeft de differentiatie van het bedrag per kavelgrootte weer.
Klassieke/jazz of Nieuwszender
Indien aan een landelijke vergunning een gebruiksvoorschrift is gekoppeld, heeft dit gevolgen voor de te behalen omzet en winst. Zo heeft een nieuwszender zowel hogere kosten in verband met het verzorgen van nieuws en informatie als lagere reclame-inkomsten en heeft een klassieke/jazz muziekzender minder reclame-inkomsten. Daar staat tegenover dat er ook voor deze zenders een prikkel moet bestaan om commercieel te opereren. Om rekening te houden met de gebruiksvoorschriften van deze zenders is er in het financieel instrument voor gekozen dat radiostations met een verplicht klassiek/jazz- of nieuwsformat 20% behoeven af te dragen van het bedrag dat radiostations met een vergelijkbaar bereik maar zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Een zender met een Nederlandstalige gebruiksvoorschrift heeft een lager omzetpotentieel dan de zenders zonder een dergelijke verplichting. Voor deze Nederlandstalige muziekzender is het omzet- en winstpotentieel echter groter dan bij een nieuws- en klassieke zender. Om tegemoet te komen aan deze lagere potentiële omzet is er voor gekozen dat radiostations met een verplicht Nederlandstalig format 60% behoeven af te dragen van het bedrag dat zenders met een vergelijkbaar bereik maar zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Programma-aanbieders in deze categorie hebben een specifieke en grote relevantie voor bepaalde doelgroepen binnen de popmuziek. In het muziekaanbod ligt de nadruk op de bijzondere muziek en wordt de muziekkeuze niet bepaald door de als mainstream te kenschetsen populaire muziek. Aangezien het muziekaanbod zich richt op bijzondere muziek en derhalve op een specifieke doelgroep heeft een bijzondere muziekzender een lager omzetpotentieel dan de zenders zonder dergelijke verplichting. Om tegemoet te komen aan deze lagere potentiële omzet is er voor gekozen dat radiostations met een verplicht bijzonder format 60% behoeven af te dragen van het bedrag dat zenders met een vergelijkbaar bereik maar zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Modelberekening afdracht per vergunning landelijke FM
De eenmalige afdracht per vergunning over de vergunningperiode is als volgt te berekenen.
S x B x Mg = afdracht
waarbij:
S = afdracht op basis van het gedifferentieerde afdrachtpercentage (zie tabel)
B = het bereik van de vergunning maal 15.560 potentiële luisteraars (aantal luisteraars in duizenden)
Mg = te betalen percentage i.v.m. het gebruiksvoorschrift
1. Kavel A1 heeft een bereik van 67% en kent geen kortingspercentage in verband met een gebruiksvoorschrift. Op basis van het gedifferentieerde afdrachtpercentage bedraagt de afdracht per 1000 potentiële luisteraars € 505,-. Het potentiële bereik bedraagt 67% van 15.560.000 is 10.425.200 luisteraars. De afdracht bedraagt € 5.264.726,-.
2. Kavel A8 heeft een bereik van 49% en kent een korting in verband met een gebruiksvoorschrift (klassieke zender). Op basis van het gedifferentieerd afdrachtpercentage bedraagt de afdracht per 1000 potentiële luisteraars € 365,-. Het potentiële bereik bedraagt 49% van 15.560.000 is 7.624.400 luisteraars. De afdracht bedraagt 20% van € 2.782.906,- = € 556.581,-.
In dit artikel wordt bepaald dat de verkrijgers of houders van een landelijke ongeclausuleerde commerciële vergunning, een eenmalig bedrag voor het gebruik van frequentieruimte verschuldigd zijn. Het bedrag heeft betrekking op een periode van acht jaar.
In dit artikel wordt bepaald dat verkrijgers of houders van een landelijke geclausuleerde commerciële vergunning, een eenmalig bedrag voor het gebruik van frequentieruimte verschuldigd zijn. Het bedrag heeft betrekking op een periode van acht jaar.
Voor de berekening van de eenmalige bedragen voor het gebruik van commerciële frequentieruimte is gekozen voor een financieel instrument op basis van de te behalen omzet toegerekend aan het demografische bereik van de kavels. Om echter een evenwichtige differentiatie en korting in de eenmalige bedragen te kunnen aanbrengen, zijn ook de met de exploitatie van de landelijke commerciële vergunningen de te verwachten reclame-inkomsten bestudeerd.
De te verwachten reclame-inkomsten zijn vooral afhankelijk van het demografische bereik en van een verplicht te hanteren gebruiksvoorschrift (programmering).
Een specifieke programmering leidt namelijk tot een lager marktaandeel dan populaire muziekzenders en derhalve tot geringere reclame-inkomsten. Daarnaast kan een gebruiksvoorschrift leiden tot een hoge kostenstructuur. Het is om deze reden dat in het tweede, derde lid en vierde lid er voor is gekozen om een korting aan te brengen voor een aantal landelijke vergunninghouders.
De aangebrachte korting heeft enerzijds betrekking op de klassieke/jazz en nieuwszender (tweede lid) en anderzijds op de Nederlandstalige zender (derde lid) en zenders die bestemd zijn voor bijzondere muziek (vierde lid). Zo heeft een nieuwszender hogere kosten in verband met het verzorgen van nieuws en informatie aangezien een grotere inzet van personeel is vereist, zelfs als dit zo efficiënt mogelijk wordt gerealiseerd. Daarnaast heeft een nieuwszender evenals een klassieke muziekzender minder reclame-inkomsten vanwege een lager te verwachten marktaandeel. Om rekening te houden met de verplichte gebruiksvoorschriften van deze zenders is er in het financieel instrument voor gekozen dat radiostations met een verplicht klassiek/jazz- of nieuwsformat 20% afdragen van het bedrag dat radiostations zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Een zender met een Nederlandstalig muziek gebruiksvoorschrift heeft een lager omzetpotentieel dan de zenders zonder een dergelijk voorschrift. Voor deze Nederlandstalige zender geldt echter wel dat het omzet- en winstpotentieel groter is dan bij een nieuws- en klassieke zender. Een korting laat zich echter rechtvaardigen aangezien een Nederlandstalige zender zich richt op een kleine doelgroep en een afwijkende programmering hanteert. Om tegemoet te komen aan de lagere inkomsten is er voor gekozen dat het radiostation met een verplicht Nederlandstalig format 60% afdraagt van het bedrag dat zenders zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Voor een bijzondere muziekzender geldt eveneens dat deze zender een lager omzetpotentieel dan de zenders zonder dergelijke verplichting. Dit laat zich verklaren door lagere reclame-inkomsten vanwege een lager te verwachten marktaandeel. Om rekening te houden met de verplichte gebruiksvoorschriften van deze zenders is er in het financieel instrument voor gekozen dat radiostations met een verplicht bijzondere muziekformat 60% afdragen van het bedrag dat radiostations zonder een gebruiksvoorschrift betalen.
Bij de vergelijkende toets voor landelijke commerciële radio-omroep kunnen zich in de loop van deze procedure omstandigheden voordoen op grond waarvan besloten kan worden de frequentieruimte voor landelijke geclausuleerde commerciële radioomroep ongeclausuleerd te verdelen. Dan komen de gebruiksvoorschriften voor het gebruik van frequentieruimte, bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep te vervallen. In dat geval is de desbetreffende frequentieruimte, en de bijbehorende beschikbare vergunning, ook bestemd voor ongeclausuleerde commerciële radio-omroep. Indien dit het geval is, wordt er voor de berekening van het eenmalig bedrag vanzelfsprekend niet langer rekening gehouden met gebruiksvoorschriften. Het eenmalig bedrag wordt dan berekend overeenkomstig artikel 2.
De in het eerste lid van dit artikel opgenomen termijn komt overeen met de termijn die in het voorontwerp van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen voor de voldoening van ontstane bestuurlijke geldschulden. Na de verleningsbesluiten wordt aan de verkrijgers dan wel houders van een vergunning een afzonderlijk besluit tot vaststelling van het eenmalig bedrag bekend gemaakt.
Het stelsel van de wet bevat geen zelfstandige regeling met betrekking tot de invordering van bij of krachtens de wet ontstane bestuurlijke geldschulden. Om die reden is voor de invordering aansluiting gezocht bij het burgerlijk recht.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
J.G. Wijn.
1 Stcrt. 1999, nr. 112, laatstelijk gewijzigd bij besluit bij 17 juni 2002 (Stcrt. 2002, nr. 115).
2 Stbl.2002, nr. 248.
3 Ster.
4 BBC De Media en Reclame Bank.
5 Kijk- en Luisteronderzoek (KLO).
6 BBC De Media en Reclame Bank publiceren jaarlijks de afzonderlijke bruto-omzetcijfers van de publieke en commerciële radiostations en het totaal van de netto-omzet. Daarnaast publiceert de Ster jaarlijks de netto-omzet behaald bij de publieke omroep.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2003-40-p37-SC38741.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.