Instelling vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Noord-Irak

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 11 februari 2003, tot instelling van een vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak

11 februari 2003

Nr. 5207934/03/DVB

Directie Vreemdelingenbeleid

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 45, vierde lid van de Vreemdelingenwet 2000;

Overwegende:

- Gelet op de uitzonderlijke situatie met betrekking tot Irak op dit moment gezien een eventuele militaire interventie en de discussie in de Veiligheidsraad, kan in redelijkheid niet van de in Nederland verblijvende asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak worden verlangd dat zij op korte termijn terugkeren naar Noord-Irak;

- dat als gevolg hiervan een vertrekmoratorium voor de periode van één maand is geïndiceerd,

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Noord-Irak: het deel van de Republiek Irak dat onder controle staat van de Koerdische partijen in het noorden van het land.

Artikel 2

De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak niet beëindigd.

Artikel 3

In afwijking van artikel 4, tweede lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (RVA 1997), geeft de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag door asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak recht op opvang.

Artikel 4

Artikel 2 en artikel 3 zijn niet van toepassing op vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onder h, i en k van de Vreemdelingenwet 2000, of ten aanzien van wie een gevaar voor de openbare orde bestaat als bedoeld in artikel 3.77 Vreemdelingenbesluit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 februari 2003.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,H.P.A. Nawijn.

Toelichting

Artikel 1

In het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 23 oktober 2002 wordt Noord-Irak omschreven als het deel van de Republiek Irak dat onder controle staat van de Koerdische partijen in het noorden van het land. Voor dit besluit wordt deze definiëring gevolgd.

Artikel 2

Met artikel 2 van het onderhavige besluit is een vertrekmoratorium ingesteld voor vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak, inhoudende dat verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke vestrekkingen regelt, niet worden beëindigd. Het gaat daarbij concreet om verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 1997) en de gemeentelijke voorzieningen op grond van de Invoeringswet Vreemdelingwet 2000 en de voormalige Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (Zorgwet VVTV). Ingevolge het onderhavige besluit worden verstrekkingen op grond van bovengenoemde wettelijke voorschriften, daar waar het gaat om rechtmatig verwijderbare asielzoekers respectievelijk rechtmatig verwijderbare ex-VVTV'ers, gedurende het vertrekmoratorium niet beëindigd. De uitvoerders van genoemde wettelijke voorschriften, zijnde het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de Colleges van burgemeester en wethouders, zijn van de instelling van het vertrekmoratorium op de hoogte gesteld.

De categorie vreemdelingen op wie het vertrekmoratorium van toepassing is worden geacht rechtmatig verblijf te hebben als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 3

In artikel 3 van het onderhavige besluit is tot uitdrukking gebracht dat ingevolge de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000, bij de instelling van een vertrekmoratorium de opvang ook wordt opengesteld voor vreemdelingen voor wie de opvang reeds was beëindigd op het moment waarop het vertrekmoratorium wordt ingesteld. Als deze vreemdelingen een nieuwe aanvraag indienen, gebaseerd op de omstandigheid dat een vertrekmoratorium van kracht is, dan ligt het, behoudens de in artikel 4 van dit besluit genoemde uitzonderingen, niet voor de hand deze vreemdelingen opvang in de zin van de Rva 1997, te onthouden.

Artikel 4

In artikel 4 van het onderhavige besluit is bepaald dat het vertrekmoratorium en het recht op opvang bij indiening van een tweede of volgende aanvraag niet van toepassing is op vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel 31, tweede lid, onder h, i en k van de Vreemdelingenwet 2000. De in artikel 30 Vreemdelingenwet 2000 opgenomen imperatieve afwijzingsgronden staan toepassing van artikel 45, vierde lid in de weg. Dit is eveneens het geval indien artikel 31, tweede lid, onder h, i en k Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is. Bij artikel 31, tweede lid onder k, Vreemdelingenwet 2000 wordt verwezen naar het openbare orde beleid zoals neergelegd in C1/5.13. Hieronder valt vanzelfsprekend de toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Van vreemdelingen van wie geen asielaanvraag meer open staat, maar die nog wel in de opvang zitten, wordt de opvang niet beëindigd, tenzij sprake is van de openbare orde contra-indicatie als bedoeld in artikel 3.77 Vreemdelingenbesluit.

Artikel 5

Aan het onderhavige besluit is terugwerkende kracht verleend tot en met 7 februari 2003, de datum waarop door het Kabinet is besloten tot instelling van het vertrekmoratorium en de datum waarop de Tweede Kamer hierover is geïnformeerd. Het vertrekmoratorium zal vooralsnog één maand duren, te rekenen vanaf de tweede dag na publicatie van het onderhavige besluit in de Staatscourant. Het Kabinet zal zich beraden of het vertrekmoratorium na deze maand nog immer geïndiceerd is. Een eventuele intrekking van het vertrekmoratorium zal door middel van een publicatie in de Staatscourant bekend worden gemaakt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

H.P.A. Nawijn.

Naar boven