Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003

De Nederlandsche Bank N.V. (de Bank) deelt het volgende mede.

De Bank heeft op grond van artikel 7 van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Wfbb 1994) nieuwe voorschriften inzake de rapportage vastgesteld. De Rapportagevoorschriften buitenlands betalingsverkeer 2000 (RV 2000) zijn daarmee vervangen door de Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003 (RV 2003). Deze aanpassing is noodzakelijk vanwege de invoering van een nieuw systeem voor de verzameling van gegevens voor de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland. Voor een verdere toelichting op de vervanging van de Rapportagevoorschriften wordt verwezen naar de Toelichting bij de RV 2003.

Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003 (RV 2003)

De Nederlandsche Bank N.V.;

Gelet op artikel 7 van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Stb. 1994, 258);

Besluit:

Definities

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

b. Bijzondere Financiële Instellingen: ondernemingen of instellingen, ongeacht de rechtsvorm, welke ingezetenen zijn en waarin niet-ingezetenen, direct of indirect, via aandelenkapitaal of anderszins deelnemen en die tot doel hebben of zich in belangrijke mate bezighouden met het ontvangen van middelen van niet-ingezetenen en het doorbetalen daarvan aan niet-ingezetenen;

c. E-Line Betalingsbalans: door de Bank ontwikkelde internetapplicatie ten behoeve van het opstellen en het aanleveren van rapportages;

d. Gecentraliseerde rapportage: rapportage onder een enkel registratienummer betreffende meerdere ingezetenen binnen een groep;

e. Groep: economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden;

f. Kredietinstelling: een onder prudentieel toezicht staande kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, Wet toezicht kredietwezen 1992 (Stb. 1992, 722);

g. Rapportage: uit hoofde van de Wet en deze rapportagevoorschriften door de Bank gevraagde inlichtingen en gegevens ten behoeve van de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland;

h. Rapportageprofiel: rapportageformulieren voor een categorie van rapporteurs die vanuit betalingsbalansperspectief vergelijkbare activiteiten ontplooien;

i. Rapporteur: ingezetene als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet, die door de Bank is aangewezen rapportages op te stellen en aan te leveren;

j. Vertegenwoordiger: ingezetene die de, al dan niet gecentraliseerde rapportages, namens één of meer rapporteurs opstelt en aanlevert;

k. Wet: de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994.

Aanwijzing rapporteurs

Artikel 2

1. De Bank wijst de ingezetenen aan die ten behoeve van de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland aan de Bank dienen te rapporteren.

2. Binnen een door de Bank te stellen termijn dient een ingezetene die niet als rapporteur is aangewezen desgevraagd aan de Bank inlichtingen en gegevens te verstrekken, opdat de Bank kan beoordelen of de ingezetene als rapporteur dient te worden aangewezen.

Frequenties, termijnen en bewaring van rapportages

Artikel 3

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, derde lid, ten aanzien van jaarrapportages, dienen de rapportages op maandelijkse basis plaats te vinden.

2. Maandrapportages dienen uiterlijk 15 werkdagen na het verstrijken van de laatste dag van elke kalendermaand te zijn ontvangen door de Bank.

3. Jaarrapportages vinden plaats over het boekjaar van de rapporteur. De jaarrapportages dienen uiterlijk 4 maanden na afloop van het boekjaar te zijn ontvangen door de Bank.

4. Rapporteurs kunnen gebruik maken van de mogelijkheid de ingezonden rapportages op de webserver van de Bank op te slaan. Indien hiervan geen gebruik wordt gemaakt, dienen de rapporteurs de rapportages over het lopende kalenderjaar en 3 jaar daarvoor te bewaren.

Verstrekking van inlichtingen en gegevens aan de Bank

Artikel 4

1. Binnen een door de Bank te stellen termijn dienen ingezetenen na te zijn aangewezen als rapporteur de volgende inlichtingen en gegevens aan de Bank te verstrekken:

a. naam en correspondentieadres;

b. bezoekadres;

c. inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel;

d. naam, correspondentie- en bezoekadres van de vertegenwoordiger (indien van toepassing);

e. gegevens van contactpersonen (naam, geslacht, telefoonnummer, e-mailadres);

f. laatste maand van het boekjaar;

g. in geval van gecentraliseerde rapportage, een overzicht van de rapporteurs die in de rapportage zijn begrepen (inclusief de gegevens zoals vermeld onder a en c van dit lid).

2. Rapporteurs zijn verplicht wijzigingen in de onder lid 1 gevraagde inlichtingen en gegevens onverwijld schriftelijk of elektronisch aan de Bank te melden.

3. In geval van gecentraliseerde rapportage, dient de ingezetene die de gecentraliseerde rapportage opstelt en aanlevert, de inlichtingen en gegevens in de zin van het eerste en tweede lid van dit artikel aan de Bank te verstrekken.

Inhoud van de rapportageverplichtingen

Artikel 5

1. De Bank bepaalt volgens welk rapportageprofiel, dan wel in voorkomende gevallen rapportageprofielen, aangewezen rapporteurs dienen te rapporteren. Voor wat betreft de inhoud van de rapportageprofielen wordt verwezen naar de rapportageformulieren en toelichtingen, die door de Bank aan de rapporteur ter beschikking worden gesteld.

2. De volgende rapportageprofielen worden onderscheiden:

BFI = profiel Bijzondere Financiële Instellingen;

BLG = profiel Beleggingsinstellingen;

BWB = profiel Bewaarbedrijven;

CLM = profiel Banken en Clearingmembers;

CSD = profiel Centrale Effecten Depotinstelling;

MFI = profiel overige Monetaire Financiële Instellingen;

NFV = profiel Niet-Financiële Vennootschappen;

OFI = profiel Overige Financiële Instellingen;

OVH = profiel Overheidsinstellingen;

PNS = profiel Pensioenfondsen;

SLB = profiel Syndicaatsleningen Buitenland;

SLN = profiel Syndicaatsleningen Nederland;

VRZ = profiel Verzekeringsinstellingen.

3. Rapporteurs met de volgende rapportageprofielen dienen naast maandrapportages ook jaarrapportages bij de Bank aan te leveren: BFI, BLG, NFV, OFI, PNS en VRZ.

4. Rapportages dienen correct en volledig te zijn en tijdig aan de Bank te worden verstrekt.

Voorwaarden voor gecentraliseerde rapportage

Artikel 6

1. Een rapporteur kan de Bank toestemming vragen namens meerdere rapporteurs een gecentraliseerde rapportage op te stellen en bij de Bank aan te leveren.

2. Gecentraliseerde rapportage is slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. de rapporteurs die zijn begrepen in de gecentraliseerde rapportage behoren tot dezelfde groep;

b. de onder a bedoelde rapporteurs zouden als individuele rapporteur onder hetzelfde rapportageprofiel rapporteren;

c. de buitenlandse activa en passiva van de onder a bedoelde rapporteurs dienen volledig in de gecentraliseerde rapportage te worden verwerkt.

3. De rapporteur die de gecentraliseerde rapportage opstelt en aanlevert, is verantwoordelijk voor het nakomen van de rapportageverplichtingen van de rapporteurs namens wie wordt gerapporteerd.

4. De Bank verzendt de correspondentie met betrekking tot de gecentraliseerde rapportage naar het correspondentieadres van de rapporteur die de gecentraliseerde rapportages opstelt en aanlevert.

Het aanstellen van een vertegenwoordiger

Artikel 7

1. Rapporteurs kunnen een vertegenwoordiger aanstellen, die namens hen de gehele, al dan niet gecentraliseerde, rapportage opstelt en aan de Bank verstrekt.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 6, derde lid, zijn de rapporteurs verantwoordelijk voor het nakomen van de rapportageverplichtingen.

3. De Bank verzendt de correspondentie met betrekking tot de gehele rapportage van een rapporteur naar het correspondentieadres van de vertegenwoordiger.

Rapportageverplichtingen voor kredietinstellingen

Artikel 8

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, eerste lid, dienen door de Bank aangewezen kredietinstellingen per kwartaal een opgave te verstrekken over hun dienstenverkeer met niet-ingezetenen. De rapportages dienen uiterlijk 15 werkdagen na het verstrijken van de laatste dag van het kwartaal te zijn ontvangen door de Bank.

2. In het kader van de Wet kan de Bank aan kredietinstellingen op maandelijkse en jaarlijkse basis aanvullende inlichtingen en gegevens vragen over buitenlandse activa en passiva. De kredietinstellingen houden zich bij het verstrekken van de aanvullende inlichtingen en gegevens aan de door de Bank te stellen termijnen.

Meldingsplicht Bijzondere Financiële Instellingen

Artikel 9

1. Bijzondere Financiële Instellingen dienen zich niet later dan drie weken na oprichting van de vennootschap schriftelijk bij de Bank te melden, opdat de Bank kan beoordelen of de Bijzondere Financiële Instellingen als rapporteur dienen te worden aangewezen.

2. Bij de melding in de zin van het eerste lid van dit artikel dienen genoemde instellingen de volgende inlichtingen en gegevens aan de Bank te verstrekken:

a. naam, correspondentie- en bezoekadres;

b. datum van oprichting;

c. inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel;

d. het balanstotaal;

e. een omschrijving van de eigen bedrijfsactiviteiten;

f. een omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de buitenlandse groep waarvan de instelling deel uitmaakt;

g. gegevens van contactpersonen (naam, geslacht, telefoonnummer, e-mailadres);

h. naam van het trustkantoor dat de instelling in Nederland vertegenwoordigt (indien van toepassing).

3 Bijzondere Financiële Instellingen zijn verplicht wijzigingen in de onder lid 2, sub a, g en h gevraagde inlichtingen en gegevens onverwijld schriftelijk of elektronisch aan de Bank te melden.

Verstrekking van nadere inlichtingen aan de Bank

Artikel 10

Rapporteurs dienen op verzoek van de Bank onverwijld nadere inlichtingen en gegevens te verstrekken.

Afwijkende rapportagevoorschriften

Artikel 11

In afwijking van deze regeling kan de Bank met rapporteurs een andere wijze van rapportage overeenkomen.

Wijze van indiening van de rapportages

Artikel 12

1. Rapportages dienen via de e-Line Betalingsbalans bij de Bank aangeleverd te worden (http://bb.dnb.nl). Rapporteurs die niet in staat zijn rapportages aan te leveren via de e-Line Betalingsbalans, dienen met de Bank alternatieve afspraken te maken over de wijze van aanlevering van de rapportages.

2. Meldingen en te verstrekken inlichtingen en gegevens aan de Bank worden gericht aan:

De Nederlandsche Bank N.V., Afdeling Sir, sectie Betalingsbalans, Postbus 98, 1000 AB Amsterdam.

E-mailadres: sir.dra@dnb.nl

Overgangsregeling

Artikel 13

Rapportages die na 1 april 2003 bij of krachtens de Wet bij de Bank zijn of worden ingediend en die betrekking hebben op een periode vóór inwerkingtreding van deze rapportagevoorschriften, worden geacht te zijn gemaakt op grond van de voor die periode geldende rapportagevoorschriften (RV 2000).

Slotbepalingen

Artikel 14

De Rapportagevoorschriften buitenlands betalingsverkeer 2000 (RV 2000) worden met ingang van 1 april 2003 ingetrokken.

Artikel 15

Deze rapportagevoorschriften treden in werking met ingang van 1 april 2003.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003 (RV 2003).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 4 februari 2003.
De Nederlandsche Bank N.V.

Toelichting

Algemeen

Op 1 mei 1994 is de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 (Stb. 1994, 258) in werking getreden (Wfbb 1994). Op grond van artikel 7 van deze Wet dienen ingezetenen aan de Bank inlichtingen en gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland. In de hierop gebaseerde Rapportagevoorschriften buitenlands betalingsverkeer 2000 (RV 2000) werd de rapportageverplichting nader uitgewerkt. Een ingrijpende wijziging van de wijze waarop de Bank met ingang van 1 april 2003 inlichtingen en gegevens voor de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland verzamelt, heeft de vaststelling van nieuwe rapportagevoorschriften noodzakelijk gemaakt. De nieuwe rapportagevoorschriften worden aangeduid als Rapportagevoorschriften betalingsbalansrapportages 2003 (RV 2003).

De RV 2003 verzekeren dat de Bank voldoet aan haar verplichtingen jegens de Europese Centrale Bank inzake betalingsbalansstatistieken en de statistiek betreffende de internationale investeringspositie. De gegevens en inlichtingen die de Bank vraagt in het kader van de samenstelling van de betalingsbalans van Nederland worden eveneens aangewend voor het bepalen van de internationale investeringspositie van Nederland.

De wijziging van de wijze waarop de Bank de gegevens voor de samenstelling van de betalingsbalans verzamelt is ingegeven door een aantal ontwikkelingen. Het systeem van de RV 2000 sloot grotendeels aan bij het buitenlands betalingsverkeer, waarbij ingezetenen via formulieren A en B en HI over individuele transacties aan de Bank rapporteerden. Aangezien het aantal internationale transacties in de loop van de tijd aanzienlijk is gestegen en de aard van de transacties ingewikkelder is geworden (bijvoorbeeld effectentransacties en transacties in het kader van verrekeningen binnen concern) was het onder het oude systeem van de RV 2000 steeds moeilijker de kwaliteit van de betalingsbalans te waarborgen. Daarnaast bracht de verwerking van de grote hoeveelheid van formulieren A en B hoge kosten met zich mee voor de financiële instellingen die het betalingsverkeer afwikkelen.

In het nieuwe systeem van de RV 2003 is het uitgangspunt, dat ingezetenen in beginsel via financiële instellingen rapporteren, grotendeels verlaten. De Bank vraagt van een beperkt aantal ingezetenen een directe rapportage over hun transacties met en posities ten opzichte van niet-ingezetenen. Met de keuze voor het nieuwe systeem verwacht de Bank de kwaliteit van de betalingsbalans beter te waarborgen en een bijdrage te leveren aan het streven de kosten voor het internationale betalingsverkeer te verlagen. Daarnaast heeft de overschakeling op een hoofdzakelijk directe vorm van rapportage als voordeel dat alleen de - statistisch gezien - meest relevante partijen frequent dienen te rapporteren. De groep rapportageplichtige ingezetenen is hierdoor substantieel kleiner geworden, hetgeen er toe leidt dat de totale maatschappelijke kosten van de statistiek dalen. In een aantal individuele gevallen kan de rapportagelast onder de RV 2003 desondanks toenemen. Er is echter naar gestreefd de nieuwe wijze van rapporteren aan de Bank zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de financieel-administratieve systemen van ondernemingen.

Als gevolg van de introductie van de RV 2003 zijn met ingang van 1 april 2003 de volgende verplichtingen, die voortvloeiden uit de RV 2000, vervallen:

- het invullen van formulieren A en B betreffende grensoverschrijdende transacties;

- het aanmelden van buitenlandse bankrekeningen en rekeningen-courant met niet-ingezetenen;

- het invullen van formulieren HI over buitenlandse bankrekeningen en rekeningen-courant aangehouden bij niet-ingezetenen;

- het invullen van formulieren M2 met betrekking tot het incidenteel verrekenen van schulden en vorderingen.

In 2003 dienen voor het laatst de formulieren DIO/DIU over investeringsrelaties met het buitenland en de formulieren BFI en BLS over balanscijfers van Bijzondere Financiële Instellingen te worden ingevuld. Dit betreft de cijfers over het boekjaar 2002. Daarna vervallen ook deze formulieren.

De nieuwe wijze van verzamelen van gegevens voor de samenstelling van de betalingsbalans brengt een intensieve samenwerking met het CBS met zich mee. Voor de samenstelling van de goederen- en dienstenrekening ontvangt de Bank gegevens van het CBS. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de statistieken `Buitenlandse Handel' en `Internationale dienstenstatistiek'. Informatie over grensoverschrijdende inkomens, inkomensoverdrachten, vermogensoverdrachten, directe investeringen, effectenverkeer en overige financiële transacties wordt verzameld via de rapportages aan de Bank. De Bank behoudt de eindverantwoordelijkheid voor het samenstellen en publiceren van de betalingsbalans.

Tenslotte wordt erop gewezen dat de Bank de bevoegdheid heeft om bij een overtreding van artikel 7 Wfbb of de daaruit voortvloeiende rapportagevoorschriften op te treden met een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. In het bijzonder kunnen schendingen van artikel 2, tweede lid, artikel 3, artikel 4, artikel 5 (eerste, derde en vierde lid) en de artikelen 8, 9 en 10 van de RV 2003 worden gesanctioneerd door oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

Specifiek

De begrippen `ingezetenen' en `niet-ingezetenen' zijn niet in deze regeling maar in de Wfbb 1994 gedefinieerd (artikel 1, onder a en b). Voor het begrip `groep' is aangesloten bij artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2 handelt over de aanwijzing door de Bank van rapporteurs. Een dergelijke aanwijzing vindt plaats aan de hand van verschillende criteria: de omvang van de transacties van de ingezetene met het buitenland, de omvang van de buitenlandse activa en passiva (alsmede daaraan gerelateerde inkomens), en de bedrijfsactiviteiten en de structuur van de groep waarvan de ingezetene deel uitmaakt. Artikel 2, tweede lid, bepaalt dat de Bank inlichtingen en gegevens kan vragen van een ingezetene die niet is aangewezen als rapporteur, ten einde te beoordelen of deze ingezetene als rapporteur dient te worden aangewezen. Zo kan een ingezetene bijvoorbeeld naar aanleiding van berichtgeving in de media benaderd worden om aanvullende inlichtingen en gegevens te verstrekken omtrent transacties met en posities ten opzichte van niet-ingezetenen.

In artikel 3 is bepaald dat de rapportages maandelijks dienen te worden opgesteld en aangeleverd. Uit artikel 5, derde lid, volgt dat een aantal rapporteurs eveneens jaarrapportages dient aan te leveren. De jaarrapportage is noodzakelijk omdat hierin inlichtingen en gegevens worden gevraagd die niet kunnen worden verkregen door rapportage op maandelijkse basis.

Artikel 5 bepaalt dat rapporteurs overeenkomstig één of meer rapportageprofielen dienen te rapporteren. De indeling naar rapportageprofielen houdt verband met het soort van activiteiten die ingezetenen ontplooien. Met name kredietinstellingen dienen veelal conform verschillende profielen te rapporteren. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een combinatie van de profielen BWB, CLM, MFI, SLB en SLN. Per profiel kunnen de door de Bank gevraagde gegevens verschillen. De gevraagde gegevens kunnen onder meer betrekkingen hebben op de volgende zaken:

- deelnemingen door niet-ingezetenen in ingezetenen en vice versa;

- uitgegeven effecten, beleggingen in effecten, ingeleende en uitgeleende effecten;

- grensoverschrijdende opgenomen en verstrekte leningen en overige vorderingen en verplichtingen;

- rekeningen-courant bij niet-ingezetenen (waaronder banken);

- onroerend goed in het buitenland;

- financiële derivaten.

Artikel 6 noemt een aantal voorwaarden waaronder een rapporteur, na toestemming van de Bank, namens meer dan één groepsmaatschappij kan rapporteren. In deze rapportage dienen ook de eigen cijfers te zijn begrepen van de rapporteur die de gecentraliseerde rapportage verzorgt. De rapporteur die toestemming heeft verkregen de gecentraliseerde rapportage op te stellen en aan te leveren, is verantwoordelijk voor de gehele gecentraliseerde rapportage. Dit betekent dat sancties ter zake van overtredingen van de Wet aan deze rapporteur worden opgelegd. De rapporteur die de gecentraliseerde rapportage verzorgt is geen vertegenwoordiger in de zin van artikel 7 van de rapportagevoorschriften.

Uit artikel 7 blijkt dat rapporteurs zowel voor individuele als gecentraliseerde rapportages een vertegenwoordiger kunnen aanstellen. De rapporteurs blijven te allen tijde aansprakelijk voor het nakomen van de rapportageverplichtingen. Sancties ter zake van overtredingen van de Wet worden derhalve aan de rapporteurs opgelegd.

In artikel 8 is voor kredietinstellingen een aantal aanvullende rapportageverplichtingen neergelegd. De in artikel 8, tweede lid, genoemde inlichtingen en gegevens worden met ingang van 1 april 2003 opgenomen in de reeds voor kredietinstellingen bestaande Sociaal-Economische rapportage (SE-rapportage). Bij deze rapportages dienen kredietinstellingen zich te houden aan de in het Handboek Sociaal-Economische Rapportages gestelde termijnen.

In artikel 9 blijft de reeds bestaande meldingsplicht voor Bijzondere Financiële Instellingen gehandhaafd.

In artikel 10 is voor rapporteurs de verplichting opgenomen nadere informatie te verschaffen indien, naar het oordeel van de Bank, de rapportage hiertoe aanleiding geeft.

Voorts bepaalt artikel 11 dat er, in afwijking van de onderhavige voorschriften, met bepaalde ingezetenen alternatieve afspraken kunnen worden gemaakt over de wijze van rapporteren.

De Bank stelt de in artikel 12 genoemde internetapplicatie e-Line Betalingsbalans aan rapporteurs ter beschikking.

Amsterdam, 4 februari 2003.

De Nederlandsche Bank N.V.

Naar boven