Verplichtstelling tot deelneming in bedrijfstakpensioenfonds

Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen

Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 februari 2003, nr. AI/CK/CAV 01/80032, is op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 de deelneming in de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen verplicht gesteld voor:

werknemers vanaf de eerste dag van de maand waarin zij de leeftijd van 21 jaar bereiken tot de eerste dag van de maand waarin zij de 60-jarige leeftijd bereiken, waarbij verstaan wordt onder:

1. Werknemer:

degene, die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het beroepsgoederenvervoer over de weg en/of het kraanverhuurbedrijf, dan wel die bij een dergelijke onderneming als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek met een onderneming die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van werknemers als bedoeld in artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van:

de werknemer die krachtens een uitzendovereenkomst als hiervoor bedoeld in dienst is van een onderneming die voldoet aan alle hierna genoemde criteria:

- zich uitsluitend bezig houdt met het ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 7:690 BW; en

- de CAO voor Uitzendkrachten respectievelijk de eventueel daarvoor in de plaats tredende CAO toepast krachtens haar lidmaatschap van een partij bij die overeenkomst dan wel krachtens een besluit tot algemeen verbindend verklaring krachtens de Wet AVV; en

- voor ten minste 25% uitzendt naar ondernemingen op wie het bepaalde in deze verplichtstellingsbeschikking niet van toepassing is; en

- voor ten minste 15% van het tot een jaarbedrag herleide premieplichtige loon in de zin van de wettelijke werknemersverzekeringen werkt met uitzendbedingen in de zin van het indelingsbesluit betreffende indeling bij de sector Uitzendbedrijven van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv) zoals dat geldt per 1 januari 2001, blijkend uit de gehele of gedeeltelijke (gesplitste) aansluiting bij de genoemde sector; en

- géén onderdeel is van een concern van ondernemingen waarop deze verplichtstellingsbeschikking van toepassing is; en

- niet werkzaam is als arbeidspool overeenkomstig afspraken gemaakt door de sociale partners in het beroepsgoederenvervoer over de weg of het kraanverhuurbedrijf.

2. Onderneming in het beroepsgoederenvervoer over de weg en/of het kraanverhuurbedrijf:

de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die zich - al dan niet met winstoogmerk - in een in Nederland gevestigd bedrijf bezighoudt met beroepsgoederenvervoer over de weg en/of het kraanverhuurbedrijf, met uitzondering van:

a. ondernemingen die in hoofdzaak gemeten naar de loonsom van het bedrijf bouwwerkzaamheden uitvoeren en tevens mobiele kranen exploiteren;

b. ondernemingen die een eigen cao of een andere bedrijfstak-cao dan die voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen dienen toe te passen, dan wel over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken waarvan het niveau ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van de arbeidsvoorwaarden in de bedrijfstak voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, en die voorts voldoen aan de volgende voorwaarden:

- de hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of verhuur van mobiele kranen. Maatgevend voor de bepaling van de hoofdactiviteit is de juridische eenheid waarvoor de vergunning beroepsgoederenvervoer is aangevraagd of toegekend, dan wel waarbinnen de activiteit van de verhuur van mobiele kranen plaatsvindt.

- in de regel wordt binnen deze juridische eenheid niet meer dan 20% van de omzet gerealiseerd met beroepsgoederenvervoeractiviteiten, logistieke dienstverlening en/of de verhuur van mobiele kranen.

3. beroepsgoederenvervoer over de weg:

Het verrichten van vergunningplichtig vervoer krachtens de Wet Goederenvervoer over de weg, zoals deze laatstelijk is gewijzigd of aangevuld op 8 januari 1999, en/of het tegen vergoeding geheel of ten dele verrichten van vervoer, anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen.

4. kraanverhuurbedrijf:

alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen.

5. logistieke dienstverlening:

het organiseren van goederenstromen en/of het groeperen, localiseren, customiseren, assembleren, op maat maken, repareren en retourcontroleren, configureren, ompakken, toevoegen van handleiding, labellen, etiketteren, mengen, mixen, (re)conditioneren, testen, controleren van de kwaliteit en het orderpicken van produkten.

6. werkgever:

De natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon waarmee de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.

Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

's-Gravenhage, 13 februari 2003.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte.
Namens deze,
De wnd. Directeur van het Centraal Kantoor van de Arbeidsinspectie,
P.B. Koster.

Naar boven