Regeling Erfgoedcentrum Nieuw Land

6 november 2003

DCE/03/49732

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.C. van der Laan

Provinciale staten en gedeputeerde staten van Flevoland,

De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Lelystad, Dronten, Urk en Zeewolde,

Het algemeen bestuur van het waterschap Zuiderzeeland,

Het bestuur van de stichting Nieuw Land,

Het bestuur van de stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders,

Gelet op de artikelen 96 en 97 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 4 december 2003, nr. 03.005017;

Besluiten:

tot het treffen van de navolgende gemeenschappelijke regeling tot de instelling van een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid dat de collecties en archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Flevoland, de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten Lelystad, Dronten, Urk en Zeewolde, het waterschap Zuiderzeeland, het Nieuw Land Poldermuseum en het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland beheert alsmede taken van het archeologisch depot van de provincie Flevoland uitoefent.

Hoofdstuk I

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. de provincie: de provincie Flevoland;

c. de gemeenten: de gemeenten Lelystad, Dronten, Urk en Zeewolde;

d. het waterschap: het waterschap Zuiderzeeland;

e. de stichtingen: de Stichting Nieuw Land en de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders;

f. de partners: de minister, de provincie, de gemeenten, het waterschap en de stichtingen;

g. archiefbescheiden: archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Archiefwet 1995;

h. collecties: de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en elektronische bescheiden in de meest ruime zin des woords, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of beheer bij de partners voor zover het betreft voorwerpen of bescheiden bij de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie, het archeologisch depot van de provincie, de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten, het waterschap, het Nieuw Land Poldermuseum van de Stichting Nieuw Land en het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders.

Hoofdstuk II

Instelling, doel en beleid van het openbaar lichaam Erfgoedcentrum Nieuw Land

Artikel 2

1. Er is een openbaar lichaam, Erfgoedcentrum Nieuw Land, dat gevestigd is in Lelystad.

2. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land is ingesteld met het doel de belangen van de partners bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden en collecties die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie, het archeologisch depot van de provincie, de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten, het waterschap, het Nieuw Land Poldermuseum van de Stichting Nieuw Land en het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders, in gezamenlijkheid te behartigen. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land doet dit onder meer door:

a. depot- en collectievorming, documentatie, presentaties, historisch onderzoek, voorlichting en educatie, en publicaties;

b. het verzamelen, bewaren, beheren, toegankelijk maken van documenten;

c. het aanbieden van informatie in fysieke en digitale vorm via museale presentaties, tentoonstellingen, evenementen, projecten, een website, publicaties, en educatieve producten;

d. het ontwikkelen en behouden van belangrijke archeologische waarden voor toekomstige generaties ten behoeve van recreatie, toerisme, educatie en ruimtelijke kwaliteit;

e. het verrichten van- en het gelegenheid geven tot (wetenschappelijk) historisch- en archeologisch onderzoek;

f. het facilitair en inhoudelijk ondersteunen van initiatieven op het gebied van cultuurhistorie voor gemeenten, onderwijs, verenigings- en bedrijfsleven en het algemene publiek.

3. Aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land zijn daartoe de navolgende werkzaamheden, taken en bevoegdheden van de partners opgedragen:

a. de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden en collecties die berusten in de in het tweede lid genoemde archiefbewaarplaatsen en depot met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, vijfde lid;

b. de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 19, 20, 26, tweede lid, 31, 32, 36 en 37, van de Archiefwet 1995;

c. het adviseren en het doen van voorstellen aan de minister, de gemeenten en het waterschap over de taken en bevoegdheden, die door de minister, de gemeenten of het waterschap worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30, 32, tweede lid, 35 en 37, tweede lid, van de Archiefwet 1995;

d. het verrichten van door een of meer partners opgedragen andere taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in het tweede lid.

4. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land voert bij behartiging van de belangen, bedoeld in het tweede lid, het archief- en cultuurbeleid van de minister, de provincie, de gemeenten en het waterschap mede uit.

5. De partners kunnen gezamenlijk algemene aanwijzingen geven omtrent de wijze waarop het Erfgoedcentrum Nieuw Land de belangen, bedoeld in het tweede lid, behartigt.

6. De minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen dragen er zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde beschikt over voldoende middelen om aan zijn verplichtingen te voldoen. Dit met inachtneming van artikel 15, zevende lid.

Hoofdstuk III

Het algemeen bestuur

Artikel 3

1. Het algemeen bestuur bestaat uit zes leden.

2. De minister wijst één lid aan.

3. Provinciale staten wijzen uit hun midden, de voorzitter van die staten inbegrepen, of uit de kring van gedeputeerden, één lid aan.

4. De raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap, wijzen uit hun midden, de voorzitters van die raden en dat algemeen bestuur inbegrepen, of uit de kring van wethouders, gezamenlijk één lid aan.

5. Het bestuur van de stichting Nieuw Land wijst twee leden aan.

6. Het bestuur van de stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders wijst één lid aan.

7. Het lidmaatschap van de leden, aangewezen overeenkomstig het tweede, derde, vijfde en zesde lid, eindigt op het moment waarop de zittingsperiode van provinciale staten afloopt.

8. Het lidmaatschap van het lid, aangewezen overeenkomstig het vierde lid, eindigt op het moment waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden of van het algemeen bestuur van het waterschap afloopt.

9. Het lidmaatschap van de leden die door provinciale staten of de raad van de gemeente en het algemeen bestuur van het waterschap zijn aangewezen, eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van die leden bij de provinciale staten, de kring van gedeputeerden, de raad, de kring van wethouders dan wel het algemeen bestuur, of het voorzitterschap, van het waterschap.

10. Een persoon waarvan het lidmaatschap ingevolge het zevende en achtste lid is geëindigd, kan opnieuw worden aangewezen.

11. Provinciale staten beslissen uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode van provinciale staten over de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.

12. De raad van de gemeente beslist uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode van de raad over de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid.

13. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijst de betrokken partner zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

14. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

15. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 4

1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden de voorzitter. Bij de aanvang van de regeling wordt het voorzitterschap vervuld door het door provinciale staten aangewezen lid.

2. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

Hoofdstuk IV

De taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

Artikel 5

1. Aan het algemeen bestuur behoren ter uitvoering van de aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land toegekende taak alle bevoegdheden die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

2. Aan het algemeen bestuur worden de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a. de bevoegdheid van de raden van de gemeenten om ingevolge artikel 31 van de Archiefwet 1995 de gemeentelijke archiefbewaarplaats(en) aan te wijzen;

b. de bevoegdheid van het algemeen bestuur van het waterschap om ingevolge artikel 36 van de Archiefwet 1995 de archiefbewaarplaats van het waterschap aan te wijzen;

c. de bevoegdheid van de minister om de rijksarchivaris in de provincie Flevoland, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995, te benoemen, te schorsen, en te ontslaan;

d. de bevoegdheid van de raden van de gemeenten om ingevolge artikel 32, derde lid, van de Archiefwet 1995 de gemeentearchivaris te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

e. de bevoegdheid van het algemeen bestuur van het waterschap om ingevolge artikel 37, derde lid, van de Archiefwet 1995 de waterschapsarchivaris van Zuiderzeeland, te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

3. Het algemeen bestuur kan de directeur, bedoeld in artikel 28, tot rijksarchivaris in de provincie Flevoland, tot gemeentearchivaris van Lelystad, Dronten, Urk en Zeewolde en tot waterschapsarchivaris van Zuiderzeeland benoemen.

4. Aan de bevoegdheden van het algemeen bestuur worden geen beperkingen opgelegd ingevolge artikel 31 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, mits het totaal van de aangegane verplichtingen binnen de goedgekeurde begroting valt. Voor het aangaan van verplichtingen door het algemeen bestuur buiten de goedgekeurde begroting wordt vooraf toestemming gevraagd aan de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen, ingevolge de artikelen 17 en 18 van deze regeling.

5. Besluiten van het algemeen bestuur ten aanzien van de in artikel 2, derde lid, onderdeel a genoemde beheerstaken betreffende het archeologisch depot van de provincie, behoeven voorafgaande goedkeuring van de provincie.

Artikel 6

Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de minister, provinciale en gedeputeerde staten van de provincie, de raden en colleges burgemeester en wethouders van de gemeenten, het algemeen en dagelijks bestuur van het waterschap en de stichtingen de door hen gevraagde inlichtingen.

Artikel 7

1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de minister die hem heeft aangewezen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door de minister gevraagde inlichtingen.

2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het bestuursorgaan of bestuur dat hem overeenkomstig artikel 3, derde tot en met vijfde lid heeft aangewezen zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 45 dagen de door een of meer leden van dat bestuursorgaan of bestuur in een vergadering van dat bestuursorgaan of bestuur dan wel schriftelijk aan dat lid gevraagde inlichtingen.

Artikel 8

De bestuursorganen of besturen bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid, kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur, dat hun vertrouwen niet meer geniet, ontslag verlenen.

Hoofdstuk V

Het dagelijks bestuur

Artikel 9

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en de overige leden van het algemeen bestuur.

2. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

3. Artikel 3, dertiende en veertiende lid is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VI

De werkwijze van het dagelijks bestuur

Artikel 10

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als één of meer leden van het dagelijks bestuur dit nodig oordelen.

Artikel 11

Het dagelijks bestuur stelt regels voor zijn vergaderingen vast.

Hoofdstuk VII

De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

Artikel 12

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

a. de zorg voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bevoegdheden en taken, zoals genoemd in artikel 2, voor zover die niet zijn opgedragen aan het algemeen bestuur;

b. het voorbereiden, voor zover dit niet aan anderen is opgedragen van al hetgeen in het algemeen bestuur ter overweging moet worden gebracht;

c. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur, voor zover dit niet aan anderen is opgedragen;

d. het beheer van de activa en passiva van het Erfgoedcentrum Nieuw Land;

e. de zorg, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van Erfgoedcentrum Nieuw Land;

f. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring van recht of bezit.

Hoofdstuk VIII

De voorzitter

Artikel 13

1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

2. De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

4. De voorzitter vertegenwoordigt het Erfgoedcentrum Nieuw Land in en buiten rechte. De vertegenwoordiging kan hij opdragen aan een door hem aan te wijzen gevolmachtigde.

Hoofdstuk IX

Tegemoetkoming en vergoeding

Artikel 14

1. Het algemeen bestuur kan besluiten dat de leden van het algemeen of dagelijks bestuur, voorzover zij niet de functie vervullen van lid van gedeputeerde staten, Commissaris van de Koningin, burgemeester of wethouder, lid van het dagelijks bestuur van het waterschap of als ambtenaar in rijks-, provincie-, gemeente- of waterschapsdienst werkzaam zijn, een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden ten behoeve van het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

2. De leden van het algemeen en het dagelijks bestuur, bedoeld in het eerste lid, ontvangen een tegemoetkoming in de kosten, waartoe worden gerekend reis- en verblijfkosten ten behoeve van het bijwonen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

3. De in de voorgaande leden bedoelde vergoeding en tegemoetkoming worden door het algemeen bestuur vastgesteld en als afzonderlijke post opgenomen in de jaarlijkse begroting.

Hoofdstuk X

Financiële bepalingen

Artikel 15

1. De voor de uitvoering van deze regeling ter beschikking te stellen middelen worden verschaft door de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen, door het verstrekken van jaarlijkse bijdragen, op basis van een goedgekeurde begroting. Bij de aanvang van het Erfgoedcentrum Nieuw Land luiden de bijdragen zoals vastgesteld in de bijlage bij de regeling.

2. De bijdrage van de minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage, zoals dit in voorkomend geval door de minister in de loop van het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld. De bijdrage van provinciale staten wordt jaarlijks aangepast met het door provinciale staten voor dit doel jaarlijks vastgestelde percentage voor loon- en prijsstijgingen. De raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen volgen in deze provinciale staten in de aanpassing van hun bijdragen.

3. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land kan bij de vaststelling van de begroting een voorlopige raming opnemen van het door de minister en provinciale staten vast te stellen percentage als bedoeld in het tweede lid.

4. Bij de start van het Erfgoedcentrum Nieuw Land en voor de uitvoering van deze regeling kunnen door de partners vermogensbestanddelen worden ingebracht waarover nadere afspraken gemaakt worden.

5. De minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen kunnen gezamenlijk de te verstrekken bijdragen wijzigen in relatie tot de taken van het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

6. De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Indien een van de partners een bijzondere taak opdraagt als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel d, waarvan de kosten niet zijn op te vangen in de begroting, wordt daarvoor door die partner in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage een tevoren overeengekomen vergoeding betaald.

8. De huurovereenkomst binnen de staat (Rijksarchiefdienst-Rijksgebouwendienst) zal met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling worden omgezet in een huurovereenkomst tussen de Rijksgebouwendienst en het Erfgoedcentrum Nieuw Land. Voorzover mogelijk worden de voorwaarden uit de aanvankelijke huurovereenkomst gerespecteerd en overgenomen in de vervangende huurovereenkomst.

Artikel 16

1. Het dagelijks bestuur stelt eenmaal per vier jaar een vierjarig beleidsplan en een meerjarenbegroting op.

2. Een periode van vier jaren als bedoeld in het eerste lid valt samen met de periode van een cultuurnota als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de ontwerpmeerjarenbegroting aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur stelt ze vast. Dertien maanden voorafgaand aan de periode waarop het beleidsplan en de meerjarenbegroting betrekking hebben, worden deze toegezonden aan de partners.

4. De partners maken, binnen twee maanden na ontvangst van de in het derde lid genoemde stukken, gezamenlijk afspraken met het Erfgoedcentrum Nieuw Land over te behalen resultaten voor de komende vier jaren.

Artikel 17

1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 1 mei een ontwerpbegroting en een toelichting op voor het volgende kalenderjaar, een en ander met inachtneming van het archief- en cultuurbeleid, bedoeld in artikel 2, vierde lid, de algemene aanwijzingen, bedoeld in artikel 2, vijfde lid en met inachtneming van de afspraken, bedoeld in artikel 16, vierde lid.

2. In de toelichting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten het Erfgoedcentrum Nieuw Land met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.

3. De begroting geeft inzicht in de baten en lasten van de afzonderlijke activiteiten van dat jaar. De begroting is voorzien van een postgewijze toelichting

4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting met toelichting onverwijld toe aan het algemeen bestuur en de partners.

5. De ontwerpbegroting met toelichting wordt door de zorg van de minister, de provincie, de gemeenten en het waterschap voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

6. De partners kunnen het dagelijks bestuur voor 1 juni van hun gevoelen omtrent de ontwerpbegroting en toelichting doen blijken.

7. Het algemeen bestuur stelt de begroting met toelichting vast uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

8. Terstond na de vaststelling wordt aan de partners de begroting ter goedkeuring toegezonden.

Artikel 18

Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is artikel 17 zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

De partners voldoen de verschuldigde bijdrage bij wijze van voorschot in door hen nader te bepalen termijnen.

Artikel 20

1. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen voor 1 april een financieel verslag uit, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door of namens de accountant of accountants van een of meer partners in te stellen onderzoeken naar de door de accountant, bedoeld in het eerste lid, verrichte (controle)werkzaamheden.

3. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen voor 1 april een inhoudelijk verslag uit van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.

4. Het algemeen bestuur stelt de in het eerste en derde lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

Artikel 21

1. Een batig saldo kan worden bestemd voor vorming van of toevoeging aan de reserve. De hoogte van deze reserve wordt bepaald door het algemeen bestuur, gehoord de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen. Voor zover een batig saldo niet wordt aangewend voor de reserve wordt het saldo naar rato van de jaarlijkse bijdrage uitgekeerd aan de partners.

2. De reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan vijf procent van de gezamenlijke bijdragen van de partners van dat jaar, tenzij de partners gezamenlijk een ander percentage vaststellen.

Artikel 22

Na ontvangst van het financieel verslag en het jaarverslag stellen de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen de definitieve bijdragen vast. Zij delen dit mede aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

Artikel 23

1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer en de boekhouding van het Erfgoedcentrum Nieuw Land. Deze regels behoeven de goedkeuring van de partners. Bij deze regels wordt bepaald welke ambtenaren van het Erfgoedcentrum Nieuw Land met het doen van ontvangsten en betalingen worden belast.

2. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de financiële administratie en het kasbeheer. Deze regels behoeven de goedkeuring van de partners.

Artikel 24

De partners kunnen gezamenlijk nadere regels stellen over het financieel en materieel beheer, over de inrichting van de begroting, het financieel verslag, jaarverslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Hoofdstuk XI

Het archief

Artikel 25

1. Overeenkomstig door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regels, die aan gedeputeerde staten worden medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

2. De archiefbescheiden van het Erfgoedcentrum Nieuw Land die op grond van de Archiefwet 1995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Flevoland.

Hoofdstuk XII

Informatieplicht/Toezicht

Artikel 26

1. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land verstrekt desgevraagd aan de partners de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. De partners kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is

2. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land stelt de minister, de gemeenten en het waterschap te allen tijde in de gelegenheid toezicht te houden op het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 ten aanzien van de archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Flevoland en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en het waterschap.

Artikel 27

1. De bestuursorganen van de minister, de provincie, de gemeenten, het waterschap, alsmede de stichtingen doen het dagelijks bestuur mededeling van de bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, voor het Erfgoedcentrum Nieuw Land van belang zijn.

2. De bestuursorganen van de minister, de provincie, de gemeenten, het waterschap, alsmede de stichtingen kunnen, bij de in het eerste lid bedoelde mededeling, het gevoelen vragen van het dagelijks bestuur. Ook ongevraagd kan het dagelijks bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan de partners kenbaar maken.

Hoofdstuk XIII

De directeur en het overige personeel

Artikel 28

1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur van het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

2. Het dagelijks bestuur maakt voor de benoeming van de directeur een voordracht op.

Artikel 29

1. De directeur is belast met de uitvoering van de werkzaamheden, taken en bevoegdheden van het Erfgoedcentrum Nieuw Land die voortvloeien uit de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, derde lid, voor zover die uitvoering niet is opgedragen aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of de voorzitter.

2. Het algemeen bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

3. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 30

1. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

2. Met inachtneming van artikel 13, derde lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

Artikel 31

Het overige personeel wordt in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

Artikel 32

De rechtspositieregeling van het rijk, zoals deze thans luidt en in de toekomst na wijziging zal luiden, is op het personeel van overeenkomstige toepassing, tenzij het algemeen bestuur van het Erfgoedcentrum Nieuw Land een op onderdelen anders luidende regeling vaststelt. Een dergelijk afwijkende regeling behoeft de instemming van de centrales voor overheidspersoneel.

Hoofdstuk XIV

Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 33

Toetreding tot de regeling kan geschieden bij een daartoe strekkend gezamenlijk besluit van de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen, alsmede de toe te treden bestuursorganen of rechtspersonen.

Artikel 34

1. Uittreding uit de regeling kan geschieden door toezending van een daartoe strekkend besluit van het betreffende bestuursorgaan of de betreffende rechtspersoon.

2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding. De uittreding gaat in op de eerste dag van het jaar volgend op dat waarin door de zorg van het dagelijks bestuur de bekendmaking van de uittreding in de Nederlandse Staatscourant is geschied.

3. De kosten van uittreding komen voor rekening van de uittredende partij.

Artikel 35

Deze regeling kan worden gewijzigd bij gezamenlijk besluit van de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen.

Artikel 36

Deze regeling kan worden opgeheven bij gezamenlijk besluit van de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de partners om alle rechten en plichten van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Hoofdstuk XV

Slotbepalingen

Artikel 37

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die waarin de regeling is ingeschreven overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 38

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Erfgoedcentrum Nieuw Land.

Deze regeling zal met de toelichting door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, M.C. van der Laan.

Toelichting

Algemeen

Samenwerking tussen archieven onderling en archieven en andere culturele instellingen is een landelijke ontwikkeling. Inspelend op deze landelijke ontwikkelingen heeft het provinciaal bestuur in Flevoland medio 1999, de regierol op zich genomen voor versterking van de samenwerking van archieven en verwante instellingen in Flevoland. Het concreet streven naar de vorming van Regionale Historische Centra (RHC) waar onder meer rijksarchieven in opgaan en die een brede cultuurhistorische publieksfunctie dienen te vervullen, is door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dr. F. van der Ploeg, per brief van 7 februari 2000 verwoord aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstuk 1999–2000, 26 591, nr. 13).

In dit kader is in de provincie Flevoland op 11 oktober 2000 een eerste stap gezet door de ondertekening van een intentieverklaring voor het project ‘Digitale Catalogus Flevoland’. Aan dit project doen twaalf partners mee: de Provincie Flevoland, zes gemeenten, het Rijksarchief Flevoland, het Waterschap Zuiderzeeland, de Stichting Nieuw Land (Nieuw Land Poldermuseum – NLP), de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders (Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland – SHC) en de Stichting Samenwerkende Bibliotheken Flevoland. Via de provincie maakt het archeologisch depot gevestigd in het NLP ook deel uit van het samenwerkingsproject.

Het eerste resultaat van de samenwerking is de website www.flevolandbovenwater.nl, die bij de start medio 2001, de eerste tien jaren geschiedenis van de woonkernen in Flevoland digitaal beschikbaar maakte. Deze website zal blijvend worden geactualiseerd en op verschillende onderdelen worden aangevuld.

Om de gezamenlijke cultuurhistorische informatie voor het publiek niet alleen virtueel zo bereikbaar mogelijk te maken, hebben de meeste van de bovengenoemde partners vervolgens meegewerkt aan het onderzoek naar de realisering van een (fysiek) erfgoedcentrum in Flevoland. Uit dit onderzoek is gebleken dat deze partners collecties hebben die nauw op elkaar aansluiten en elkaar deels overlappen. Door deze collecties geïntegreerd aan het publiek aan te bieden en te ontsluiten wordt de publieksfunctie aanzienlijk versterkt. In 2002 resulteerde dit tot het ondertekenen van een intentieverklaring gericht op het tot stand brengen van het ‘Erfgoedcentrum Flevoland’ In december van dat zelfde jaar is gekozen voor de definitieve naam: Erfgoedcentrum Nieuw Land (ENL).

In het ENL participeren de volgende partijen: het rijk (het Rijksarchief in Flevoland), de provincie Flevoland (vanuit de provinciale regierol op erfgoedgebied en voorts met het Archeologisch Depot Flevoland), de gemeenten Lelystad, Dronten, Urk en Zeewolde, het Waterschap Zuiderzeeland, de Stichting Nieuw Land (het Nieuw Land Poldermuseum) en de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders (het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland). De gemeenten Almere en Noordoostpolder participeren niet in het ENL maar nemen wel deel aan de Stichting Digitale Catalogus Flevoland. Het bijzondere karakter van het Erfgoedcentrum Nieuw Land is de samenwerking tussen publieke en private partners en de verschillende functies die deze organisatie zal vervullen: publieks-, museale-, bewaar-, onderzoeks,- en educatieve functies. De integratie van zes afzonderlijke archiefdiensten zal daarbij de efficiency en effectiviteit van het archiefbeheer ten goede komen. Enerzijds zal één archiefdienst tot een minder kostbare bedrijfsvoering leiden zodat er middelen voor effectiever beheer vrijkomen. Anderzijds komen door integratie de uiteenlopende specifieke deskundigheden die bij de verschillende integrerende partners aanwezig zijn beschikbaar voor alle partners. Voorts zal door de integratie het publiek beter toegang krijgen tot de cultuurhistorische informatie en worden de tevens de mogelijkheden vergroot om nieuwe publieksgroepen aan te trekken.

Na afweging van de verschillende mogelijkheden is samenwerking in het kader van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna te noemen: WGR) als de te kiezen vorm voor het Erfgoedcentrum Nieuw Land naar voren gekomen. In de gemeenschappelijke regeling komt het bijzondere karakter van de organisatie onder andere in de samenstelling van het bestuur tot uitdrukking.

Bij de keuze voor de WGR om de integratie vorm te geven, is voldaan aan een aantal randvoorwaarden. De belangrijkste daarvan is het behoud van de in de Archiefwet 1995 neergelegde verantwoordelijkheid van de betrokken overheden voor de zorg voor de eigen archiefbescheiden. In beginsel betreft de integratie het beheer. Daarnaast is voldaan aan de randvoorwaarde dat er voldoende sturingsinstrumenten moeten zijn om het beleid dat de verschillende betrokken overheden (zorgdragers) voor het archiefbeheer wenselijk achten binnen de samenwerking tot uitvoering te brengen.

Op de (belangrijke) randvoorwaarde dat de verantwoordelijkheid van de betrokken overheden voor de zorg voor de eigen archiefbescheiden behouden moet blijven (met de term zorg heeft de Archiefwet 1995 de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de eigen archiefbescheiden voor ogen), worden enkele uitzonderingen gemaakt in die zin dat enkele taken en bevoegdheden die de Archiefwet 1995 aan de zorgdragers toekent, aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land worden overgedragen. Het betreft:

– het opheffen van beperkingen aan de openbaarheid (artikel 15, derde lid, Archiefwet 1995);

– het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden die uit anderen hoofde in de archiefbewaarplaats zijn opgenomen om daar te berusten (artikel 16, tweede lid, Archiefwet 1995);

– de benoeming van de (directeur van de dienst die als) rijksarchivaris en tevens (als) gemeente- en waterschapsarchivaris (gaat functioneren) (artikel 32, derde lid en 37, derde lid, Archiefwet 1995);

– het aanwijzen van de gemeentelijke en waterschapsarchiefbewaarplaatsen (artikel 31 en 36 Archiefwet 1995).

Naast de beheertaken en enkele zorgtaken zal het Erfgoedcentrum Nieuw Land een adviserende en voorbereidende rol vervullen ten aanzien van de zorgtaken die de Archiefwet 1995 in handen van de zorgdrager legt. In artikel 2, derde lid, onderdeel c, zijn die taken opgesomd. Het gaat dan bijvoorbeeld om taken en bevoegdheden met betrekking tot het ontwerpen van selectielijsten, het beslissen omtrent vervanging en vervreemding van archiefbescheiden en het vaststellen van een gemeentelijke en waterschapsarchiefverordening.

Bestuur en personeel

Het bestuur van het Erfgoedcentrum Nieuw Land zal ingevolge de WGR bestaan uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter, waarbij het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en de overige leden van het algemeen bestuur. De leden worden benoemd door de betrokken partners (overheden en stichtingen). Het aantal leden dat elke partner benoemt, is in de eerste plaats gekozen op basis van de financiële en personele inbreng van de desbetreffende partner in het Erfgoedcentrum Nieuw Land en ten tweede, gelet op de diversiteit van de partners, op basis van het uitgangspunt dat binnen het openbaar lichaam wordt gestreefd naar een evenwichtige verhouding tussen de verschillende partners.

Het algemeen bestuur bestaat uit zes leden, waarvan één lid wordt aangewezen door de minister, één door provinciale staten, één door de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur van het waterschap gezamenlijk, twee door het bestuur van de stichting Nieuw Land en één door het bestuur van de stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders.

Naast het algemeen en dagelijks bestuur en de voorzitter, heeft het Erfgoedcentrum Nieuw Land een aantal personeelsleden waaronder een directeur. De directeur zal worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur, de overige personeelsleden door het dagelijks bestuur dat die taak overigens kan mandateren aan de directeur. De rechtspositieregeling van het rijk is op de directeur en het overige personeel van toepassing.

Algemene aanwijzingen, openbaarheid en ombudsman

Binnen de rijksoverheid wordt nog al eens gebruik gemaakt van Algemene aanwijzingen voor de Rijksoverheid die door de minister-president worden vastgesteld. Als voorbeeld wordt genoemd de aanwijzingen ten aanzien van markt en overheid. Dergelijke aanwijzingen gelden ook voor de Rijksarchiefdienst en daarmee voor de archiefbewaarplaatsen in de provincie. Door het instellen van een openbaar lichaam zoals het Erfgoedcentrum Nieuw Land, zijn dergelijke algemene aanwijzingen niet meer rechtstreeks van toepassing op het Erfgoedcentrum Nieuw Land. Er zijn evenwel geen redenen waarom dergelijke aanwijzingen niet meer zouden moeten gelden in geval van een samenwerkingsverband. Daarom is de mogelijkheid in artikel 2, vijfde lid, geopend voor de partners gezamenlijk om dergelijke aanwijzingen van algemene aard aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land te geven. De partijen zullen een dergelijke aanwijzing voor markt en overheid geven.

In dit verband wordt nog opgemerkt dat de partners beogen een externe klachtvoorziening in het leven te roepen bij de Nationale ombudsman op grond van de Wet Nationale ombudsman. De partners gaan ervan uit dat de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing is op het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

Financiering

De kosten voor het Erfgoedcentrum Nieuw Land worden gedragen door de partners. Zie de bij de regeling behorende bijlage.

Het sturingsmodel

De participanten in het openbaar lichaam benoemen ieder, al dan niet gezamenlijk, één bestuurslid. De partners kunnen de ‘eigen’ bestuursleden ontslaan en zij kunnen de ‘eigen’ bestuursleden aanwijzingen geven hoe te handelen in het bestuur. Ook kunnen de partners, zoals hiervoor besproken, volgens artikel 2, vijfde lid, gezamenlijk aanwijzingen geven. De leden van het bestuur opereren ‘at arms length’. Het bestuur blijft echter zelf verantwoordelijk voor de besluitvorming. Het beslist bij meerderheid van stemmen. Het bestuur stelt het bestuursreglement vast.

De directeur heeft de dagelijkse leiding over het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

De directeur van het Erfgoedcentrum Nieuw Land is integraal manager en resultaatverantwoordelijk. De bedrijfsvoering (inzet personeel en middelen) en de wijze waarop resultaten gehaald worden, is de verantwoordelijkheid van het Erfgoedcentrum Nieuw Land zelf. De directeur legt verantwoording af aan het bestuur. De directeur kan zelf contractuele verplichtingen aangaan, binnen de grenzen van zijn mandaat.

De relatie tussen directeur en bestuur wordt in de artikelen 28 en 29 uitgewerkt.

De minister blijft zijn algemene verantwoordelijkheid met betrekking tot het archiefwezen behouden. Zijn specifieke verantwoordelijkheid voor 'zijn' archieven is, in een openbaar lichaam op basis van de WGR, in samenwerking met de andere partij(en) vormgegeven.

De minister kan geen directe invloed uitoefenen op de besluitvorming van het bestuur. De partners hebben wel de volgende bevoegdheden:

– Geven van algemene aanwijzingen (art. 2).

– Geven van aanwijzingen aan ‘zijn’ bestuursleden (kenmerk van WGR).

– Ter verantwoording roepen van de bestuursleden (art. 7).

– Ontslaan van leden van het bestuur (art. 8 ).

– Vaststellen van financiële bijdragen en bestemming batig saldo (art. 15 en art. 21).

– Goedkeuren van de jaarbegroting (art. 17).

– Goedkeuren van regels voor administratie (art. 23).

– Vaststellen van regels voor de begroting, financieel verslag, jaarverslag en jaarrekening (art. 24).

– Vragen van inlichtingen (art. 26, eerste lid).

– Onderzoeken van de staat van de archieven (art. 26, tweede lid).

Daarnaast dient het Erfgoedcentrum Nieuw Land uiteraard te voldoen aan de eisen die worden gesteld in de Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit.

Begrotingscyclus

In verband met de financiële en beleidsmatige belangen (en daarmee politieke belangen) die de verschillende betrokken overheden hebben bij het Erfgoedcentrum Nieuw Land is ervoor gekozen die overheden instrumenten te geven om de inhoud van de begroting en bijbehorend beleidsplan te kunnen beïnvloeden. Uitgangspunt is de vierjaarlijkse cyclus van de cultuurnota van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze meerjarenbegroting en het beleidsplan worden dan ook in aansluiting op de cultuurnotacyclus opgesteld. Via het dagelijks en vervolgens algemeen bestuur worden de meerjarenbegroting en het beleidsplan bij de partners ingediend. Op basis van de meerjarenbegroting en het beleidsplan worden door de partners resultaatafspraken gemaakt. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land dient ook een jaarlijkse begroting in. Deze jaarlijkse begroting dient door de partners goedgekeurd te worden. Bij de goedkeuringsprocedure gaat het wel om de vraag of in voldoende mate met de resultaatafspraken in de begroting is rekening gehouden. Uit de jaarlijkse begroting dient te blijken wat de kosten zijn van de afzonderlijke activiteiten en wat in kwalitatieve en kwantitatieve zin de resultaten zijn van die activiteiten.

Jaarlijks (binnen vier maanden na afloop van het begrotingsjaar) vindt toetsing plaats aan de hand van de jaarrekening en -verslag van het Erfgoedcentrum Nieuw Land. In deze stukken wordt in ieder geval een relatie gelegd met de goedgekeurde meerjarenbegroting en de goedgekeurde jaarlijkse begroting. Op basis van de jaarrekening en het jaarverslag vindt ieder jaar vaststelling van de bijdrage plaats.

Het ligt voor de hand dat de inhoud van de meerjarenbegroting, beleidsplan, de jaarlijkse begroting, de jaarlijkse verantwoording, de wettelijke eisen en de eisen uit de gemeenschappelijke regelingen naadloos op elkaar aansluiten. Om dit te bereiken zal op basis van artikel 23 van de regeling een handboek financiële verantwoording worden vastgesteld met daarin eisen en uitgangspunten voor de begroting en de verantwoording.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Aan rijkszijde treedt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op als partij bij de gemeenschappelijke regeling het Erfgoedcentrum Nieuw Land. Immers volgens artikel 23 van de Archiefwet 1995 draagt hij de zorg voor de archieven die berusten bij de rijksarchiefbewaarplaatsen.

Artikel 2

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is geschreven, blijft de zorg, dat wil zeggen de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Archiefwet 1995 ten aanzien van de gemeentelijke archieven in zijn algemeenheid berusten bij de raad en het college van B & W, ten aanzien van de rijksarchieven bij de minister, en ten aanzien van de waterschapsarchieven bij het bestuur van het waterschap. Op dat beginsel worden om praktische redenen een aantal uitzondering gemaakt zoals hiervoor al uiteengezet is.

Het openbaar lichaam het Erfgoedcentrum Nieuw Land voert onder meer de taken uit die aan een beheerder van een archiefbewaarplaats zijn opgedragen, te weten het archiefwettelijke beheer van de overgebrachte archieven. Daarnaast heeft het Erfgoedcentrum Nieuw Land als taak de zorgdragers te adviseren over een aantal archiefwettelijke zorgtaken die door de zorgdragers uitgeoefend (blijven) worden.

Op basis van het derde lid, sub d, kunnen een of meer partners ook andere taken opdragen die verband houden met de behartiging van de belangen die in het tweede lid van dit artikel bedoeld zijn. Voor financiering van deze taken uit de algemene middelen van het Erfgoedcentrum Nieuw Land is vereist dat deze taken zijn beschreven en genoemd in een door de partners goedgekeurd beleidsplan en goedgekeurde begroting. Daarnaast is het mogelijk dat het Erfgoedcentrum Nieuw Land op uitdrukkelijk afzonderlijk verzoek van één of meerdere partners een taak verricht. Het Erfgoedcentrum Nieuw Land is slechts tot uitvoering hiervan gehouden indien de opdrachtgever tegelijkertijd ook voldoende aanvullende middelen ter beschikking stelt (zie artikel 15, zevende lid).

Tot het moment van instelling van het Erfgoedcentrum Nieuw Land was de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie Flevoland een onderdeel van de rijksarchiefdienst. Die bewaarplaats maakte dus samen met alle andere rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincies organisatorisch deel uit van een door de rijksarchiefdienst centraal gestuurd netwerk waarin het rijksbeleid met betrekking tot het archiefbeheer als vanzelf tot uitvoering kwam. Omdat het Erfgoedcentrum Nieuw Land in juridisch organisatorische zin geen deel meer uitmaakt van de rijksarchiefdienst is ervoor gekozen om in het vierde lid uitdrukkelijk vast te leggen dat het Erfgoedcentrum Nieuw Land het archiefwettelijke beheer mede voert op basis van het door de, onder het begrip ‘partners’ vallende, minister, gemeente en het waterschap gevoerde beleid op het terrein van het archiefbeheer; het gaat bijvoorbeeld om het beleid van de minister in het kader van de cultuurnota. Dat beleid is dan ook uitdrukkelijk richtsnoer bij het opstellen van de meerjarige en jaarlijkse beleidsplannen en begrotingsstukken.

Het zesde lid is opgenomen ter garantstelling aan kredietverstrekkers (zie de Circulaire Aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen – BZK, 8 juli 1999).

Artikel 3

Lid 1: Elk lid heeft één stem en de besluitvorming komt bij gewone meerderheid van stemmen tot stand. Indien stemmen staken moet er opnieuw naar consensus worden gezocht.

Lid 4: In overeenstemming met artikel 13 Wgr is opgenomen dat de leden van het algemeen bestuur ook afkomstig kunnen zijn uit de kring van wethouders.

Lid 10: Er wordt naar gestreefd personen slechts één maal opnieuw aan te wijzen.

Artikel 5

Met overeenkomstige toepassing van artikel 8, derde lid, van de WGR wordt in dit artikel geregeld welke archiefwettelijke (zorg)taken van de overheden, die aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land zijn overgedragen door het algemeen bestuur worden uitgeoefend. Vastgelegd is tevens dat het algemeen bestuur de directeur benoemt. Het algemeen bestuur kan de directeur benoemen tot rijksarchivaris, gemeentearchivaris en waterschapsarchivaris indien de directeur in het bezit is van het diploma voor de archivistiek. Indien de directeur niet tevens rijksarchivaris, gemeentearchivaris of waterschapsarchivaris is dan moet een andere ambtenaar (die wel in het bezit is van het diploma voor de archivistiek) als zodanig benoemd worden.

Artikel 11

Het dagelijks bestuur stelt zelf de regels ten aanzien van zijn vergaderingen vast.

Artikel 13

Het derde lid regelt de ondertekening van de stukken door de voorzitter. Voor alle duidelijkheid wordt er op deze plaats op gewezen dat de meeste stukken die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan ingevolge artikel 30, tweede lid, eveneens de handtekening van de directeur krijgen.

Artikel 15

In aansluiting op artikel 15 lid 1 van de Regeling openbaar lichaam Erfgoedcentrum Nieuw Land wordt bepaald dat de minister, provinciale staten van de provincie, de raden van de gemeenten, het algemeen bestuur van het waterschap en de stichtingen, op basis van een goedgekeurde begroting, een jaarlijkse bijdrage verstrekken, ter uitvoering van deze regeling.

Structurele bijdragen

– De jaarlijkse structurele bijdragen (inclusief huurlasten) van de partners in de regeling zijn, vanwege de overzichtelijkheid, vermeld in de bijlage bij de regeling. Deze bijdragen hebben het karakter van een vast budget. De bijdragen van de gemeenten zijn gerelateerd aan hun inwonertal (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek).

– De partners maken vierjaarlijks afspraken met het Erfgoedcentrum Nieuw Land. Binnen die kaders dient zich de jaarlijkse begroting te bewegen. Na de jaarlijkse verantwoording wordt de bijdrage definitief vastgesteld. Verwezen wordt naar het Algemeen deel van deze toelichting onder Begrotingscyclus.

– De structurele bijdrage kan jaarlijks in verband met loon- en prijsontwikkelingen worden aangepast met een door de minister respectievelijk provinciale staten vast te stellen percentage. De partners volgen dan de aanpassingen van de minister respectievelijk provinciale staten

– De bijdrage vangt aan op het moment dat de regeling ‘Erfgoedcentrum Nieuw Land’ in werking treedt. Indien dit niet samenvalt met het begin van een kalenderjaar, wordt de bijdrage naar evenredigheid toegekend, met ingang van de eerste dag van de maand waarin de regeling wordt afgekondigd.

– De partners zullen er steeds voor zorgdragen dat de bovengenoemde bijdragen expliciet in hun respectieve begrotingen worden opgenomen.

Incidentele bijdragen

– De incidentele bijdragen en de verleende garanties in het kader van de start van de nieuwe organisatie, zijn eveneens geregeld in de afzonderlijke bijlage.

In het vierde lid wordt bepaald dat afspraken gemaakt dienen te worden over de inbreng van vermogensbestanddelen. Wat betreft de vermogensbestanddelen die door het Rijk aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land worden overgedragen is de beleidslijn ‘overdracht van vermogensbestanddelen’ van het ministerie van Financiën van toepassing. Deze beleidslijn houdt in dat moet worden afgerekend over de overgedragen vermogensbestanddelen. In lid vijf wordt vermeld dat bij gewijzigde financiering zo veel mogelijk een relatie wordt gelegd met de door het Erfgoedcentrum Nieuw Land te verrichten taken. In het zesde lid wordt bepaald dat de financiering van het Erfgoedcentrum Nieuw Land geschiedt onder het voorbehoud dat de begrotingswetgever voldoende gelden fourneert.

Het zevende lid regelt dat als een opdrachtgever een bijzondere opdracht geeft (zie hiervoor de toelichting op artikel 2) de kosten hiervan gedragen worden door de opdrachtgever.

In het achtste lid wordt bepaald dat de huurovereenkomst tussen de Rijksgebouwendienst en het Rijksarchief met het inwerkingtreden van deze regeling wordt omgezet in een huurovereenkomst tussen de Rijksgebouwendienst en het Erfgoedcentrum Nieuw Land. Deze situatie zal echter tijdelijk zijn. De Partners beogen namelijk nieuwbouw te realiseren voor huisvesting van alle activiteiten van het Erfgoedcentrum Nieuw Land.

Artikel 16

De cultuurbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt voor een belangrijk deel geregeerd door het cultuurnotatraject, waarin de beschikbare begrotingsgelden van het Rijk voor perioden van vier jaar aan de verschillende terreinen van de cultuur worden toegewezen (uiteraard onder het voorbehoud dat de begrotingswetgever jaarlijks met die voornemens instemt). Ook de financiering van de Rijksarchiefdienst die weer mede bepalend is voor de financiering van het Erfgoedcentrum Nieuw Land loopt in dat traject mee. Om die reden is geregeld dat het Erfgoedcentrum Nieuw Land een meerjarenbegroting en beleidsplan opstelt. Op basis van de meerjarenbegroting en het beleidsplan maken de partners resultaatafspraken met het Erfgoedcentrum Nieuw Land (vierde lid).

Artikel 17

Het dagelijks bestuur stelt ook een jaarlijkse begroting met toelichting op. Deze begroting is verplicht in het kader van de WGR wetgeving. De begroting dient inzicht te geven in de baten en lasten van de afzonderlijke activiteiten en de beoogde resultaten van dat jaar. Omdat de overheden zo veel mogelijk willen aansluiten op de cultuurnotacyclus is de meerjarenbegroting uitgangspunt en dient de jaarlijkse begroting daarop te worden afgestemd.

Artikel 18

Het kan zijn dat de ingediende (meerjaren)begroting gewijzigd dient te worden bijvoorbeeld omdat de resultaatafspraken daarin onvoldoende verdisconteerd zijn of als gevolg van gewijzigde omstandigheden. In dat geval dient de procedure van artikel 17 zoveel mogelijk doorlopen te worden.

Artikel 20

De jaarrekening en het jaarverslag dienen als basis voor het afleggen van rekening en verantwoording tegenover de partners. Die stukken omvatten ten minste een overzicht van inkomsten en uitgaven (exploitatierekening), een balans, alsmede een toelichting op beide stukken. Voor de inhoud van deze stukken kan aansluiting worden gezocht bij de bepalingen van de afdelingen 1 tot en met 6 van Boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek. De inrichting van de begroting en van het jaarverslag zijn op elkaar afgestemd. De jaarrekening en het jaarverslag worden zowel op getrouwheid als op rechtmatigheid onderzocht. Zie ook de toelichting op artikel 24.

Artikel 24

De mogelijkheid om regels te stellen over het financieel beheer en de inrichting van de (meerjaren) begroting, het jaarverslag en de jaarrekening en de aandachtspunten voor de accountantscontrole zijn voor de partners van belang voor de beoordeling van de wijze waarop het Erfgoedcentrum Nieuw Land de opgedragen taak behartigt en meer in het bijzonder voor de beoordeling van de jaarlijks te bereiken resultaten, bedoeld in artikel 16. Ook kunnen dergelijke regels van belang zijn voor de intensiteit van de accountantscontrole. Om een ordelijk financieel beheer te waarborgen zullen nog nadere regels worden gesteld. Hierbij zal rekening worden gehouden met Boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene Subsidieverordening Flevoland en kan desgewenst gebruik worden gemaakt van het ‘Handboek financiële verantwoording Historische Centra’ van de RijksArchiefdienst of het ‘Het handboek verantwoording cultuursubsidies’ van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 25

Bij dit artikel gaat het om de archieven die door het Erfgoedcentrum Nieuw Land zelf gevormd worden. De Archiefwet 1995 verplicht immers om in geval van een gemeenschappelijke regeling een voorziening te treffen omtrent de zorg voor de eigen te produceren archiefbescheiden. Met de onderhavige bepaling wordt die verplichting nagekomen.

Artikel 26

Teneinde de verantwoordelijkheid van de minister, de gemeenten en het waterschap voor de staat van de archieven te kunnen waarborgen, is opgenomen dat de minister, de gemeenten en het waterschap te allen tijde toezicht daarop kunnen uitoefenen.

Artikel 28

De in het tweede lid bedoelde voordracht voor een directeur kan uit meerdere namen bestaan. Gebruikelijk is dat de instantie die de beslissing neemt, zich houdt aan de voorgedragen volgorde.

Artikel 29

Uit artikel 29 blijkt dat de dagelijkse werkzaamheden verbonden aan het archiefbeheer alsmede archiefwettelijke taken en bevoegdheden die aan het Erfgoedcentrum Nieuw Land zijn overgedragen in hoofdzaak in handen gelegd zijn van de directeur.

Artikel 32

Een van de voordelen van een gemeenschappelijke regeling is dat hierdoor een eenduidige rechtspositie van de medewerkers kan worden bereikt. In de regeling is gekozen voor het toepassen van de rechtspositieregeling van het rijk.

Artikel 33

Gezien het feit dat het archiefwezen in Nederland in verandering is en dat het werkgebied van de rijkspartner, het rijksarchief in de provincie Flevoland, in deze gemeenschappelijke regeling de gehele provincie Flevoland bestrijkt, wordt de mogelijkheid van toetreding tot deze regeling van andere partners die werkzaam zijn op het terrein van het cultureel erfgoed nadrukkelijk opengehouden.

Artikel 37

De inwerkingtreding is gekoppeld aan de inschrijving van de regeling overeenkomstig artikel 26 WGR. Inschrijving zal evenwel pas kunnen plaatsvinden nadat de gemeenten de goedkeuring van de provincie (artikel 36 WGR) hebben verkregen, de stichtingen daartoe bij koninklijk besluit zijn gemachtigd (artikel 93 WGR) en de minister via de procedure van artikel 97, tweede lid, WGR de instemming van het parlement heeft verkregen.

De Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap,

M.C. van der Laan

Naar boven