De Minister van Economische Zaken,
Procesverloop:
- GDF Production Nederland B.V. (GDF), DSM Energie B.V. (DSM) en ConocoPhillips
(U.K.) Limited (Conoco), zijn de houders van de bij beschikking van de Minister
van Economische Zaken van 25 mei 1979, nr. 379/III/766/EMK (Stcrt. 1979, 103),
verleende opsporingsvergunning voor een deel van blok D18 van het continentaal
plat;
- De vergunninghouders hebben bij brief van 24 november 2003 verzocht
om toestemming op grond van artikel 20 van de Mijnbouwwet (Stb. 2002, 542)
voor overdracht van bovenbedoelde vergunning aan GDF, DSM, Conoco en Wintershall
Noordzee B.V. (Wintershall).
Overwegingen:
- De opsporingsvergunning wordt op grond van artikel 143, eerste lid onder
b, van de Mijnbouwwet beschouwd als een opsporingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 van de Mijnbouwwet;
- Voor het gebied waarvoor de opsporingsvergunning geldt, geldt niet ook
een door een ander gehouden opslagvergunning voor opslag in aardgas- of aardolievoorkomens;
- Noch de technische of financiële mogelijkheden van de beoogde vergunninghouders,
noch de wijze waarop zij voornemens zijn de opsporingactiviteiten te verrichten,
noch hun efficiëntie en verantwoordelijkheidszin bij opsporings- en winningsactiviteiten
geven aanleiding de gevraagde toestemming te weigeren.
Gelet op artikel 20 van de Mijnbouwwet en artikel 1.3.7, derde lid, van
de Mijnbouwregeling (Stcrt. 2002, 245);
Besluit:
1. De houders van de opsporingsvergunning voor een deel van blok D18,
verleend bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 25 mei
1979, nr. 379/III/766/EMK (Stcrt. 1979, 103), toestemming te verlenen tot
overdracht van deze vergunning aan GDF, DSM, Conoco en Wintershall.
2. GDF is de aangewezen persoon als bedoeld in artikel 22, vijfde lid,
van de Mijnbouwwet;
3. Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die waarop
de beschikking is bekendgemaakt.
Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager.
Van deze beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit
is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd
bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving
en Juridische Zaken (ALP: L/1410), Postbus 20101, 2500 EC 's-Gravenhage.