Regeling normbedragen studiefinanciering 2004

16 december 2003

SFB/2003/55957

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 11.1 van de Wet studiefinanciering 2000;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder de wet: de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 2

Vrije voet bij berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage

Met ingang van 1 januari 2004 worden de bedragen, genoemd in artikel 3.9, derde lid, van de wet, vastgesteld op € 14.510,48 onderscheidenlijk € 18.656,33.

Artikel 3

Vrije voet eigen inkomsten studerende

Met ingang van 1 januari 2004 wordt het bedrag, genoemd in artikel 3.17, eerste lid, van de wet, vastgesteld op € 10.218,46.

Artikel 4

Overzicht normbedragen

Met ingang van 1 januari 2004 luiden de bedragen, genoemd in artikel 3.18 van de wet, als volgt:

Overzicht 1. Maandbedragen
 

Hoger onderwijs

Beroeps-

onderwijs

Levensonderhoud

  

a. thuiswonend

€ 336,26

€ 336,26

b. uitwonend

€ 508,35

€ 508,35

Boeken en leermiddelen

€ 50,72

€ 44,37

Normbedrag ziektekostenverzekering

€ 36,70

€ 36,70

Overzicht 2. Financieringsbronnen
 

Hoger onderwijs

Beroeps-

onderwijs

Basisbeurs (excl. toeslagen)

  

a. thuiswonend

€ 74,11

€ 55,85

b. uitwonend

€ 228,20

€ 209,93

Maximale aanvullende beurs / lening (of veronderstelde ouderlijke bijdrage)

  

a. thuiswonend, particulier verzekerd

€ 216,72

€ 299,29

b. thuiswonend, ziekenfonds verzekerd

€ 180,02

€ 262,59

c. uitwonend, particulier verzekerd

€ 234,72

€ 317,30

d. uitwonend, ziekenfonds verzekerd

€ 198,02

€ 280,60

Basislening

€ 253,27

€ 138,52

Toeslag partner

€ 503,30

€ 503,30

Toeslag één-

oudergezin

€ 402,75

€ 402,75

Artikel 5

Hoogte lening

Met ingang van 1 januari 2004 wordt het bedrag, genoemd in de artikelen 5.2, derde lid, 5.4, tweede lid en 10.3, derde lid, van de wet, vastgesteld op € 770,53.

Artikel 6

Aanpassing maximale verrekenbedrag

Met ingang van 1 januari 2004 wordt het bedrag, bedoeld in artikel 6.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering 2000, vastgesteld op € 133,55.

Artikel 7

Inwerkingtreding en bekendmaking

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004 en vervalt met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 8

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Regeling normbedragen studiefinanciering 2004’.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, A.D.S.M. Nijs.

Toelichting

Algemeen

In deze ministeriële regeling zijn de bedragen vermeld die, met betrekking tot de Wet studiefinanciering 2000, gelden voor het jaar 2004, voor zover zij bij ministeriële regeling moeten worden vastgesteld.

Artikel 4

De bedragen ‘Maximale aanvullende beurs / lening’ zijn ter informatie opgenomen in de tabel. Deze bedragen zijn overeenkomstig artikel 3.8 tot en met 3.13 van de Wet studiefinanciering 2000 berekend.

Voor de berekening van de aanvullende beurs voor het kalenderjaar 2004 is de vrije voet uit peiljaar 2002 van belang, zie onderstaande tabel.

Vrije voet bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de wet

Peil-

jaar

Iedere ouder, m.u.v. degene met een alleenstaande-ouderkorting

Ouder met een alleen-

staande-

ouderkorting

2002

2003

2004

€ 13.351,77

€ 13.983,31

€ 14.510,48

€ 17.166,56

€ 17.978,54

€ 18.656,33

Reisvoorziening

In artikel 5.3, tweede lid, van de wet is bepaald dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de minister in rekening wordt gebracht.

Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2004 € 72,68 en wordt, overeenkomstig artikel 5.3, tweede lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A.D.S.M. Nijs

Naar boven