Tijdelijke subsidieregeling projecten regionale platforms arbeidsmarktbeleid

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 17 december 2003, Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid, nr. AAM/ASAM/03/95585 tot het verstrekken van subsidie ter uitvoering van projecten geïnitieerd door regionale platforms arbeidsmarktbeleid (Tijdelijke subsidieregeling projecten regionale platforms arbeidsmarktbeleid)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. regionaal platform arbeidsmarktbeleid: een regionaal platform arbeidsmarktbeleid, voor de totstandkoming waarvan subsidie is verstrekt op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001;

b. samenwerkingsovereenkomst: een overeenkomst waaruit blijkt welke partijen in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid participeren en waarin doel, functies en werkwijze van het regionaal platform arbeidsmarktbeleid worden beschreven;

c. employability: het vermogen om arbeid dat een inkomen genereert te verkrijgen en te behouden;

d. aanbodreserve: werklozen en niet-uitkeringsgerechtigden jonger dan 65 jaar;

e. duale leertrajecten: trajecten waarbij werken en leren worden gecombineerd;

f. de minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Subsidie projecten

De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken als bijdrage in de kosten van een op de regionale arbeidsmarkt betrekking hebbend project, gericht op:

a. het verbeteren van de employability van de beroepsbevolking,

b. het oplossen van knelpunten met betrekking tot de personeelsvoorziening, of

c. het bevorderen van de arbeidsparticipatie van aanbodreserve.

Artikel 3

Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 1.000.000,–.

Artikel 4

Subsidieaanvrager

1. De subsidie wordt aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente aan wie op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2003 subsidie is verstrekt.

2. De subsidie wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager.

Artikel 5

Subsidieaanvraag

1. Bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd:

a. een projectplan;

b. een begroting, onderscheiden naar de partijen die financieel bijdragen aan de bekostiging van het project;

c. een door de in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid participerende partijen ondertekend document, waaruit blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat de subsidie, bedoeld in artikel 2, aanvraagt daartoe door hen is aangewezen; en

d. een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst, indien deze samenwerkingsovereenkomst niet overeenstemt met de samenwerkingsovereenkomst, waarvan laatstelijk een afschrift is overgelegd bij de subsidieaanvraag in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001, de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2002 of de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2003.

2. Het projectplan bevat een opgave van de startdatum en duur van het project, alsmede een beschrijving van:

a. de doelstelling en de achtergronden van het project,

b. de te ondernemen activiteiten, de wijze van uitvoering daarvan en de te verwachten resultaten,

c. de te bereiken doelgroep en de omvang daarvan,

d. de inbreng van de in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid participerende partijen, en

e.  de eventuele samenwerking met derden en de inhoud van die samenwerking.

3. De minister ontvangt uiterlijk 1 maart 2004 de subsidieaanvraag.

4. Per subsidieaanvrager kunnen ten hoogste twee projecten voor subsidie in aanmerking worden gebracht.

Artikel 6

Aanvullende criteria

1. Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking, indien:

a. het project door het regionaal platform arbeidsmarktbeleid is geïnitieerd,

b. aan het project ten minste twee van de in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid participerende partijen deelnemen,

c. het project de grenzen van een gemeente overschrijdt, en

d. het project in het kalenderjaar 2004 van start gaat en uiterlijk 31 maart 2005 wordt afgerond.

2. Onverminderd het eerste lid komt een project als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, slechts voor subsidie in aanmerking, indien het project betrekking heeft op:

a. het verwerven van startkwalificaties,

b. de inzet van duale leertrajecten,

c. de erkenning van eerder verworven competenties, of

d. het voorkomen van uitval uit het arbeidsproces door scholing.

Artikel 7

Subsidiabele kosten

1. Voor subsidie kunnen slechts in aanmerking worden gebracht de volgende noodzakelijke, rechtstreeks aan de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, feitelijk gemaakte en betaalde kosten van:

a. personeel,

b. exploitatie, of

c. overhead.

Artikel 8

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, tot een maximum van € 40.000,– per project.

Artikel 9

Afwijzing subsidie

1. Op de subsidieaanvraag wordt in ieder geval afwijzend beslist,

a. indien niet wordt voldaan aan artikelen 2, 4, eerste lid, 5 en 6;

b. indien gelet op het totaal der toekenningen die hebben plaatsgevonden het subsidieplafond, bedoeld in artikel 3, wordt overschreden;

c. indien de kosten van het project naar het oordeel van de minister niet in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten;

d. voor zover ten behoeve van het project subsidie is verleend uit andere hoofde dan deze regeling, dan wel daarop aanspraak bestaat.

Artikel 10

Beschikking subsidieverlening/voorschot

Indien de gevraagde subsidie geheel of gedeeltelijk wordt toegekend zendt de minister aan de subsidieaanvrager een beschikking tot subsidieverlening met een voorschotverlening van 80% van de toegekende subsidie.

Artikel 11

Subsidievaststelling

De minister stelt de subsidie vast uiterlijk zes maanden na ontvangst van de overeenkomstig paragraaf 4 van de Algemene Regeling SZW-subsidies ingediende verantwoording en de declaratie.

Artikel 12

Evaluatie

De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan een door de minister ingesteld evaluatieonderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de werking van de regionale arbeidsmarkt.

Artikel 13

Inwerkingtreding

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004 en vervalt met ingang van 1 oktober 2005.

2. De regeling, zoals die onmiddellijk voor de datum waarop deze vervalt geldt, blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van de subsidie van de minister aan de subsidieontvanger.

Artikel 14

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling projecten regionale platforms arbeidsmarktbeleid

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 december 2003.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte.

Toelichting

Een belangrijk element in de nieuwe uitvoeringsstructuur Sociale Zekerheid is de structurele samenwerking tussen alle betrokkenen op het terrein van werk en inkomen. Op regionaal niveau wordt met het oog op deze samenwerking een belangrijke rol toegedacht aan de zogenoemde regionale platforms arbeidsmarktbeleid (RPA’s). Deze platforms, waarin in ieder geval vertegenwoordigers van gemeenten, sociale partners, vestigingen van het UWV en CWI elkaar ontmoeten, dienen als overlegorgaan ten behoeve van de onderlinge afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid tussen de betrokken partijen. Waar mogelijk wordt dit vanuit het departement ook actief ondersteund.

Gedurende de kalenderjaren 2001 tot en met 2003 is met een drietal subsidieregelingen, te weten:

– de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001,

– de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2002, en

– de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2003,

de totstandkoming van RPA’s financieel ondersteund. Inmiddels is een goed dekkend netwerk van RPA’s gerealiseerd. Belangrijk is dat dit zo blijft.

Na 2003 dienen de regionale arbeidsmarktpartijen deze RPA’s financieel te onderhouden. In aanmerking nemende dat het gezamenlijk opzetten van arbeidsmarktprojecten door deze partijen een solide fundament kan leggen onder het zelfstandig voortbestaan van de RPA’s, voorziet de onderhavige regeling erin dat subsidie kan worden verstrekt als bijdrage in de kosten van bepaalde door RPA’s geïnitieerde, op de regionale arbeidsmarkt betrekking hebbende projecten. Het dient hierbij te gaan om projecten die gerichtzijn op het verbeteren van de employability van de beroepsbevolking, en/of het oplossen van knelpunten met betrekking tot de personeelsvoorziening (bijvoorbeeld door middel van om-, her- en bijscholing), en/of het bevorderen van de arbeidsparticipatie van aanbodreserves. Voor de goede orde zij erop gewezen, dat projecten die tot doel hebben het organiserend vermogen te creëren om in de regio één of meer van de drie genoemde doelstellingen te realiseren in het kader van één of meer van de drie genoemde doelstellingen ook voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Voor projecten in het kader van deze regeling is één miljoen euro beschikbaar (artikelen 2 en 3).

Tegen de achtergrond van het feit dat de onderhavige subsidieregeling – waarop de Algemene Regeling SZW-subsidies van toepassing is – zich richt op die RPA’s, waarvoor in de kalenderjaren 2001 tot en met 2003 op grond van de hiervoor genoemde regelingen subsidie is verleend ter stimulering van de totstandkoming daarvan, dient de subsidie te worden aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente aan wie op grond van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2003 subsidie is verstrekt. Evenals dat in het kader van de uitvoering van vorenbedoelde regelingen uit 2001, 2002 en 2003 het geval was, geldt ook in het kader van de uitvoering van deze regeling dat onder het begrip ‘gemeente’ mede wordt verstaan de in WGR-verband samenwerkende gemeenten (artikel 4).

In het verlengde van de systematiek van regelingen uit 2002 en 2003 behoeven stukken die reeds in het bezit van de minister zijn niet opnieuw door de subsidieaanvrager overgelegd te worden. Zo dient een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst alleen dan opnieuw te worden overgelegd, indien deze overeenkomst ten opzichte van de laatstelijk overgelegde samenwerkingsovereenkomst, verandering heeft ondergaan.

Bij de subsidieaanvraag dient altijd wèl gevoegd te worden een door de in het regionaal platform arbeidsmarktbeleid participerende partijen ondertekend document, waaruit blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente dat de subsidie aanvraagt daartoe door hen is aangewezen. Weliswaar is in het kader van de Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001 ook een dergelijk document overgelegd, maar dat document hield een machtiging in om mede namens de overige participanten subsidie aan te vragen om een RPA tot stand te brengen. Uit die machtiging kan niet afgeleid worden dat het destijds aangewezen college van burgemeester en wethouders thans ook gemachtigd is om (mede) namens (een deel) van de participanten in het RPA subsidie aan te vragen voor projecten als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

Gelet op het feit dat de subsidie, met uitsluiting van anderen, wordt verstrekt aan de subsidieaanvrager wordt overigens in de praktijk in het verlengde van het document waarbij de subsidieaanvrager door de betrokken partijen wordt aangewezen, vaak nog een ander document opgesteld, waarin partijen afspraken vastleggen over de wijze van verdelen en doorsluizen van subsidiegelden naar (een deel van) hen. Dit laatste document betreft bij uitstek de relatie tussen de partijen onderling en valt als zodanig buiten het kader van deze regeling.

Naast de hiervoor bedoelde machtiging dient bij de subsidieaanvraag in ieder geval een projectplan en een begroting, onderscheiden naar de partijen die financieel bijdragen aan de bekostiging van het project, gevoegd te worden. Het projectplan dient helderheid te verschaffen over de aanvangsdatum en de duur van het project, de aanleiding/achtergrond en het doel van het project, de te ondernemen activiteiten, de wijze van uitvoering daarvan en de verwachte resultaten, de te bereiken doelgroep en de omvang daarvan, de inbreng van de in het RPA participerende partijen en als daarvan sprake is de samenwerking met derden en de inhoud van die samenwerking.

De subsidieaanvraag met de daarbij behorende bijlagen dienen uiterlijk 1 maart 2004 in het bezit van de minister te zijn (artikel 5).

Uitdrukkelijk is bepaald dat per subsidieaanvrager ten hoogste twee projecten voor subsidie in aanmerking kunnen worden gebracht. Tegen de achtergrond van het feit dat de in het kader van deze regeling ter beschikking staande middelen onder de subsidieaanvragers worden verdeeld, volgens het beginsel ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ , wordt aldus voorkomen, dat RPA’s die een groot aantal projecten initiëren en daarvoor met grote voortvarendheid subsidie op grond van deze regeling aanvragen, een onevenredig groot deel van het beschikbare budget incasseren, ten nadele van de RPA’s die met minder grote voortvarendheid subsidie aanvragen.

In het kader van de onderhavige regeling komt niet elk project als bedoeld in artikel 2 voor subsidie in aanmerking. Subsidie wordt alleen dan verleend, indien het project nog aan een viertal aanvullende criteria voldoet. Zo dient het project door het RPA te zijn geïnitieerd,aan het project ten minste twee van de in het RPA participerende partijen deel te nemen,het project een regionaal karakter te hebben en derhalve de grenzen van een enkele gemeente te overschrijden, enin het kalenderjaar 2004 een aanvang te nemen en uiterlijk 31 maart 2005 te zijn afgerond. Naast deze criteria die op alle in artikel 2, in de onderdelen a tot en met c, bedoelde projecten van toepassing zijn, geldt met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, nog een aanvullend specifiek criterium; deze projecten dienen namelijk om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen ofwel betrekking te hebben op het verwerven van startkwalificaties, (en/) of de inzet van duale leertrajecten, (en/) of de erkenning van eerder verworven competenties, (en/)of het voorkomen van uitval uit het arbeidsproces door scholing (artikel 6).

De subsidie bedraagt 50% van de voor subsidie in aanmerking te brengen kosten, tot een maximum van € 40.000,– per project. Deze voor subsidie in aanmerking te brengen kosten betreffen de noodzakelijke, rechtstreeks aan de voorbereiding, de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, daadwerkelijk gemaakte en betaalde kosten op het gebied van personeel, exploitatie en/of overhead (artikelen 7 en 8).

Op een subsidieaanvraag wordt in ieder geval negatief beslist indien de aanvraag niet voldoet aan hetgeen dienaangaande is bepaald in de artikelen 4, eerste lid, en 5, indien het project niet voldoet aan het bepaalde in artikelen 2 of 6. Op de aanvraag wordt eveneens negatief beslist, indien gelet op het totaal der toekenningen die hebben plaatsgevonden, het subsidieplafond wordt overschreden en/of de kosten van het project naar het oordeel van de minister niet in een redelijke verhouding staan tot de beoogde effecten. Bovendien wordt subsidie geweigerd voor zover ten behoeve van het project uit andere hoofde dan deze regeling subsidie is verleend, c.q. daarop aanspraak bestaat, (artikel 9).

In de beschikking tot subsidieverlening wordt (tevens) een voorschot toegekend. Dit voorschot bedraagt 80% van de in die beschikking (op basis van de geaccepteerde begroting) toegekende subsidie. Dit voorschot wordt nadien verrekend met de subsidie zoals die wordt vastgesteld na verantwoording door de subsidieaanvrager. Op die verantwoording is de Algemene Regeling SZW-subsidies onverkort van toepassing. Dit betekent onder meer dat de subsidieaanvrager binnen vier maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteiten, dan wel na afloop van het tijdvlak waarover de subsidie is verleend een verantwoording en declaratie indient bij de minister. Uiterlijk zes maanden na ontvangst van de overeenkomstig paragraaf 4 van de Algemene Regeling SZW-subsidies ingediende verantwoording en de declaratie stelt de minister de subsidie vast (artikelen 10 en 11).

In de onderhavige regeling is tot slot voorzien in een medewerkingverplichting van de subsidieontvanger aan een door de minister ingesteld evaluatie onderzoek, bedoeld om te beoordelen in welke mate de subsidieontvanger bij het uitoefenen van de subsidiabele activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de werking van de regionale arbeidsmarkt.Deze verplichting geldt alleen, indien de minister tot een evaluatie besluit; de regeling zelf voorziet niet in een automatische evaluatie (artikel 12).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven