Wijziging Regeling dierlijke EG-premies en Wijziging Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen

12 december 2003

Nr. TRCJZ/2003/10555

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 (PbEG L 160) houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160) en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen;

Gelet op Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2001 (PbEG L 327) houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van Europese Unie ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen;

Voorts gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling dierlijke EG-premies1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, b, en c, wordt ‘Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. In het eerste lid, onderdeel v, sub 2°, wordt ‘Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

3. Na het eerste lid, onderdeel oo, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

pp. UBN: uniek bedrijfsnummer als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003.

4. Het tweede lid komt te luiden:

2. In het kader van artikel 5.4 wordt onder bedrijf verstaan het geheel van de door de producent beheerde productie-eenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel v, sub 1° tot en met 4°, die de producent voor de productie van schapenvlees in gebruik heeft.

5. Het vierde lid, eerste gedachtestreepje, komt te luiden:

– ooien: een aaneengesloten periode van 100 dagen gerekend vanaf de eerste dag na het einde van de aanvraagperiode;

B

In artikel 1.3 wordt de zinsnede ‘artikel 1, eerste lid’ gewijzigd in ‘artikel 1.1, eerste lid’

C

Artikel 2.8, vijfde lid, komt te vervallen.

D

Artikel 3.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.2

1. Producenten die in 2004 voor het eerst een premie-aanvraag voor ooien of zoogkoeien indienen, komen in aanmerking voor toekenning van specifieke premierechten indien zij ten genoegen van de minister aantonen:

a. dat zij tussen het begin van de aanvraagperiode voor specifieke rechten van het kalenderjaar 2003, indien het ooien betreft, respectievelijk het begin van de aanvraagperiode voor specifieke rechten van het kalenderjaar 2001, indien het zoogkoeien betreft, en de eerste dag van de aanvraagperiode voor specifieke rechten in het betrokken kalenderjaar ten behoeve van de schapenhouderij, respectievelijk de zoogkoeienhouderij, een investeringsverplichting zijn aangegaan van minimaal € 11.344,51 voor de uitbreiding van de stalling en van de stalinrichting van ooien, respectievelijk zoogkoeien,

b. dat deze verplichting schriftelijk is vastgesteld en onomkeerbaar is, en

c. dat met die investering een bedrijf van tenminste 60 nge’s is ontstaan.

2. De toekenning, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt op basis van de volgende formule: het bedrag van de investeringsverplichting gedeeld door 227, indien het ooien betreft en gedeeld door 1135 indien het zoogkoeien betreft, met dien verstande dat het aantal toe te kennen premierechten het aantal ooien, respectievelijk zoogkoeien, waarvoor de investering is verricht niet te boven mag gaan.

E

Artikel 3.3 komt te luiden:

Artikel 3.3

1. Producenten die op het moment van de aanvraag van premie voor ooien of zoogkoeien beschikken over minimaal 50 ooien, respectievelijk 10 zoogkoeien, en die aantonen dat zij ten behoeve van de uitbreiding van de voor de schapenhouderij, respectievelijk zoogkoeienhouderij, te gebruiken grond een deel van door andere producenten voor de schapenhouderij, respectievelijk voor de zoogkoeienhouderij, gebruikte grond hebben verworven, waardoor een minimum bedrijfsomvang van ten minste 60 nge’s is ontstaan, komen in aanmerking voor de toekenning van specifieke premierechten op voorwaarde dat:

a. zij de grond tussen het begin van de aanvraagperiode van het kalenderjaar 2003, indien het ooien betreft, respectievelijk het begin van de aanvraagperiode van het kalenderjaar 2001, indien het zoogkoeien betreft, en de eerste dag van de aanvraagperiode in het betrokken kalenderjaar in eigendom of in vruchtgebruik hebben verkregen, op basis van een door de grondkamer goedgekeurd of geregistreerd pachtcontract hebben gepacht dan wel in erfpacht hebben,

b. de verworven grond direct voorafgaand aan de verwerving reeds voor ten minste twee jaar ten behoeve van de schapenhouderij, respectievelijk de zoogkoeienhouderij in gebruik is geweest, en

c. de verworven grond een omvang van tenminste 5 hectare heeft.

2. De toekenning, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt op basis van de volgende formule: aantal hectaren van de verworven grond vermenigvuldigd met 12, indien het ooien betreft en, indien het zoogkoeien betreft, vermenigvuldigd met 1,8.

F

Artikel 3.5a komt als volgt te luiden:

1. Producenten die op het moment van de aanvraag van premie voor ooien of zoogkoeien op hun bedrijf meer ooien, respectievelijk zoogkoeien aanhouden dan het aantal waarvoor zij over premierechten beschikken komen in aanmerking voor specifieke premierechten.

2. Secifieke premierechten op grond van het eerste lid worden alleen toegekend na de toekenning van specifieke premierechten op grond van artikel 3.2 en 3.3 en de nationale reserve nog niet is uitgeput.

3. Indien het aantal toe te kennen specifieke premierechten op grond van het eerste lid groter is dan het aantal daarvoor beschikbare premierechten vindt een proportionele vermindering van de individueel toe te kennen specifieke premierechten plaats.

G

In artikel 4.4 wordt de zinsnede ‘van de ene naar de andere productie-eenheid’ vervangen door: van het ene UBN naar het andere UBN.

H

Artikel 4.9, eerste lid, komt te luiden:

1. Geen premie wordt verstrekt voor runderen ten aanzien waarvan de producent de op hem, ingevolge de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003, rustende bepalingen met betrekking tot de melding aan het I&R-systeem rund van de geboortedatum, de datum van aanvoer op, of afvoer van zijn bedrijf, respectievelijk UBN, of de datum van slacht onderscheidenlijk uitvoer naar een derde land, niet binnen 25 dagen is nagekomen, voorzover de desbetreffende meldingsplicht op of na 1 januari 2000 is ontstaan.

I

In artikel 5.3, eerste lid, wordt de zinsnede ‘artikel 1.1., eerste lid, onderdeel v’ vervangen door: artikel 1.1., eerste lid, onderdeel v, sub 5°.

Artikel II

A

De Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen2 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 1, onderdeel a, b, en c wordt ‘Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

Artikel 12, vijfde lid, vervalt.

C

In Bijlage 4 wordt ‘Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij’ vervangen door: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel C, terugwerkt tot en met 2 juni 2003 en artikel II, onderdeel B, terugwerkt tot en met 30 maart.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Regeling dierlijke EG-premies

In deze regeling vindt een uitbreiding plaats van de gronden die tot het bedrijf worden gerekend in het kader van de aanvullende premie voor producenten in probleemgebieden. Thans worden ook geaccepteerd gronden die de producent in gebruik heeft op basis van een zogenaamde grondgebruikersverklaring en gronden die tijdelijk in gebruik zijn genomen als gevolg van bepaalde ruilverkavelingprojecten. Daarnaast zijn de mogelijkheden om specifieke premierechten uit de nationale reserve te verkrijgen voor zoogkoehouders verruimd.

Ook heeft een verdere precisering plaatsgevonden in verband met de (tijdige) melding van verplaatsingen van dieren en de daarop gestelde sancties.

Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen en Regeling dierlijke EG-premies

De bepaling over terugvordering bij bedragen onder de € 100,– is komen te vervallen, teneinde de regelingen, met terugwerkende kracht, in overeenstemming te brengen met de terzake geldende communautaire bepalingen.

Tot slot zijn in beide regelingen nog enkele redactionele wijzingen aangebracht.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 1996, 80; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 6 juni 2003 (Stcrt. 110).

  • 2

    Stcrt. 1996, 211; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 maart 2003 (Stcrt. 62).

Naar boven