Besluit subsidiëring Matra Projecten Programma

Besluit van de Staatssecretaris voor Europese Zaken van 18 december 2003, DZO-UM/6191/2003, tot vaststelling van een beleidsvoornemen voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het Matra Projecten Programma

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Gelet op de artikelen 1.1.6, 1.1.7, 1.1.10, 2.1.3 en 2.1.4 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken1 ;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 2.1.3 en 2.1.4, onder a, b en c van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken geldt voor de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 met betrekking tot het Matra Projecten Programma het volgende beleidskader:

a. Het programma richt zich op de ondersteuning van de overgang naar een pluriforme, democratische rechtsstaat in landen in Zuid-Oost en Oost-Europa. Het ondersteunt activiteiten die het proces van verandering stimuleren van de staat, zijn instituties, organisaties van burgers en hun onderlinge verbanden.

b. Te subsidiëren activiteiten dienen te zijn gericht op overdracht van kennis en ervaring: technische assistentie en advisering, training en opleiding. De uitvoering van de activiteiten vindt overwegend plaats in de landen in de regio. De volgende activiteiten komen niet voor subsidiëring in aanmerking:

– aanloopkosten, anders dan die in de hierna ad g. genoemde Subsidiehandleiding onder ‘Subsidiabele Kosten’ worden gemeld;

– de leverantie van uitsluitend of overwegend materialen en/of goederen;

– infrastructurele of bouwactiviteiten;

– eenmalige uitwisselingen, evenementen en conferenties;

– beurzen of studies;

– humanitaire hulpacties;

– (haalbaarheids)studies zonder implementatie van de resultaten;

– overwegend academische projecten.

c. Voor subsidies onder het Matra Projecten Programma komen uitsluitend activiteiten in aanmerking die betrekking hebben op de volgende landen: Belarus, Bulgarije, Kroatië, Oekraïne, Roemenië, de Russische Federatie, Servië en Montenegro en Turkije. Projecten kunnen ook een regionaal bereik hebben, d.w.z. in meer dan één land tegelijk worden uitgevoerd.

d. Voor subsidiëring komen in aanmerking activiteiten die zich richten op de volgende thema's: wetgeving en recht, openbaar bestuur, openbare orde en politie, mensenrechten en minderheden, milieu/NGO, versterking milieu-overheden, volkshuisvesting, voorlichting en media, cultuur, welzijn, gezondheidszorg, arbeid en sociaal beleid en onderwijs, (voor zover betrekking hebbend op één of meer van de hiervoor genoemde onder Matra kwalificerende thema’s).

e. Conform art. 1.1.7, derde lid, van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken zal met het oog op de onderlinge afweging van de aanvragen en een spreiding van de uitgaven over het subsidietijdvak worden beslist op twee of meer nader te bepalen data. Aanvragen dienen uiterlijk 5 maart 2004 respectievelijk 3 september 2004 te zijn ingediend. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf het moment van publicatie in de Staatscourant van het subsidieplafond voor de desbetreffende periode. Over toekenning van de subsidies zal worden beslist uiterlijk op 4 juni 2004 respectievelijk op 3 december 2004.

f. Bij de toekenning van de subsidie wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling over de verschillende thema's en landen.

g. De aanvragen dienen te voldoen aan de eisen, zoals gesteld in de ‘Subsidiehandleiding Matra Projecten Programma’ versie juli 2002, als bijlage gevoegd bij dit besluit, en zullen aan de hand van voornoemde eisen worden gerangschikt, met dien verstande dat in 2004 het landenoverzicht in paragraaf 3.2. enkel nog omvat de landen genoemd in lid c van dit artikel.

h. Activiteiten zijn een gezamenlijk initiatief van de aanvrager en de lokale projectpartner(s).

i. Voor subsidieverlening komen uitsluitend de volgende organisaties in aanmerking:

– in Nederland gevestigde niet-gouvernementele organisaties (NGO's), decentrale en semi-overheden,

– onderwijsinstellingen, adviesbureaus;

– internationale NGO's, met een vestiging in Nederland die bij een Kamer van Koophandel is ingeschreven, mits kan worden aangetoond dat de gesubisidiëerde activiteiten een bijdrage leveren aan de versterking van de bilaterale betrekkingen tussen Nederland en het doelland/de doellanden.

j. Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen.

k. De duur van de activiteiten bedraagt ten hoogste 3 jaar.

l. Uitgaande van een looptijd van een project van 3 jaar bedraagt de subsidie per aanvraag ten hoogste € 700.000,–.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De bijlage bij dit besluit zal ter inzage worden gelegd op de bibliotheek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en is tevens opvraagbaar bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Zuidoost en Oost-Europa, Afdeling Uitvoering Midden- en Oost-Europa hulp (DZO/UM), postbus 20061, 2500 EB Den Haag. De bijlage is tevens geplaatst op de internetsite van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (www.minbuza.nl).

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
namens deze:de Directeur-Generaal Regiobeleid en Consulaire Zaken,
P.P. van Wulfften Palthe.

  • 1

    Stcrt. 1998, nr. 249; laatstelijk gewijzigd bij ministerieel besluit van 17 maart 2003 (Stcrt. 2003, 55).

Naar boven