Grafimedia

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 24 DECEMBER 2003 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE GRAFIMEDIA

AI Nr. 10058

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van De Raad voor Overleg in de Grafimedia (ROGB) namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: Het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen De Vereniging van Kleinere Grafische Ondernemingen De Vereniging Zeefdruk en Sign Ondernemingen De Vereniging De Nederlandse Dagbladpers;

Partij(en) te anderer zijde: FNV Kunsten Informatie en Media De Dienstenbond CNV De Unie.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta III IV V en VI is bepaald:

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

  • 1. Werkingssfeer

    • 1. Werkingssfeer

      • a. Deze CAO is van toepassing op het grafimedia-bedrijf.

      • b. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen of delen van ondernemingen die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

        • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproducten te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken.

        • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

      • ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal (het Grafisch bedrijf); (zie artikelen 1.1.3. t/m 1.1.5.)

      • het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf; (zie artikel 1.1.6.)

      • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf; (zie artikel 1.1.7.)

      • het Zeefdrukbedrijf; (zie artikel 1.1.8.)

      • het Signbedrijf (zie artikel 1.1.9.)

      • het Dagbladbedrijf; (zie artikel 1.1.10.)

      • het Reprografisch bedrijf (zie artikel 1.1.11.)

      • het Digitaal printbedrijf; (zie artikel 1.1.12.)

      • overigen. (zie artikel 1.1.13.).

    • Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer der grafimedia-bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

    • 2. Grafimedia-bedrijf

    • Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

      • ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal (het Grafisch bedrijf); (zie artikelen 1.1.3. t/m 1.1.5.)

      • het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf; (zie artikel 1.1.6.)

      • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf; (zie artikel 1.1.7.)

      • het Zeefdrukbedrijf; (zie artikel 1.1.8.)

      • het Signbedrijf (zie artikel 1.1.9.)

      • het Dagbladbedrijf; (zie artikel 1.1.10.)

      • het Reprografisch bedrijf (zie artikel 1.1.11.)

      • het Digitaal printbedrijf; (zie artikel 1.1.12.)

      • overigen. (zie artikel 1.1.13.).

    • 3. Hoogdrukbedrijf

    • Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

    • Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen, Flexodrukkerijen en Foliedrukkerijen.

    • 4. Diepdrukbedrijf

    • Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking. Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen.

    • 5. Vlakdrukbedrijf

      • a. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd. Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

      • b. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

    • 6. (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

      • a. Tot het (grafisch) Voorbereidings- c.q. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 1.1.3. tot en met 1.1.5. en in de artikelen 1.1.8. en 1.1.9. Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen. Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten. De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd. De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

      • b. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met fotozeten/of beeldvervaardigingsapparatuur.

    • 7. (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

      • a. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

      • Hiertoe worden onder meer gerekend:

        • het Boekbindbedrijf; Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-) boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

        • het Papierwarenbedrijf; Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

          • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

          • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

        • het Enveloppenbedrijf; Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin. Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

      • b. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaatsvinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in sub a. van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde sub c. in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden a. en b. genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

      • c. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

        • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd sub a. en b. in dit artikel;

        • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

        • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

        • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.1.12. c.

      • a. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen, die geheel of in overwegende mate de zeefdruktechniek, ongeacht het te bedrukken materiaal, toepassen en deze eventueel combineren met activiteiten zoals tampondrukken, flock printen, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd.

      • b. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

        • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

        • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-CAO anders dan de grafimedia CAO of onder die van een eigen bedrijfs-CAO.

      • a. Tot het Signbedrijf worden gerekend ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden signtechnieken toepassen. Signtechnieken zijn productietechnieken die voornamelijk worden toegepast om elektronische of stoffelijke producten te maken, samen te stellen en/of aan te brengen die een met het oog waarneembare boodschap overbrengen. Deze al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:

        • computertechniek met behulp van grafische pixel of vector gebaseerde software

        • CAD/CAM gebaseerde software

        • elektrotechniek

        • zeefdruktechniek

        • printtechnieken die digitaal worden aangestuurd1

        • sublimatietechnieken

        • transfertechnieken

        • snijden

        • frezen

        • graveren

        • verven

        • spuiten

        • schilderen

        • monteren

        • metaal-, kunststof-, hout-, glas-, steen-, keramiek en/of textielbewerking.

      • b. Niet hiertoe geacht worden te behoren: ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde CAO.

    • 8. Zeefdrukbedrijf

      • a. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen, die geheel of in overwegende mate de zeefdruktechniek, ongeacht het te bedrukken materiaal, toepassen en deze eventueel combineren met activiteiten zoals tampondrukken, flock printen, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd.

      • b. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

        • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

        • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-CAO anders dan de grafimedia CAO of onder die van een eigen bedrijfs-CAO.

      • a. Tot het Signbedrijf worden gerekend ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden signtechnieken toepassen. Signtechnieken zijn productietechnieken die voornamelijk worden toegepast om elektronische of stoffelijke producten te maken, samen te stellen en/of aan te brengen die een met het oog waarneembare boodschap overbrengen. Deze al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:

        • computertechniek met behulp van grafische pixel of vector gebaseerde software

        • CAD/CAM gebaseerde software

        • elektrotechniek

        • zeefdruktechniek

        • printtechnieken die digitaal worden aangestuurd1

        • sublimatietechnieken

        • transfertechnieken

        • snijden

        • frezen

        • graveren

        • verven

        • spuiten

        • schilderen

        • monteren

        • metaal-, kunststof-, hout-, glas-, steen-, keramiek en/of textielbewerking.

      • b. Niet hiertoe geacht worden te behoren: ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde CAO.

    • 9. Signbedrijf

      • a. Tot het Signbedrijf worden gerekend ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden signtechnieken toepassen. Signtechnieken zijn productietechnieken die voornamelijk worden toegepast om elektronische of stoffelijke producten te maken, samen te stellen en/of aan te brengen die een met het oog waarneembare boodschap overbrengen. Deze al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:

        • computertechniek met behulp van grafische pixel of vector gebaseerde software

        • CAD/CAM gebaseerde software

        • elektrotechniek

        • zeefdruktechniek

        • printtechnieken die digitaal worden aangestuurd1

        • sublimatietechnieken

        • transfertechnieken

        • snijden

        • frezen

        • graveren

        • verven

        • spuiten

        • schilderen

        • monteren

        • metaal-, kunststof-, hout-, glas-, steen-, keramiek en/of textielbewerking.

      • b. Niet hiertoe geacht worden te behoren: ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde CAO.

    • 10. Dagbladbedrijf

    • Tot het Dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten.

    • 11. Reprografisch Bedrijf

      • a. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie. Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen. Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren („elektrofotografie"), scannen en (digitaal)printen, (digitaal)printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen. Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d. Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

      • b. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

        • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

        • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van reprografie.

      • c. Deze overeenkomst is niet van toepassing op werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de CAO's voor de ICK-branche vallen.

      • d. Deze overeenkomst is, vanwege het bestaan van de CAO voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland, niet van toepassing op werkgevers die lid zijn van de Werkgeversvereniging Fotofinishing Bedrijven en hun werknemers.

      • e. Deze overeenkomst is niet van toepassing op leden van de Vereniging Repro Nederland die om die reden de CAO voor het Reprografisch Bedrijf toepassen.

    • 12. Digitaal printbedrijf

      • a. Digitaal printbedrijf; Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid b. van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier). Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

      • b. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd; Vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

      • Deze printtechnieken kunnen zijn:

        • elektrofotografisch printen

        • elektrostatisch printen

        • magnetografisch printen

        • thermografisch printen

        • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

        • thermal transfer printen

        • laser fotografisch printen

      • a. typebureaus en computerservicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

        • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

        • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaatsvindt als duidelijk herkenbare activiteit;

      • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten.

      • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

    • 13. Overigen

      • a. typebureaus en computerservicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

        • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

        • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaatsvindt als duidelijk herkenbare activiteit;

      • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten.

      • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

HOOFDSTUK 9 REORGANISATIE, FUSIE EN LIQUIDATIEREGELING (RFR)

  • 3. Garantiefonds

    • 1. Er wordt onder beheer van het bestuur van het Algemeen Sociaal Fonds (ASF) een speciale kas gevormd, nader aan te duiden als het Garantiefonds.

    • 2. De middelen van het Garantiefonds worden verkregen uit heffingen van werkgevers en gelijke bedragen uit het ASF, overeenkomstig de jaarlijkse besluiten van het bestuur van het Algemeen Sociaal Fonds (ASF).

  • 4. Aanvulling op WW of lager salaris

    • 1. Indien de werknemer na een ontslag, dat is gebaseerd op een in het kader van artikel 9.2. door de RDA afgegeven ontslagvergunning(en) en dat rechtstreeks een gevolg is van een plan tot reorganisatie, een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, dan is de werkgever verplicht hem daarop een aanvulling te verlenen. De aanvullingsregeling is overeenkomstig van toepassing indien de werknemer tijdens de werkloosheid ziek wordt. Daarbij is de werkgever gehouden terstond het Garantiefonds/ASF te informeren voor welke werknemer(s) ontslag zal volgen onder overlegging van de betreffende ontslagvergunning(en) ten gevolge van reorganisatie en individuele gegevens van de desbetreffende werknemer(s). Het Garantiefonds/ASF toetst de gegevens aan de voorwaarden van deze regeling. Wordt hieraan voldaan, dan verstrekt zij de aanvulling. In geval van conflict is het gestelde in artikel 9.12 van toepassing.

    • 2. Indien in een situatie, als in het vorig lid bedoeld, geen sprake is van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar wel van een lager salaris bij een nieuw dienstverband, dan is de werkgever verplicht hem een aanvulling te verlenen, behalve indien de werknemer 57,5 jaar of ouder is. De werknemer zal hiertoe zelf het initiatief moeten nemen. De werkgever heeft dezelfde informatieplicht als omschreven in artikel 9.4.1.. De werkwijze van het Garantiefonds/ASF is eveneens conform artikel 9.4.1.. In geval van conflict is het gestelde in artikel 9.12. van toepassing.

    • 3. De aanvulling als in dit artikel bedoeld wordt aan de werknemer uitgekeerd door het Garantiefonds/ASF, voor de duur en tot de hoogte als is bepaald in de artikelen 9.5. en 9.6., met dien verstande dat vaststelling en verstrekking geschieden volgens de door het Garantiefonds/ASF nader te stellen regels en definities. Deze uitkeringen en de daaraan verbonden administratiekosten worden door het Garantiefonds/ASF op de werkgever verhaald, tenzij de werkgever op grond van artikel 9.10. is gedispenseerd of de Centrale Commissie grafimedia als zodanig beslist.

  • 5. Aanvullingsregeling

    • 1. De hoogte van de aanvulling is als volgt: aanvulling vindt plaats tot 95% van het door de werknemer laatstverdiende nettosalaris, met dien verstande, dat de aanvulling nooit meer zal bedragen dan 20% van het nettosalaris.

    • 2. Bij de berekening van de netto-aanvulling wordt uitgegaan van wettelijke uitkeringen en de belasting- en premieheffing, zoals die gelden op het moment van beëindiging van het dienstverband respectievelijk van het nieuwe lagere salaris. Het netto-aanvullingsbedrag wordt eenmalig vastgesteld op het moment van beëindiging van het dienstverband respectievelijk met ingang van het nieuwe lagere salaris. De aanvulling gaat in op de dag, volgende op de laatste dag van het dienstverband. Voor de bepaling van het laatstverdiende nettosalaris cq. van het netto nieuwe lagere salaris wordt uitgegaan van het brutosalaris, waarnaar de WW-uitkering is berekend.

    • 3. De bedoelde aanvulling vindt plaats, voor zover deze niet geheel of gedeeltelijk samenvalt met een wettelijke loonsuppletieregeling.

    • 4. De duur van de periode waarover de aanvulling wordt verleend, is als volgt:

      • voor werknemers tot en met 39 jaar: 13 weken, verlengd met vier weken per vol dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en twee weken per vol dienstjaar voor de volgende 20 dienstjaren;

      • voor werknemers van 40 tot en met 49 jaar: 26 weken, verlengd met vier weken per vol dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en twee weken per vol dienstjaar voor de volgende 20 dienstjaren;

      • voor werknemers van 50 tot en met 57,5 jaar: 58 weken, verlengd met vier weken per vol dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en twee weken per vol dienstjaar voor de volgende 20 dienstjaren, doch totaal maximaal een periode van 130 weken.

    • De periode van de aanvulling zal nooit langer zijn dan de duur van de loongerelateerde uitkeringsperiode waarop de betreffende werknemer recht heeft in het kader van de Werkloosheidswet.

  • 6. Regeling werknemers van 57,5 jaar en ouder

    • 1. Ten aanzien van werknemers van 57,5 jaar en ouder die worden ontslagen, is artikel 9.5. van deze regeling niet van toepassing. Aan hen verstrekt de werkgever een uitkering zodanig dat, gemeten over de voor de betrokken werknemer geldende looptijd van deze regeling, de waarde van deze uitkering zoveel mogelijk gelijk is aan het verschil tussen de hierna genoemde percentages van het netto-inkomen en de netto wettelijke werkloosheidsuitkeringen:

      • tot de 61-jarige leeftijd: 95%;

      • van de 61-jarige leeftijd tot de 65-jarige leeftijd: 90%,

    • met dien verstande dat vaststelling en verstrekking geschieden volgens door het Garantiefonds/ASF nader te stellen regels en definities. De werkgever is in deze gevallen bovendien verplicht de werknemersbijdrage ASF, het spaarloon alsmede de pensioenpremie af te dragen, waarbij rekening wordt gehouden met eventueel elders nog te verwerven pensioenrechten. Vaststelling en afdracht van deze bijdrage en premies geschieden eveneens volgens door het Garantiefonds/ASF nader te stellen regels en definities.

    • 2. Indien een in dit artikel bedoelde werknemer een nieuwe werkkring aanvaardt, heeft hij geen recht meer op de aanvullingen als bedoeld in artikel 9.6.1. Volgt daarna bij de nieuwe werkgever onvrijwillig ontslag, dan herleeft tegenover de oude werkgever de aanspraak op de aanvullingen, als bedoeld in artikel 9.6.1.

    • 3. Onder het inkomen, in dit artikel bedoeld, worden verstaan de volgende bestanddelen van het jaarinkomen, waarop de werknemer krachtens CAO of individuele arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken: het vast overeengekomen salaris, ploegendiensttoeslag, spaarpremie, jaarlijkse vaste gratificatie, winstdelingsuitkering, vakantietoeslag en tegemoetkoming in een vrijwillige ziektekostenverzekering.

    • 4. De werknemer, die onder toepassing van dit artikel wordt ontslagen is verplicht, na daarover in kennis te zijn gesteld door het Garantiefonds/ASF, een aanvrage tot uitkering krachtens de Wet fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP) te doen. Bij niet nakoming van deze verplichting zal de betrokken werknemer naar evenredigheid worden gekort in zijn pensioenopbouw, ter grootte van de FVP-bijdrage die de betrokkene had kunnen ontvangen.

  • 7. Betalingen uit het Garantiefonds

  • Uit het Garantiefonds worden verder de navolgende betalingen gedaan:

    • in geval van faillissement: achterstallig salaris (ook salaris over de vakantieperiode, waarop de werknemer recht heeft) en vakantietoeslag, salaris over de opzegtermijn en de aanvulling als bedoeld in artikel 9.4., dit alles zo lang en in zoverre de wet hierin niet voorziet. Door de betalingen als bedoeld, treedt het Algemeen Sociaal Fonds in de desbetreffende rechten van de werknemer jegens de werkgever;

    • in bijzondere hardheidsgevallen: voorzieningen, die door de Centrale Commissie grafimedia per geval zullen worden vastgesteld;

    • in gevallen waarin de werkgever op grond van artikel 9.10. geheel of gedeeltelijk is gedispenseerd: de aanvulling als bedoeld in artikel 9.4.;

    • in geval van ontslag in de zin van artikel 9.4.1. een bijdrage in verhuis- en inrichtingskosten voor de werknemer, die een werkkring aanvaardt in een andere gemeente en als gevolg daarvan moet verhuizen. Uitgezonderd hiervan is de situatie van verhuizing van het eigen bedrijf waarbij de mogelijkheid werd geboden om mee te gaan. De hier bedoelde bijdrage bedraagt € 2.950,– voor werknemers met een eigen huishouding respectievelijk € 1.815,– voor overige werknemers (onder aftrek van eventuele premies van de overheid en ter beoordeling van de Centrale Commissie grafimedia).

  • 8. Aanvulling bij faillissement

  • In geval van een besluit tot stopzetting van een bedrijf, dat in staat van faillissement is verklaard, is het bepaalde in artikel 9.4. ook van toepassing indien de werknemer, onmiddellijk of na opzegging tijdens de opzegtermijn, elders een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt met het doel de schade voor de boedel te beperken.

  • 9. Geen aanvulling

  • Voor de in artikel 9.4. bedoelde aanvulling komt niet in aanmerking:

    • de werknemer van wie de dienstbetrekking wordt beëindigd na drie jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid;

    • de werknemer die een naar het oordeel van de Centrale Commissie grafimedia redelijk aanbod van de werkgever tot ander gelijksoortig en gelijkwaardig werk weigert;

    • de werknemer, die zelf heeft opgezegd, tenzij hem een ontslagvergunning zou zijn verleend op grond van het feit, dat volgens een plan tot reorganisatie voor ontslag hij in aanmerking zou zijn gekomen en hij dan nog in dienst van de werkgever zou zijn geweest;

    • de werknemer van wie aangetoond kan worden, dat niet een plan tot reorganisatie doch andere oorzaken redenen zijn tot ontslag;

    • de werknemer, die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

  • 10. Dispensatie werkgever

  • Bij liquidatie als gevolg van ziekte, ouderdom of overlijden van de werkgever zal van de betaling van de aanvulling als bedoeld in artikel 9.4. geheel of gedeeltelijk dispensatie worden gegeven, indien de Centrale Commissie grafimedia, gelet op de omstandigheden en na ingewonnen accountantsadvies, dat redelijk acht.

  • 11. Verlengde opzegtermijn

  • Op een ontslag als bedoeld in artikel 9.4. is de wettelijk verlengde opzegtermijn voor werknemers van 45 jaar of ouder niet van toepassing, behoudens in geval van faillissement.

  • 12. Geschillen

  • Geschillen over het van toepassing zijn van de RFR-regeling en de uitvoering daarvan worden behandeld en beslist door de Centrale Commissie grafimedia. Voor de wijze waarop geschillen aanhangig kunnen worden gemaakt wordt verwezen naar paragraaf 1.7. „Bedrijfsinstanties, geschillen en rechtspraak" van deze CAO.

HOOFDSTUK 11: BEDRIJFSTAKFONDSEN

  • 2. Stichting Algemeen Sociaal Fonds

  • Werkgevers en werknemers zijn gehouden de verplichtingen na te komen, neergelegd in de statuten en reglementen van de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven (ASF).

  • 3. Spaarloonfonds

  • Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van de statuten en reglementen van het Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven (SGB).

  • 4. Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers

  • Werkgevers en werknemers zijn gehouden tot naleving van de statuten en reglementen van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven (FWG).

  • Zie voor nadere afspraken m.b.t. Vervroegde uittreding tevens hoofdstuk 12.

HOOFDSTUK 12: VERVROEGDE UITTREDING

  • 1. VUT-regeling

  • CAO-partijen hebben voor werknemers, die werkzaam zijn als werknemer in de grafimedia CAO, een VUT-regeling vastgesteld met een looptijd van 5 jaar. De regeling is vastgelegd in statuten en reglementen van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven (FWG). De uitvoering van die regeling is opgedragen aan het FWG, dat tevens bevoegd is de statuten en reglementen te wijzigen. In statuten en reglement worden nadere regels gesteld over onder meer:

    • de leeftijd waarop werknemers vervroegd kunnen uittreden; FWG-deelnemers kunnen, met inachtneming van het 10-jaarscriterium, vanaf 1 januari 2003 tot 1 januari 2008 op grond van de volgende voorwaarden vervroegd uittreden:

GeboortejaarUittredingsleeftijdUitkeringspercentage van het nettoloon tot het 65e jaar
194261 jaar87
194361 jaar en 2 mnd84
194461 jaar en 4 mnd81
194561 jaar en 6 mnd78
194661 jaar en 9 mnd75
    • de mogelijkheid tot eerder (vanaf 60 jaar) of later vervroegd uittreden;

    • de mogelijkheid om een onderbreking in genoemde termijncriteria niet als onderbreking aan te merken;

    • de hoogte van de uitkering.

  • 2. Procedure

  • Over het eventueel gebruik maken van het recht op vervroegd uittreden dient tijdig vóór het tijdstip van vervroegd uittreden overleg plaats te vinden tussen werkgever en werknemer. Het resultaat dient schriftelijk te worden vastgelegd. Het initiatief tot dit overleg kan genomen worden door zowel werkgever als werknemer. De wens dat gebruik gemaakt wordt van het recht op vervoegd uittreden dient ten minste 13 weken vóór het tijdstip van vervroegd uittreden schriftelijk aan de andere partij kenbaar gemaakt te worden, tenzij in onderling overleg een andere termijn wordt afgesproken.

  • 3. Einde dienstverband

  • Bij de aanvang van de vervoegde uittreding eindigt het dienstverband tussen werkgever en werknemer. Is sprake van gedeeltelijk vervroegd uittreden, dan eindigt het dienstverband alleen voor zover dat betrekking heeft op het deel waarvoor vervroegd wordt uitgetreden.

  • 4. FWG-premie

  • De werkgevers en werknemers zijn verplicht aan het FWG een premie te betalen voor de financiering van de vervroegde uittredingsregeling. De hoogte van de door de werkgever af te dragen premie en de hoogte van het op het salaris in te houden werknemersdeel van deze premie worden vastgesteld door het bestuur van het FWG.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam, zetel

  • 1. De naam der stichting is „Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven".

  • Zij wordt in deze statuten aangeduid als „het fonds".

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel, middelen

  • 1. Het fonds heeft ten doel het behartigen van de sociale belangen van werknemers in de grafische bedrijven en hun gezinnen.

  • 2. Het fonds tracht zijn doel te bereiken door het uitvoeren van regelingen tot verstrekking van uitkeringen en het verlenen van hulp in geldelijke of enigerlei andere vorm. Het gaat hierbij om de regelingen die zijn vastgelegd in:

    • a. het Reglement voor de gezondheidszorg, het Reglement voor het Garantiefonds;

  • 3. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • a. de opbrengst van de door de werkgevers resp. de werknemers te betalen premies resp. bijdragen zoals nader vastgelegd in artikel 2 resp. artikel 3 van het Algemeen Reglement;

    • b. de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • c. alle andere baten welke het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven behoren het grafimedia-bedrijf.

  • 3. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

  • 4. Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

    • het Grafisch bedrijf;

    • het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf;

    • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    • het Zeefdrukbedrijf;

    • het Dagbladbedrijf;

    • het Reprografisch bedrijf;

    • het Digitaal printbedrijf;

    • overige grafimedia-bedrijven.

Artikel 4 Grafisch bedrijf

  • 1. Tot het grafisch bedrijf behoren ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal.

  • 2. Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen en Flexodrukkerijen.

  • 3. Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen.

  • 4. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 5. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 5 (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 4, 7 en 7a.

  • Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

  • Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten.

  • De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • 2. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met (fotozet-) en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

Artikel 6 (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

  • Hiertoe worden onder meer gerekend:

    • het Boekbindbedrijf;

    • Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

    • Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

    • Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

    • Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • 2. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaats vinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

  • 3. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden 1 en 2 genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • 4. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 en 2 in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7e, sub c.

Artikel 7 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen, die geheel of in overwegende mate de zeefdruktechniek, ongeacht het te bedrukken materiaal, toepassen en deze eventueel combineren met activiteiten zoals tampondrukken, flock printen, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd.

  • 2. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de grafimedia-cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 7c Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

  • Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen.

  • Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren („elektrofotografie"), scannen en (digitaal) printen, (digitaal) printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

  • Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

  • Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van de reprografie.

  • 3. Tevens worden niet tot het reprografisch bedrijf gerekend:

    • werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao's voor de ICK-branche vallen;

    • werkgevers die, vanwege het bestaan van de cao voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland lid zijn van de Werkgeversvereniging Foto-finishing Bedrijven en hun werknemers.

Artikel 7d Digitaal printbedrijf

  • 1. Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid 2 van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier). Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 2. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd: vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

  • Deze printtechnieken kunnen zijn:

    • elektrofotografisch printen

    • elektrostatisch printen

    • magnetografisch printen

    • thermografisch printen

    • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

    • thermal transfer printen

    • laser fotografisch printen.

Artikel 7e Overige grafimedia-bedrijven

Tot de overige grafimedia-bedrijven behoren de volgende ondernemingen:

  • a. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten;

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

Artikel 8 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 9 Werkgever

  • 1. Werkgever is:

    • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot grafische bedrijven;

    • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafische bedrijven behoren en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafische bedrijven en die tevens uit hoofde van:

    • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao's, de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 3 van het op artikel 18 van de statuten van de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven berustende Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven, wordt de Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven als werkgever beschouwd.

Artikel 10 Werknemer

  • 1. Werknemer is:

    • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 9, lid 1, sub a genoemde werkgever;

    • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 9, lid 1, sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot grafische bedrijven en die uit hoofde van:

    • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao, de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd:

    • I. voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 7d en 7e:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis"-zeefdrukinrichtingen);

    • V. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

Artikel 11 Voortduren van de hoedanigheid van werknemer

  • 1. De werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, behoudt de hoedanigheid van werknemer:

    • a. op dagen, waarover hij anders dan in een geval als hierna onder b bedoeld, zonder te werken loon van zijn werkgever ontvangt of daarop rechtens aanspraak heeft;

    • b. bij arbeidsongeschiktheid voor zover en zolang hij:

      • een uitkering krachtens de ZW ontvangt;

      • dan wel een volledige uitkering krachtens de WAO ontvangt;

      • dan wel een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO ontvangt in combinatie met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WW (waaronder wordt begrepen zowel de loongerelateerde uitkering als de vervolguitkering).

    • Op betrokkene rust de plicht aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet.

    • c. bij werkloosheid voor zover en zolang hij:

      • een volledige uitkering krachtens de WW ontvangt;

      • dan wel een gedeeltelijke uitkering krachtens de WW ontvangt in combinatie met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO;

    • waarbij onder een WW-uitkering begrepen wordt zowel de loongerelateerde uitkering als de vervolguitkering.

    • Op betrokkene rust de plicht aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet.

    • d. voor zover en voor zolang op hem van toepassing zijn de artikelen 5 en 7 van het Reglement voor het Garantiefonds en hem uit dien hoofde loon en/of uitkering wordt verstrekt;

    • e. voor zover en voor zolang op hem van toepassing zijn de artikelen 5 en 8 van het Reglement voor het Garantiefonds en hem uit dien hoofde een uitkering wordt verstrekt;

    • f. bij pensionering mits hij gedurende 10 jaar voor pensionering onafgebroken deelnemer aan het fonds is geweest, dan wel voor 1 juli 1991 een uitkering als bedoeld in de leden b en/of c ontving;

    • g. voor de toepassing van het Reglement voor de Gezondheidszorg: voor zover en zolang hij een uitkering ontvangt krachtens het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid van de statuten;

    • h. voor zover en zolang hij verlof opneemt krachtens het Reglement Verlofsparen van het Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven.

  • 2. Indien betrokkene in voorkomende gevallen volgens het bestuur onvoldoende aantoont dat hij aan de voorwaarden voldoet, dan is geen sprake van voortduring van het werknemerschap, tenzij het bestuur anders beslist.

Artikel 13 Verplichtingen van werkgevers en werknemers

  • 1. De werkgevers en hun werknemers zijn gehouden de verplichtingen die uit de statuten en reglementen te hunnen aanzien voortvloeien, na te leven.

  • 2. De werkgevers zijn gehouden met alle hun ten dienste staande middelen te bevorderen, dat hun werknemers de te hunnen aanzien in de statuten en reglementen van het fonds gestelde bepalingen nakomen.

  • 3. De werkgevers staan jegens het fonds in voor de betaling van de door de werknemers verschuldigde bijdrage, een en ander volgens bij reglement te stellen regelen.

Artikel 14 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste 14 leden van wie:

    • a. zeven worden aangewezen door de werkgeversorganisatie: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zeven worden aangewezen door de werknemersorganisaties, te weten:

    • zes door FNV Kunsten Informatie en Media;

    • één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vacature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 15 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde.

  • 2. De beide voorzitters treden telkens voor de duur van een kalenderjaar afwisselend als fungerend voorzitter op. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering haar voorzitter uit haar midden aan.

  • 3. Het bestuur benoemt uit zijn midden een secretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde.

  • 4. Het in artikel 14, leden 4 tot en met 6 en artikel 16, bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 15a Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde gezamenlijk, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 17, lid 1, sub b van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 16 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen. In die vergaderingen kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan het bestuur langs de weg van schriftelijke besluitvorming een besluit nemen. Hiertoe zal het dagelijks bestuur schriftelijk aan de bestuursleden een voorstel doen. De bestuursleden hebben veertien dagen nadien de mogelijkheid om te kennen te geven dat een of meer van hen zich niet met het voorstel kan verenigen. Indien een of meer van de bestuursleden zich niet met het voorstel kan verenigen, wordt het voorstel op een bestuursvergadering behandeld.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

Artikel 17 Taak van het bestuur

  • 1.

    • a. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen, is belast met het beheer van het vermogen en stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

    • b. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

    • c. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van te verwachten inkomsten en uitgaven van het daaropvolgende jaar voor wat betreft het Reglement voor de gezondheidszorg en het Reglement voor het Garantiefonds, reglementen waarvoor algemeen verbindend verklaring beoogd wordt.

    • De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoeleinden en activiteiten. Deze begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar; het bestuur kan besluiten voor die beschikbaarstelling een kostenvergoeding in rekening te brengen.

    • d. Het bestuur kan bepaalde bevoegdheden aan het dagelijks bestuur delegeren en aan de directie.

    • Het bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, alsmede de bevoegdheid om de statuten te wijzigen; daarbij dient het bestuur in de gelegenheid te worden gesteld om binnen 14 dagen na verzending van de stukken betreffende de reglementsvaststelling, -wijziging, -intrekking dan wel betreffende de statutenwijziging aan te geven of het bespreking van het voorstel in een vergadering van het bestuur op prijs stelt. Indien één van de leden van het dagelijks bestuur zich met het voorstel niet kan verenigen, resp. indien één der bestuursleden daartoe de wens te kennen geeft, zal een bestuursvergadering worden uitgeschreven. Voor wat betreft de statutenwijziging is alsdan een gekwalificeerde meerderheid als genoemd in de statuten vereist.

  • 2. Het bestuur beslist over de uitlegging van statuten en reglementen en beslist in alle gevallen waarin deze niet voorzien.

Artikel 17a Fondsen

  • 1. Het bestuur kan voor bepaalde omschreven doeleinden afzonderlijke fondsen in het leven roepen waarvan het vermogen en de inkomsten en uitgaven gescheiden worden gehouden van de overige middelen der stichting, onverminderd de aansprakelijkheid van het totale vermogen der stichting voor de betaling van haar schulden overeenkomstig de wet.

  • 2. Het bestuur stelt voor elk der door hem ingestelde fondsen een afzonderlijk reglement vast, houdende bepalingen omtrent het verkrijgen van inkomsten door het fonds, de besteding dier inkomsten en het beheer van het fonds, een en ander voor zover zulks niet reeds in het Algemeen reglement van het fonds geregeld is.

Artikel 17b Rekeningen

  • 1. Het bestuur kan voor bepaalde omschreven werkzaamheden die de stichting voor derden verricht afzonderlijke rekeningen in het leven roepen, waarvan de inkomsten en uitgaven gescheiden worden gehouden van de overige middelen van de stichting.

  • De stichting is jegens die derde niet verder aansprakelijk dan het bedrag dat het saldo van de betreffende rekening aangeeft.

  • 2. Het bestuur stelt voor elke door hem ingestelde rekening een afzonderlijk reglement vast, houdende bepalingen omtrent het verkrijgen van inkomsten ten behoeve van die rekening, de besteding en het beheer van die inkomsten, een en ander voor zover zulks niet reeds in het Algemeen reglement van het fonds geregeld is, en voorts omtrent onderwerpen die naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen.

Artikel 17c Beheer vermogen

  • 1. Voor zover gelden van het fonds voor belegging beschikbaar zijn, worden deze door het bestuur op solide wijze belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administratie van het fonds. De titels betreffende geldleningen op schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administratie. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 18 Directie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een directie, bestaande uit de algemeen directeur en de overige directeuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de directieleden worden in door het bestuur vast te stellen instructies geregeld. Bij die instructies kunnen het bestuur en het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de directieleden delegeren.

Artikel 19 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. De door het bestuur aangewezen externe registeraccountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van baten en lasten.

  • 2. Het verslag is overeenkomstig de statutaire bestedingsdoeleinden resp. activiteiten gespecificeerd en gecontroleerd door de accountant; uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoeleinden zijn gedaan.

  • 3. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 20 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 21 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt reglementen vast, welke bepalingen bevatten ten aanzien van de door het fonds te verlenen uitkeringen en te verstrekken hulp.

  • 2. Bij reglement kan het bestuur bevoegdheden overdragen aan derden genoemd in dat reglement; het bestuur blijft echter verantwoordelijk.

  • 3. Alle onderwerpen van algemene aard, die regeling behoeven, kunnen worden geregeld in een Algemeen reglement, dat door het bestuur wordt vastgesteld.

  • 4. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekken van de reglementen.

  • 5. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van reglementen behoeven de bestuursleden de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 6. Een reglement en de wijzigingen daarin zullen niet eerder in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 22 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • . Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door een meerderheid van ten minste zes/zevende van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 5. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking alvorens een volledig exemplaar van die wijzigingen, ondertekend door het bestuur, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

  • 6. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register.

Artikel 23 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden:

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering, genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste zes/zevende der ter vergadering uitgebrachte stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen, indien op voorstel van ten minste twee bestuursleden door het bestuur wordt beslist, dat zodanige onvoorziene omstandigheden zijn ingetreden, dat van de werkgeversorganisatie enerzijds of van de werknemersorganisaties anderzijds in redelijkheid niet kan worden verlangd de verplichtingen hunner leden tegenover het fonds langer te doen voortduren;

    • 2. door insolventie nadat het fonds in staat van faillissement is verklaard, of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur ten minste twee personen die met de vereffening worden belast en beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen.

  • Bij deze beslissing zal de bestemming van het vermogen van een door het fonds uitgevoerde regeling in het verlengde van het doel van die regeling dienen te liggen, voor zover daarover in een specifiek fondsreglement niets is bepaald.

  • 4. De vereffenaars treden gedurende de vereffening in de rechten en verplichtingen van het bestuur, dat niet met de vereffening kan worden belast, met dien verstande, dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding geen wijzigingen meer in de statuten en reglementen van het fonds kunnen worden aangebracht en geen premies meer verschuldigd zijn over daarna gelegen perioden.

  • 5. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd „in liquidatie".

  • 6. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken, schriftelijk verslag uit van de vereffening aan het bestuur, onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 17 de jaarrekening hebben vastgesteld, en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 7. Nadat het bestuur het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt het bestuur een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

ALGEMEEN REGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. het fonds:

  • de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • b. het bestuur:

  • het bestuur van het fonds;

  • c. de werknemer:

  • de werknemer in de zin van de statuten van het fonds;

  • d. de werkgever:

  • de werkgever in de zin van de statuten van het fonds;

  • f. Garantiefonds:

  • het fonds dat in het leven is geroepen ter waarborging van de uitbetaling van uitkeringen aan werknemers in geval van reorganisatie, liquidatie, overdracht van zeggenschap of verhuizing. In bijzondere gevallen zullen middelen uit het Garantiefonds ter beschikking kunnen worden gesteld om saneringsoperaties te stimuleren ten einde faillissementen te voorkomen. Dit alles overeenkomstig de regelen, vervat in een daartoe door het bestuur vastgesteld – en zo nodig te wijzigen reglement;

  • q. werkgeversorganisatie:

  • organisatie van werkgevers in het grafisch bedrijf;

  • r. werknemersorganisatie:

  • organisatie van werknemers in het grafisch bedrijf;

  • s. boekjaar:

  • kalenderjaar.

Artikel 2 Premie

  • 1. Werkgevers zijn verplicht aan het fonds jaarlijks een of meer door het bestuur vast te stellen premies te betalen, die worden uitgedrukt in een percentage van het loon van hun werknemers dat voor hen is vastgesteld, en wel voor de volgende rekening en/of fondsen:

    • I. voor zover het betreft het Grafisch bedrijf, het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepress bedrijf, het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf en overige grafimedia-bedrijven,

      • Garantiefonds;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • Garantiefonds;

    • VI. voor zover het betreft het Reprografisch bedrijf:

      • Garantiefonds;

  • 2. De door de werkgever verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal der premies, aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt. Daarenboven kan het bestuur, indien het dit nodig oordeelt ter zekerheidstelling van premie-afdracht, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar premie in rekening brengen.

  • 3. De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de vaststelling en inning van de premies en de daaruit voortvloeiende administratiekosten, komen ten laste van de opbrengst van de premies.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 wordt vermeld dat het bestuur de volgende premiepercentages heeft vastgesteld: voor de Gezondheidszorg 0%, voor het Garantiefonds 0,30%.

Artikel 3 Bijdrage

  • 1. Op het loon van de werknemer wordt ingehouden een bijdrage ter hoogte van 0,35% van het loon ten behoeve van de Gezondheidszorgregeling.

  • De werkgever draagt deze bijdrage aan het fonds af.

  • 2. De bijdrage wordt door de werkgever bij elke loonbetaling ingehouden en wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal der bijdragen, aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt.

  • Daarenboven kan het bestuur, indien het dit nodig oordeelt ter zekerheidstelling van de afdracht van de bijdragen, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar in rekening brengen.

  • 3. De opbrengst der bijdragen zal worden aangewend voor het verstrekken van uitkeringen en het direct of indirect verlenen van hulp in geldelijke of enigerlei andere vorm aan werknemers in de grafische bedrijven en hun gezinnen.

  • 4. De kosten die worden gemaakt ten behoeve van de vaststelling en inning der bijdragen, van de administratie en het beheer der middelen, alsmede de kosten voortvloeiende uit het doen van uitkeringen, de controle en het verstrekken van hulp, komen ten laste van de opbrengst der in lid 1 bedoelde bijdragen.

Artikel 4 Heffingsgrondslag; loon

  • 1. Grondslag voor de berekening van verschuldigde premies is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • Grondslag voor de berekening van de in te houden bijdragen is het brutoloon verminderd met het werknemersdeel in de pensioenpremie en het werknemersdeel in de Vut-premie, alsmede met de reglementaire bijdrage van de werknemer in de premie van de collectieve grafische bedrijfstakregeling reparatie WAO-hiaat.

  • Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen bijdragen is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 2. Onder loon wordt tevens verstaan:

    • de uitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid en zesde lid onder a en c van het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven van het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven;

    • de loondervingsuitkeringen alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

  • 3. Niet in geld genoten loon wordt berekend naar het bedrag der geldswaarde, waarbij onderricht niet wordt meegerekend.

  • 4. Het bestuur stelt de geldswaarde van huisvesting en van kost vast.

  • 5. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

Artikel 5 Vaststelling loon voor berekening premies

  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 2 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loongegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd de alsdan vast te stellen premie te verhogen met een opslag van 5% van dat bedrag met een minimum van € 25,–. Deze verhoging wordt als premie beschouwd.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 7 Maximumloon voor premie en bijdragen

Voor de berekening van de premies en de bijdragen komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarop de werknemer bij de werkgever heeft gewerkt, voor dat meerdere niet in aanmerking.

Artikel 8 Afdracht premie en bijdragen

  • 1. De werkgever is aansprakelijk voor de betaling van de hem in rekening gebrachte premies en bijdragen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premies en bijdragen binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 9 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 3. Eveneens is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering te betalen alle kosten welke naar het oordeel van het bestuur tot verhaal van de op grond van artikel 5 van het Reglement voor het Garantiefonds gedane betalingen zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW. Het in het eerste lid gestelde is van dienovereenkomstige toepassing.

Artikel 10 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en reglementen nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 11 Vrijstelling

  • 1. Vrijstelling van de verplichtingen ingevolge de statuten en reglementen kan op verzoek van een werkgever door het bestuur geheel of gedeeltelijk worden verleend indien ten behoeve van alle bij hem in dienst zijnde werknemers zodanige voorzieningen zijn getroffen dat:

    • a. de aanspraken, welke daaraan door de betrokken werknemers kunnen worden ontleend, als geheel genomen ten minste gelijkwaardig zijn aan de in de reglementen van het fonds getroffen regelingen;

    • b. de rechten van de betrokken werknemers behoorlijk zijn gewaarborgd.

  • 2. Het bestuur kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

  • 3. De vrijstelling wordt ingetrokken indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens de beide voorgaande leden gesteld.

Artikel 12 Gemoedsbezwaren

  • 1. De werkgever of de werknemer, die overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, en daarvan een verklaring overlegt volgens een door het bestuur vast te stellen model, waaruit blijkt dat hij nog zichzelf noch iemand anders, noch zijn eigendommen in enigerlei vorm tegen enig onzeker voorval heeft verzekerd, kan op zijn verzoek door het bestuur worden ontheven van de op hem rustende verplichting tot inhouding en afdracht aan het fonds resp. tot afdracht aan de werkgever van de werknemersbijdrage als bedoeld in artikel 3.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ontheffing wordt ingetrokken:

    • a. op verzoek van degene aan wie zij is verleend;

    • b. wanneer de gemoedsbezwaren naar het oordeel van het bestuur niet langer kunnen worden geacht te bestaan.

  • 3. De werknemer, in dienst van een werkgever, aan wie een ontheffing als in het eerste lid bedoeld is verleend, is gehouden in plaats van de werkgever zelf de werknemersbijdrage aan het fonds te betalen, tenzij de werknemer ingevolge het eerste lid is ontheven van de verplichting tot het afdragen van die bijdrage aan de werkgever.

Artikel 13 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd.

  • Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid, verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 14 Slotbepaling

Dit reglement kan worden aangehaald als „Algemeen reglement".

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a. werknemer:

    • 1. de mannelijke of vrouwelijke werknemer in de zin der statuten van het fonds;

    • 2. degene ten aanzien van wie de statuten van het fonds bepalen dat de hoedanigheid van werknemer voortduurt;

  • b. gezinsleden:

    • 1. de echtgeno(o)t(e) van een werknemer;

    • 2. een ongehuwd persoon die met een ongehuwde werknemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan als bedoeld in titel 5A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • 3. een ongehuwde levenspartner die in een met een huwelijk vergelijkbare relatie met een ongehuwde werknemer duurzaam samenwoont op een gemeenschappelijk adres, mits er geen bloedverwantschap tussen hen bestaat en:

      • die samenwoning ten minste een jaar duurt en ten genoege van het bestuur aannemelijk wordt gemaakt of

      • die samenwoning bij notariële akte is vastgelegd;

    • 4. de in familierechtelijke betrekking staande en aangehuwde kinderen en pleegkinderen van een werknemer resp. de onder 2 en 3 bedoelde ongehuwde (geregistreerde) levenspartner resp. een medeverzekerde voor wie:

      • a. in het gezin van de werknemer resp. een medeverzekerde kinderbijslag wordt ontvangen;

      • b. de kinderbijslag wordt betaald aan een inrichting, waarin het kind van de werknemer resp. een medeverzekerde wordt verpleegd;

    • 1. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een overleden werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaar direct voorafgaande aan zijn overlijden onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest;

    • 2. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een werknemer die een uitkering ontving krachtens het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven als bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten;

    • 3. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een gepensioneerde werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaren direct voorafgaande aan zijn pensionering onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest.

  • c. medeverzekerde:

    • 1. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een overleden werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaar direct voorafgaande aan zijn overlijden onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest;

    • 2. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een werknemer die een uitkering ontving krachtens het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven als bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten;

    • 3. de weduwe resp. weduwnaar resp. ongehuwde (geregistreerde) levenspartner van een gepensioneerde werknemer, mits deze werknemer gedurende 10 jaren direct voorafgaande aan zijn pensionering onafgebroken onder de werkingssfeer van het fonds werkzaam is geweest.

  • De medeverzekerde heeft uitsluitend en alleen voor de toepassing van dit reglement dezelfde rechten en verplichtingen als de werknemer, met dien verstande dat:

    • de hoedanigheid van medeverzekerde eindigt op het moment van hertrouwen resp. aangaan van een geregistreerd partnerschap resp. samenwoning van de medeverzekerde;

    • de medeverzekerde tot geen premiebetaling is gehouden.

  • d. fonds:

  • de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • e. bestuur:

  • het bestuur als bedoeld in artikel 14 van de statuten van het fonds;

  • f. directie:

  • de directie als bedoeld in artikel 18 van de statuten van het fonds.

Artikel 2 Verpleging in een ziekenhuis, sanatorium, herstellingsoord, kindertehuis en andere inrichtingen

  • 1. De werknemers hebben voor zich en hun gezinsleden recht op verpleging voor rekening van het fonds in Nederlandse ziekenhuizen, sanatoria, herstellingsoorden, kindertehuizen, psychiatrische inrichtingen, tehuizen voor zwakzinnigen, spastisch, geestelijk of lichamelijk gehandicapten, revalidatie-inrichtingen of andere daarmee door het bestuur gelijkgestelde inrichtingen in Nederland, indien en voor zover verpleging in die inrichting naar het oordeel van een door de directie aangewezen geneeskundige tot behoud of herstel van de gezondheid van de betrokkene noodzakelijk is.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde hebben de werknemers voor zich en hun gezinsleden recht op verpleging voor rekening van het fonds in een in het buitenland gevestigde inrichting voor het ondergaan van een open-hartoperatie, onder de voorwaarde genoemd in het eerste lid en overigens met inachtneming van het hierna bepaalde.

  • 3. Het bestuur kan in bijzondere gevallen een tegemoetkoming verlenen in de verpleegkosten ter zake van opname in een buitenlandse inrichting om andere redenen dan genoemd in het tweede lid.

  • 4. De verpleegkosten komen, onverminderd het in het eerste en tweede lid bepaalde, slechts voor rekening van het fonds, indien de verpleging plaatsvindt in een door de directie aangewezen inrichting en indien de door de directie aangewezen geneeskundige in de gelegenheid is gesteld zich van te voren van de noodzakelijkheid van de verpleging te overtuigen.

  • Bij het aanwijzen van de inrichting zal de directie zoveel mogelijk rekening houden met de verlangens van de werknemer, met dien verstande dat het fonds nimmer een hoger bedrag aan verpleegkosten voor zijn rekening zal nemen dan overeenkomt met de naar het oordeel van de directie normale verpleegkosten.

  • 5. Er wordt een tegemoetkoming toegekend ter hoogte van de zgn. lage eigen bijdrage krachtens de AWBZ, die gehanteerd wordt voor de betreffende werknemer, gedurende de verpleegperiode waarin deze lage eigen bijdrage verschuldigd is, doch niet langer dan drie jaar.

  • 6. Indien de verpleegkosten niet door de ziektekostenverzekeraar worden vergoed en geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening van de werknemer komen, worden de voor eigen rekening komende verpleegkosten vergoed gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 12 maanden.

Artikel 3 Vergoeding van reis- en logieskosten

  • 1. De werknemers hebben bij opneming ter verpleging in en bij ontslag uit een inrichting, als bedoeld in het eerste lid van artikel 2, recht op:

    • a. vergoeding van reiskosten, zowel voor degene die wordt resp. is verpleegd als voor een begeleider, dan wel op

    • b. volledige vergoeding van de kosten van vervoer per taxi of ambulance, mits deze wijze van vervoer naar het oordeel van een door de directie aangewezen geneeskundige medisch noodzakelijk is.

  • 2. De werknemers hebben bij opneming ter verpleging en bij ontslag uit een inrichting, als bedoeld in het tweede lid van artikel 2, recht op vergoeding van reiskosten, zowel voor degene die wordt resp. is verpleegd als voor een begeleider, mits de begeleiding naar het oordeel van een door de directie aangewezen geneeskundige medisch noodzakelijk is. In dat geval bestaat ook recht op een tegemoetkoming in de logieskosten van de begeleider tot ten hoogste 80% van de kosten van noodzakelijk logies.

  • 3. Reiskosten uit hoofde van dit artikel worden vergoed tot het bedrag dat gevormd wordt door een door het bestuur vast te stellen bedrag per kilometer te vermenigvuldigen met het aantal kilometers tussen de woonplaats van degene ten behoeve waarvan vergoeding voor reiskosten wordt verstrekt en de plaats van de verpleging.

  • 4. Reiskosten van lokaal vervoer binnen de woonplaats van de werknemer worden niet, kosten van vervoer binnen de woonplaats per ambulance of taxi worden, mits deze wijze van vervoer medisch noodzakelijk is, wel vergoed.

  • 5. De werknemers hebben, indien zij of hun gezinsleden buiten hun woonplaats verpleegd worden in een inrichting in Nederland bovendien recht op vergoeding van reiskosten:

    • a. welke door de gezinsleden van de werknemer resp. door de werknemer zijn gemaakt voor het bezoeken van de zieke,

    • b. welke de zieke heeft gemaakt die een weekeinde of feestdagen heeft doorgebracht in het gezin waartoe hij of zij behoort. In dat geval worden ook de reiskosten van een begeleider vergoed.

  • 6. De vergoeding van de reiskosten als bedoeld in het vijfde lid zal slechts worden verleend als de verpleging buiten de woonplaats ten minste een week heeft geduurd en wordt toegekend vanaf het moment van de opneming ter verpleging voor maximaal 3 bezoeken per week.

  • De vergoeding van de reiskosten als bedoeld in het vijfde lid zal ten hoogste gelijk zijn aan het bedrag dat overeenkomstig de in lid 3 vermelde wijze, vice versa, wordt berekend. Zij omvat niet de kosten van het lokaal vervoer binnen de woonplaats van de werknemer.

Artikel 4 Dieet, versterkende middelen

  • 1. De werknemers hebben voor zich en hun gezinsleden recht op tegemoetkoming in de kosten van dieet en versterkende middelen indien het gebruik daarvan:

    • a. na een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben, blijkens een door de directie aangewezen geneeskundige, medisch noodzakelijk wordt geacht tot behoud of herstel van de gezondheid van betrokkene, en

    • b. buitengewone kosten met zich meebrengt.

  • 2. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, dient een dieet voor meer dan het laagste bedrag dat volgens de dieetkostentabel van de buitengewone lastenregeling van de inkomstenbelasting aftrekbaar is, kostenverhogend te zijn.

  • De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 275,– per jaar.

Artikel 5 Thuiszorg

  • 1. De werknemers hebben, gedurende de periode van 1 januari 2004 tot 1 januari 2007, recht op een tegemoetkoming in de kosten van thuiszorg (waartoe in ieder geval worden gerekend: gezinsverzorging, alfahulp voor huishoudelijke werkzaamheden en wijkverpleging) indien:

    • zijzelf als alleenstaande, of

    • de echtgenote, of zij die, anders dan in loondienst, deze plaats in het gezin inneemt,

  • na een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben naar het oordeel van een door de directie aangewezen geneeskundige, gedurende ten minste een week door ziekte in belangrijke mate buiten staat zijn/is de gewone huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Indien de werknemer er niet zelf in slaagt om thuiszorg te regelen, zal het fonds tevens behulpzaam zijn bij het daadwerkelijk laten plaatsvinden van bedoelde thuiszorg; ook hierbij geldt een door het bestuur vastgestelde procedure.

  • Daarnaast kan, onder door het bestuur te bepalen voorwaarden, een tegemoetkoming worden verstrekt indien sprake is van een sociale indicatie.

  • 2. Geen recht uit hoofde van dit artikel bestaat indien:

    • de echtgenote of de in het vorige lid bedoelde vervangster buitenshuis wordt verpleegd en tot het gezin van de werknemer geen inwonende kinderen beneden 18 jaar behoren, tenzij de werknemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt of,

    • indien thuiszorg nodig is ter zake van een bevalling of

    • indien en voor zover thuiszorg reeds voor de aanvang van de ziekte aanwezig was.

  • 3. Het bedrag der tegemoetkoming bedraagt maximaal € 55,– per week, doch niet langer dan drie jaar, en wordt uitgekeerd volgens daartoe door het bestuur te stellen regelen.

  • 4. Ingeval van overlijden van de echtgenote van een werknemer of van haar die anders dan in loondienst deze plaats in het gezin innam, is het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde gedurende een tijd van 18 maanden, aanvangende op de datum van overlijden, op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat in het hier bedoelde geval op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming over ten hoogste 26 weken aanspraak kan worden gemaakt.

  • Dit lid is niet van toepassing op de werknemer, die op de datum van het overlijden als in de vorige volzin bedoeld, de leeftijd van 55 jaar nog niet had bereikt en tot wiens gezin geen inwonende kinderen beneden 18 jaar behoren.

  • 5. Het in de vorige leden bepaalde is, voor zover mogelijk, van overeenkomstige toepassing in situaties waarin het bepaalde in artikel 1, onder b, sub 1, 2 en 3 toepassing vindt.

Artikel 6A Prothesen, hulpmiddelen en behandelingen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de kosten van prothesen, hulpmiddelen en behandelingen, echter alleen indien een door de directie aan te wijzen geneeskundige die prothese, hulpmiddel of behandeling medisch noodzakelijk heeft bevonden.

  • 2. Het bestuur bepaalt welke prothesen, hulpmiddelen en behandelingen als zodanig kunnen worden aangemerkt.

  • 3. De tegemoetkoming voor een prothese, hulpmiddel of behandeling bedraagt ten hoogste 80% van de voor eigen rekening komende kosten, tot een maximum van € 910,–; geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien het bedrag van de tegemoetkoming minder dan € 25,– zou bedragen.

Artikel 6B Gebitsprothesen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de kosten van gebitsprothesen.

  • 2. Het bestuur bepaalt wat als een gebitsprothese kan worden aangemerkt.

  • 3. De tegemoetkoming voor een gebitsprothese bedraagt 80% van de voor eigen rekening komende kosten, met een maximum van € 275,– in totaal gedurende drie jaar.

Artikel 7 Zwangerschapsvergoeding

  • 1. De werknemer heeft bij zwangerschap van zijn echtgenote of van de vrouw met wie hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan of van de vrouw met wie hij duurzaam samenwoont in de zin van artikel 1, onder b, sub 3 recht op een uitkering ten bedrage van € 115,– (zwangerschapsvergoeding).

  • 2. Bij zwangerschap van een vrouwelijke werknemer heeft deze eveneens recht op zwangerschapsvergoeding.

  • 3. De aanvraag om de zwangerschapsvergoeding kan eerst worden gedaan nadat de bevalling heeft plaats gevonden.

  • Ingeval de zwangerschap echter voordien eindigt, dient er een verklaring van een geneeskundige of verloskundige te worden overgelegd, waaruit blijkt dat de zwangerschap ten minste 26 weken gevorderd was.

  • 4. Het recht op zwangerschapsvergoeding vervalt wanneer de aanvraag niet binnen zes maanden na de datum van de bevalling door de directie is ontvangen.

  • 5. Ter zake van de geboorte van een tweeling wordt een zwangerschapsvergoeding van € 230,– en ter zake van de geboorte van een drieling wordt een zwangerschapsvergoeding van € 345,– uitgekeerd.

Artikel 8 Alternatieve geneeswijzen

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de kosten van alternatieve geneeswijzen die betrekking hebben op acupunctuur, natuurgeneeswijze, homeopathie, antroposofie, chiropractie of manuele geneeskunde.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt in totaliteit voor alternatieve geneeswijzen maximaal € 275,– per jaar.

  • 3. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen dient:

    • de zorgverzekeraar van de werknemer een vergoeding voor de betreffende alternatieve geneeswijze te verstrekken, of

    • de werknemer of zijn gezinslid door zijn geneeskundige doorverwezen te zijn naar een door het bestuur als zodanig erkende alternatieve genezer, indien de zorgverzekeraar geen vergoeding verstrekt.

Artikel 9 Terminale thuiszorg

  • 1. De werknemers hebben voor zich of hun gezinsleden recht op een tegemoetkoming in de verpleegkosten van terminale thuiszorg.

  • 2. Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen dient de werknemer een door het bestuur vastgestelde procedure gevolgd te hebben waarbij de aanvraag door een door de directie aangewezen geneeskundige dient te worden onderschreven.

  • 3. Het bedrag van de tegemoetkoming bedraagt maximaal € 140,– per dag en wordt uitgekeerd volgens daartoe door het bestuur te stellen regelen.

Artikel 10 Bijzondere aanschaffingen en bijzondere behandelingen

  • 1. Aan werknemers wordt, gehoord een door de directie daartoe aangewezen geneeskundige, een tegemoetkoming toegekend in de kosten van bijzondere aanschaffingen of bijzondere behandelingen t.b.v. henzelf of t.b.v. hun gezinsleden, met inachtneming van het hierna bepaalde.

  • 2. Het bestuur bepaalt welke aanschaffingen en welke behandelingen als bijzonder kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Een tegemoetkoming in de kosten van bijzondere aanschaffingen of van bijzondere behandelingen wordt verstrekt tot ten hoogste 80% van de voor eigen rekening van de werknemer komende kosten, tot een maximum van € 2.300,–, en wordt slechts eenmaal verleend, tenzij het bestuur anders beslist op grond van een advies van een door de directie aangewezen geneeskundige. In dat geval is het overigens in de vorige leden van dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing.

  • Geen tegemoetkoming wordt verstrekt, indien het bedrag van de tegemoetkoming minder dan € 115,– zou bedragen.

Artikel 11 Bijzondere kosten

Aan werknemers, die ten gevolge van het vervroegd uittreden een particuliere ziektekostenverzekering moeten afsluiten, worden, voor zover en zolang zij een uitkering ontvangen krachtens het Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven zoals bedoeld in artikel 9, lid 2 van de statuten, de voor eigen rekening komende kosten voor henzelf en hun gezinsleden ter zake van voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg, voor zover deze niet reeds geheel of ten dele zijn respectievelijk kunnen worden vergoed uit hoofde van de artikelen 2 tot en met 6 en 8 tot en met 10 van dit reglement, door het fonds vergoed, waarbij het bestuur een maximum aan het te vergoeden bedrag kan verbinden. Voorzieningen waarvoor een ziekenfonds in geval van verplichte verzekering geen tegemoetkoming zou verstrekken, komen echter niet voor vergoeding in aanmerking.

Indien het ziekenfonds in geval van verplichte verzekering een gedeeltelijke tegemoetkoming zou verstrekken, zal eenzelfde tegemoetkoming verstrekt worden.

Artikel 12 Geneeskundig onderzoek

Degene te wiens behoeve aanspraak op een vergoeding of tegemoetkoming op grond van dit reglement wordt gemaakt, is verplicht zich op de door het fonds vastgestelde tijd en plaats te onderwerpen aan een onderzoek door een vanwege het fonds aangewezen geneeskundige.

Artikel 13 Aanvraag en behandeling der vergoeding

De werknemer dient bij het fonds een aanvraag in voor een tegemoetkoming in de voor eigen rekening komende kosten van een voorziening of behandeling.

Bij de indiening wordt gebruik gemaakt van door het fonds verstrekte aanvraagformulieren. De werknemer dient daarbij nota's of andere bescheiden mee te zenden waaruit blijkt dat kosten zijn gemaakt.

De directie beslist op de aanvragen krachtens dit reglement.

Ingeval van afwijzing van het verzoek volgt een gemotiveerde afwijzingsbeslissing.

Artikel 14 Beëindiging der vergoeding

De directie is bevoegd een op grond van dit reglement toegekende vergoeding of tegemoetkoming te beëindigen, wanneer degene te wiens behoeve zij wordt verstrekt zich naar het oordeel van de directie tijdens de verpleging in een inrichting onbehoorlijk gedraagt of handelingen pleegt, waardoor het herstel ernstig wordt belemmerd.

Artikel 15 Weigering der vergoeding

De directie kan het verlenen van een vergoeding of tegemoetkoming op grond van dit reglement onthouden aan werknemers of hun gezinsleden, die onjuiste of onware inlichtingen verstrekken of onregelmatigheden plegen met bewijzen, welke moeten dienen om de noodzakelijkheid van het verlenen van vergoeding of tegemoetkoming aan te tonen. Deze onthouding kan zich uitstrekken tot later door dezelfde werknemer ingediende aanvragen om tegemoetkoming of vergoeding krachtens dit reglement.

Artikel 16 Wijziging van een inmiddels toegekende vergoeding of tegemoetkoming

Het bestuur is overigens te allen tijde bevoegd en gerechtigd om een inmiddels toegekend verzoek om vergoeding of tegemoetkoming, bij een wijziging van de gezondheidszorgregeling, aan te passen of zelfs in te trekken.

Artikel 17 Geen aanspraak op vergoeding

Op in dit reglement geregelde vergoedingen en tegemoetkomingen kan geen aanspraak worden gemaakt:

  • a. in gevallen, waarin het ziektegeval, ter zake waarvan overigens een vergoeding of tegemoetkoming zou kunnen worden toegekend, reeds is aangevangen voor de dag waarop degene die haar aanvraagt werknemer is geworden;

  • b. indien de aanvraag daartoe niet is ingediend binnen zes maanden na het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt, waarvoor ingevolge dit reglement vergoeding of tegemoetkoming kan worden verstrekt;

  • c. indien de werknemer en/of gezinsleden op wie de aanvraag betrekking heeft, buiten Nederland wonen of verblijf houden;

  • d. voor zover de kosten als in dit reglement bedoeld op enigerlei wijze door een ander fonds, een andere instelling, dan wel krachtens de wet worden vergoed of kunnen worden vergoed;

  • e. dan na overlegging van nota's of andere bescheiden waaruit ten genoege van het bestuur blijkt dat de kosten zijn gemaakt.

    Een en ander tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

Artikel 18 Beroep

De werknemers kunnen tegen de beslissing van de directie in beroep komen bij het bestuur.

STICHTING ALGEMEEN SOCIAAL FONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR HET GARANTIEFONDS

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a. het fonds:

  • de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

  • b. het bestuur:

  • het bestuur van het fonds;

  • c. de cao:

  • de Grafimedia cao;

  • d. de werknemer:

  • de werknemer in de zin der statuten van het fonds;

  • e. de werkgever:

  • de werkgever in de zin van artikel 9 der statuten van het fonds die niet van de verplichting tot aansluiting is vrijgesteld;

  • g. de Centrale Commissie:

  • de Centrale Commissie grafimedia.

Artikel 2 Doel

Het Garantiefonds strekt ertoe om betalingen te verstrekken aan werknemers van wie onmiddellijk of op langere termijn te verwachten is dat de arbeidsplaats komt te vervallen als gevolg van reorganisatie, liquidatie (faillissement daaronder begrepen), overdracht van zeggenschap of verhuizing. Al deze situaties worden in dit reglement aangeduid als reorganisatie.

Onder liquidatie wordt mede verstaan de liquidatie van een afdeling van een onderneming. Onder reorganisatie wordt hier verstaan iedere wijziging in de organisatie- en/of productiestructuur van een onderneming.

Artikel 3 Bestedingsdoeleinden

Nadat de administratie van het fonds de door de werkgever verstrekte gegevens heeft getoetst en deze akkoord heeft bevonden, worden uit het Garantiefonds onder verantwoordelijkheid van het bestuur:

  • a. aan werknemers de in artikel 6, lid 1 bedoelde betalingen verstrekt;

  • b. aan werkgevers de in artikel 6, lid 2 bedoelde betalingen verstrekt na ontvangst van een daartoe door de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB dan wel een nader door de Raad voor Overleg aan te geven instantie afgegeven betalingsopdracht.

Artikel 4 Middelen

De middelen van het Garantiefonds worden gevormd door:

  • a. het deel van de opbrengst der werkgeverspremies in de zin van artikel 2 van het Algemeen reglement dat bestemd is te worden geboekt ten gunste van het Garantiefonds;

  • b. een storting uit de door de werknemers opgebrachte bijdragen als bedoeld in artikel 3 van het Algemeen reglement, gelijk aan het onder a bedoelde deel van de opbrengst der werkgeverspremies;

  • c. de op de werkgever verhaalde betalingen door het fonds;

  • d. de rente van de belegde middelen van het Garantiefonds;

  • e. alle andere baten die aan het Garantiefonds mochten toevallen.

Artikel 5 Procedure

  • 1. Indien de werknemer na ontslag, dat is gebaseerd op een door de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening (RDA) afgegeven ontslagvergunning(en) en dat rechtstreeks het gevolg is van een plan tot reorganisatie, een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, dan is de werkgever verplicht hem daarop een aanvulling te verlenen. De aanvullingsregeling is overeenkomstig van toepassing indien de werknemer tijdens de werkloosheid ziek wordt.

  • Daarbij is de werkgever gehouden terstond het Garantiefonds te informeren voor welke werknemer(s) ontslag zal volgen onder overlegging van de betreffende ontslagvergunning(en) ten gevolge van reorganisatie en individuele gegevens van de desbetreffende werknemer(s). Het Garantiefonds toetst de gegevens aan de voorwaarden van de regeling. Wordt hieraan voldaan, dan verstrekt het Garantiefonds een aanvulling.

  • 2. Indien in een situatie, als in het vorige lid bedoeld, geen sprake is van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar wel van een lager salaris bij een nieuw dienstverband, dan is de werkgever verplicht de werknemer een aanvulling te verlenen, behalve indien de werknemer 57½ jaar of ouder is. De werknemer zal hiertoe zelf het initiatief moeten nemen. De informatieplicht van de werkgever en de werkwijze van het Garantiefonds zijn overeenkomstig van toepassing zoals in het vorige lid omschreven.

  • 3. De aanvulling als in dit artikel bedoeld op het lager salaris wordt aan de werknemer uitgekeerd door het Garantiefonds, voor de duur en tot de hoogte als is bepaald in de artikelen 7 en 8, waarbij de vaststelling en verstrekking geschieden volgens de door het bestuur nader vast te stellen regels.

Artikel 6 Betalingen

  • 1. Uit het Garantiefonds worden door het bestuur aan werknemers de volgende betalingen gedaan:

    • a. de aanvulling op de werkloosheidsuitkering en/of lager loon zoals omschreven in de artikelen 5 en 7;

    • b. de uitkering aan werknemers van 57½ jaar en ouder, zoals omschreven in de artikelen 5 en 8;

    • c. voorzieningen in bijzondere hardheidsgevallen, welke voorzieningen per geval door de Centrale Commissie zullen worden vastgesteld;

    • d. bijdragen – in geval van ontslag als omschreven in artikel 5, lid 1 – in verhuis- en inrichtingskosten voor de werknemer, die een werkkring aanvaardt in een andere gemeente en als gevolg daarvan moet verhuizen. Uitgezonderd hiervan is de situatie van verhuizing van het eigen bedrijf waarbij de mogelijkheid werd geboden om mee te gaan.

    • De hier bedoelde bijdrage bedraagt € 2.950 voor werknemers met een eigen huishouding resp. € 1.815 voor overige werknemers (onder aftrek van eventuele premies van de overheid en ter beoordeling van de Centrale Commissie);

    • e. in gevallen van faillissement bovendien: achterstallig salaris, salaris over de vakantieperiode waarop de werknemer recht heeft, vakantietoeslag, salaris over de opzegtermijn en de aanvulling als bedoeld in artikel 5 voor zover de cao deze rechten aan de werknemer toekent;

    • f. de aanvulling bij faillissement: in geval van een besluit tot stopzetting van een bedrijf, dat in staat van faillissement is verklaard, is het bepaalde in artikel 5 ook van toepassing indien de werknemer, onmiddellijk of na opzegging tijdens de opzegtermijn, elders een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt met het doel de schade voor de boedel te beperken.

  • Deze betalingen op grond van het onder a en b bepaalde, alsmede de betalingen in gevallen van faillissement geschieden zolang en in zoverre de wet hierin niet voorziet.

  • 2. Betalingen ten laste van het Garantiefonds in het kader van saneringsoperaties worden door het bestuur gedaan na daartoe van de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB dan wel een nader door de Raad voor Overleg aan te geven instantie opdracht te hebben ontvangen. Door het bestuur in overleg met de Raad voor Overleg vast te stellen procedureregels worden daarbij in acht genomen.

Artikel 7 Uitkering bij aanvulling op WW of lager salaris

  • 1. De hoogte van de aanvulling is als volgt: aanvulling vindt plaats tot 95% van het door de werknemer laatstverdiende nettosalaris, met dien verstande, dat de aanvulling nooit meer zal bedragen dan 20% van het nettosalaris.

  • 2. Bij de berekening van de netto-aanvulling wordt uitgegaan van wettelijke uitkeringen en de belasting- en premieheffing zoals die gelden op het moment van beëindiging van het dienstverband respectievelijk van het nieuwe lagere salaris.

  • Het netto-aanvullingsbedrag wordt eenmalig vastgesteld op het moment van beëindiging van het dienstverband respectievelijk met ingang van het nieuwe lagere salaris.

  • De aanvulling gaat in op de dag, volgende op de laatste dag van het dienstverband. Voor de bepaling van het laatstverdiende nettosalaris resp. van het netto nieuwe lagere salaris wordt uitgegaan van het brutosalaris, waarnaar de WW-uitkering is berekend.

  • 3. De bedoelde aanvulling vindt plaats, voor zover deze niet geheel of gedeeltelijk samenvalt met een wettelijke loonsuppletieregeling.

  • 4. De duur van de periode waarover de aanvulling wordt verleend, is als volgt:

    • voor werknemers tot en met 39 jaar: 13 weken, verlengd met vier weken per vol dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en twee weken per vol dienstjaar voor de volgende 20 dienstjaren;

    • voor werknemers van 40 tot en met 49 jaar: 26 weken, verlengd met vier weken per vol dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en twee weken per vol dienstjaar voor de volgende 20 dienstjaren;

    • voor werknemers van 50 tot en met 57½ jaar: 58 weken, verlengd met vier weken per vol dienstjaar voor de eerste 10 dienstjaren en twee weken per vol dienstjaar voor de volgende 20 dienstjaren, doch totaal maximaal een periode van 130 weken.

  • De periode van aanvulling zal nooit langer zijn dan de duur van de loongerelateerde uitkeringsperiode waarop de betreffende werknemer recht heeft in het kader van de Werkloosheidswet.

Artikel 8 Uitkering bij regeling werknemers van 57½ jaar en ouder

  • 1. Ten aanzien van werknemers van 57½ jaar en ouder die worden ontslagen is artikel 7 niet van toepassing. Aan hen verstrekt de werkgever een uitkering zodanig dat, gemeten over de voor de betrokken werknemer geldende looptijd van de reorganisatieregeling, de waarde van deze uitkering zoveel mogelijk gelijk is aan het verschil tussen de hierna genoemde percentages van het netto-inkomen en de netto wettelijke werkloosheidsuitkeringen:

    • tot de 61-jarige leeftijd: 95%;

    • van de 61-jarige leeftijd tot de 65-jarige leeftijd: 90%,

  • met dien verstande dat vaststelling en verstrekking geschieden volgens door het Garantiefonds nader te stellen regels.

  • 2. Indien een in dit artikel bedoelde werknemer een nieuwe werkkring aanvaardt, heeft hij geen recht meer op aanvullingen als bedoeld in het vorige lid. Volgt daarna bij de nieuwe werkgever onvrijwillig ontslag, dan herleeft tegenover de oude werkgever de aanspraak op de aanvullingen, als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Onder het inkomen, in dit artikel bedoeld, worden verstaan de volgende bestanddelen van het jaarinkomen, waarop de werknemer krachtens cao of individuele arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken: het vast overeengekomen salaris, ploegendiensttoeslag, spaarpremie, jaarlijkse vaste gratificatie, winstdelingsuitkering, vakantietoeslag en tegemoetkoming in een vrijwillige ziektekostenverzekering.

Artikel 9 Geen aanvulling

Voor de in artikel 5 bedoelde aanvulling komt niet in aanmerking:

  • de werknemer van wie de dienstbetrekking wordt beëindigd na drie jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid;

  • de werknemer die naar het oordeel van de Centrale Commissie een redelijk aanbod van de werkgever tot ander gelijksoortig en gelijkwaardig werk weigert;

  • de werknemer, die zelf heeft opgezegd, tenzij hem een ontslagvergunning zou zijn verleend op grond van het feit, dat volgens een plan tot reorganisatie voor ontslag hij in aanmerking zou zijn gekomen en hij dan nog in dienst van de werkgever zou zijn geweest;

  • de werknemer van wie aangetoond kan worden, dat niet een plan tot reorganisatie doch andere oorzaken redenen zijn tot ontslag;

  • de werknemer, die de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.

Artikel 10 Verhaal

  • 1. Alle betalingen aan werknemers uit hoofde van artikel 6, lid 1, met uitzondering van de betalingen vermeld onder c en d, worden door het Garantiefonds verhaald op de desbetreffende werkgevers.

  • 2. Verhaal van de aanvulling als bedoeld in artikel 5 blijft achterwege in geval dispensatie is verleend aan de werkgever.

  • Deze gehele of gedeeltelijke dispensatie wordt gegeven bij liquidatie als gevolg van ziekte, ouderdom of overlijden van de werkgever, indien de Centrale Commissie, gelet op de omstandigheden en na ingewonnen accountantsadvies, dat redelijk acht.

  • 3. De aanvullingen respectievelijk uitkeringen die door het Garantiefonds zijn betaald krachtens de artikelen 7 en 8 worden maandelijks verhaald op de werkgever. In geval er echter uitsluitend sprake is van een reorganisatie, liquidatie, overdracht van zeggenschap of verhuizing, komen de aanvullingen respectievelijk uitkeringen die door het Garantiefonds zijn betaald krachtens artikel 8, voor een door het bestuur nader vast te stellen gedeelte voor rekening van het Garantiefonds.

Artikel 11 Pensioenopbouw

Voor de toepassing van het bepaalde in artikel 6, lid 1, sub b wordt de werknemer geacht in dienstbetrekking tot het fonds te staan en wordt het fonds geacht werkgever te zijn in de zin van artikel 12 van de statuten van de Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven.

Deze werknemer is verplicht, na daarover in kennis te zijn gesteld door het fonds, een aanvraag tot uitkering krachtens de Wet privatisering FVP te doen. Bij niet-nakoming van deze verplichting zal de betrokken werknemer naar evenredigheid worden gekort in zijn pensioenopbouw ter grootte van de FVP-bijdrage die de betrokkene had kunnen ontvangen.

Artikel 12 Uitbetaling v.z.v. middelen aanwezig

Betalingen als bedoeld in artikel 6 worden slechts gedaan voor zover de in het Garantiefonds aanwezige middelen na aftrek van alle andere op dat fonds rustende verplichtingen voor de uitbetaling daarvan toereikend zijn.

Artikel 13 Aftrek van inkomsten op uitbetalingen

De werknemer aan wie uitbetalingen worden gedaan waarvan de hoogte afhankelijk is van inkomsten welke hij naast de uitkering geniet, kan worden verplicht aan het fonds opgave van die inkomsten te doen op de wijze en binnen de termijn door het bestuur bepaald. Bij gebreke van het doen van een aan hem gevraagde opgave is het bestuur bevoegd de uitbetalingen onmiddellijk na het verstrijken van de daarvoor gestelde datum in te trekken.

Artikel 14 Beheer

Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer der middelen en voor de administratieve gegevensverwerking.

Artikel 15 Kosten van administratie en beheer

Het doorbelasten van kosten, die worden gemaakt ten behoeve van de administratie en het beheer van het Garantiefonds, geschiedt als volgt:

  • kosten in verband met uitkeringen ingevolge reorganisatie, fusie en liquidatie worden maandelijks, volgens door het bestuur vast te stellen regels, bij de werkgever, op wie de betreffende uitkering wordt verhaald, in rekening gebracht;

  • kosten in de overige gevallen, waaronder die in verband met faillissement, komen ten laste van het Garantiefonds.

Artikel 16 Reglementswijziging

Wijziging van het reglement geschiedt door het bestuur, zulks ingevolge een verzoek van de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB.

Artikel 17 Opheffing

Het bestuur gaat over tot intrekking van dit reglement indien de Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB hiertoe verzoekt. Het zal daarbij gelijktijdig moeten besluiten tot opheffing van het Garantiefonds. Een bij de opheffing na alle gedane betalingen aanwezig batig saldo zal voor de helft ter beschikking worden gesteld aan de in artikel 14, lid 1 der statuten van het fonds genoemde grafische werkgeversorganisatie en voor de helft ter beschikking van de in artikel 14, lid 1 der statuten van het fonds genoemde grafische werknemersorganisaties.

Artikel 18 Geschillen

Geschillen over het van toepassing zijn van de Reorganisatieregeling en de uitvoering daarvan worden behandeld en beslist door de Centrale Commissie.

Artikel 19 Slotbepaling

Dit reglement kan worden aangehaald als „Reglement voor het Garantiefonds".

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De naam der stichting is „Stichting Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven".

  • Zij wordt in de statuten aangeduid als „het fonds".

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel en middelen

  • 1. Het fonds heeft tot doel: aan degenen die als werknemer in de zin van deze statuten kunnen worden aangemerkt en die op grond van de – bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten, geldende in de onder de werkingssfeer van het fonds vallende bedrijfstakken – getroffen regelingen inzake vervroegde uittreding vervroegd uit het arbeidsproces treden volgens daartoe bij reglement te stellen regelen, een uitkering te verzekeren.

  • 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door van de werkgevers en werknemers als bedoeld in de statuten premies te heffen, te innen en te beleggen, opdat er vanuit deze beleggingen voldoende middelen zijn om de uitkeringen als bedoeld in lid 1 te verstrekken.

  • 3. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • a. de opbrengst van de door de werkgevers en werknemers te betalen premies, waaraan de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst ten grondslag ligt, en overeenkomstig de bij reglement nader te stellen regels;

    • b. de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • c. alle andere baten die het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven behoren het grafimedia-bedrijf.

  • 3. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

  • 4. Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

    • het Grafisch bedrijf;

    • het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf;

    • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    • het Zeefdrukbedrijf;

    • het Dagbladbedrijf;

    • het Reprografisch bedrijf;

    • het Digitaal printbedrijf;

    • overige grafimedia-bedrijven.

Artikel 4 Grafisch bedrijf

  • 1. Tot het grafisch bedrijf behoren ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal.

  • 2. Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen en Flexodrukkerijen.

  • 3. Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen.

  • 4. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 5. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 5 (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 4 en 7.

  • Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

  • Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten.

  • De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • 2. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met (fotozet-) en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

Artikel 6 (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

  • Hiertoe worden onder meer gerekend:

    • het Boekbindbedrijf;

    • Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

    • Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

    • Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

    • Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • 2. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaats vinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

  • 3. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden 1 en 2 genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • 4. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaats vinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 en 2 in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9b, sub c.

Artikel 7 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen, die geheel of in overwegende mate de zeefdruktechniek, ongeacht het te bedrukken materiaal, toepassen en deze eventueel combineren met activiteiten zoals tampondrukken, flock printen, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd.

  • 2. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de grafimedia cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 8 Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten.

Artikel 9 Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

  • Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen.

  • Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren („elektrofotografie"), scannen en (digitaal) printen, (digitaal) printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

  • Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

  • Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto) kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van de reprografie.

  • 3. Tevens worden niet tot het reprografisch bedrijf gerekend:

    • werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao's voor de ICK-branche vallen;

    • werkgevers die, vanwege het bestaan van de cao voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland lid zijn van de Werkgeversvereniging Foto-finishing Bedrijven en hun werknemers.

  • 4. Tot het reprografisch bedrijf behoren tevens werkgevers die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en die om die reden de cao voor het Reprografisch Bedrijf toepassen.

Artikel 9a Digitaal printbedrijf

  • 1. Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid 2 van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier).

  • Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de CAO voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 2. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd:

  • vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

  • Deze printtechnieken kunnen zijn:

    • elektrofotografisch printen

    • elektrostatisch printen

    • magnetografisch printen

    • thermografisch printen

    • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

    • thermal transfer printen

    • laser fotografisch printen

Artikel 9b Overige grafimedia-bedrijven

Tot de overige grafimedia-bedrijven behoren de volgende ondernemingen:

  • a. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten;

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

Artikel 10 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 11 Werkgever

Werkgever is:

  • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot grafische bedrijven;

  • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafische bedrijven behoren en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafische bedrijven en die tevens uit hoofde van:

    • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao's, de statuten en reglementen moet naleven.

Artikel 12 Werknemer

  • 1. Werknemer is:

    • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 11, sub a genoemde werkgever;

    • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 11, sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot grafische bedrijven,

    • en die uit hoofde van:

      • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao,

    • I. voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 9a en 9b:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis"-zeefdrukinrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het Dagbladbedrijf:

      • 1. met betrekking tot werknemers in technische, administratieve en leidinggevende functies, gericht op de samenstelling en/of productie en/of het verzend gereedmaken en/of de expeditie van dagbladen, daaronder mede begrepen correctoren en chauffeurs:

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 2;

        • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • 2. met betrekking tot werknemers, die als hoofdtaak administratieve arbeid verrichten (daaronder begrepen werkzaamheden van correctoren, van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst, van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sector en van personeel in de buitendienst, die inspectie-, acquisitie-, colportage- en/of incassowerkzaamheden verrichten):

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 1;

        • b. functionarissen, behorende tot de directiestaf, alsmede andere hogere functionarissen;

        • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenafdeling);

        • d. degenen, die werkzaam zijn als directeur-hoofdredacteur;

        • e. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

  • de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd:

    • I. voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 9a en 9b:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

      • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis"-zeefdrukinrichtingen);

    • III. voor zover het betreft het Dagbladbedrijf:

      • 1. met betrekking tot werknemers in technische, administratieve en leidinggevende functies, gericht op de samenstelling en/of productie en/of het verzend gereedmaken en/of de expeditie van dagbladen, daaronder mede begrepen correctoren en chauffeurs:

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 2;

        • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • 2. met betrekking tot werknemers, die als hoofdtaak administratieve arbeid verrichten (daaronder begrepen werkzaamheden van correctoren, van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst, van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sector en van personeel in de buitendienst, die inspectie-, acquisitie-, colportage- en/of incassowerkzaamheden verrichten):

        • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 1;

        • b. functionarissen, behorende tot de directiestaf, alsmede andere hogere functionarissen;

        • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenafdeling);

        • d. degenen, die werkzaam zijn als directeur-hoofdredacteur;

        • e. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

    • IV. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

      • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

      • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

      • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

      • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

Artikel 13 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste 14 leden van wie:

    • a. zeven worden aangewezen door de werkgeversorganisatie: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zeven worden aangewezen door de werknemersorganisaties, te weten:

    • zes door FNV Kunsten Informatie en Media;

    • één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vacature ontstaat wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 14 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde. De voorzitters treden om beurten, telkens voor de duur van een kalenderjaar, als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een secretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde. Voor de duur van het kalenderjaar, dat de voorzitter van werkgeverszijde, respectievelijk van werknemerszijde optreedt als voorzitter, treedt de secretaris van werknemerzijde, respectievelijk van werkgeverszijde op als secretaris en de secretaris van werkgeverszijde respectievelijk van werknemerszijde als plaatsvervangend secretaris.

  • 3. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering de voorzitter uit haar midden aan.

  • 4. Het in artikel 13, leden 4 tot en met 6 en artikel 15 bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 14a Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde gezamenlijk, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, sub b van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 15 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zo veel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw ter vergadering bijeen geroepen.

  • In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden geen besluit kon worden genomen.

  • In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan het bestuur langs de weg van schriftelijke besluitvorming een besluit nemen. Hiertoe zal het dagelijks bestuur schriftelijk aan de bestuursleden een voorstel doen. De bestuursleden hebben veertien dagen nadien de mogelijkheid om te kennen te geven dat een of meer van hen zich niet met het voorstel kan verenigen. Indien een of meer van de bestuursleden zich niet met het voorstel kan verenigen, wordt het voorstel op een bestuursvergadering behandeld.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in de statuten anders is bepaald.

  • 5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 7. Bij staking van stemmen over personen vindt vrije herstemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen op zich verenigden. Zo nodig wordt bij tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen herstemming zal plaatsvinden. Indien bij de tweede herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 16 Taak van het bestuur

  • 1.

    • a. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen, is belast met het beheer van het vermogen en stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar. Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.

    • b. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

    • c. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van te verwachten inkomsten en uitgaven van het daaropvolgende jaar.

  • De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoeleinden en activiteiten. Deze begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar; het bestuur kan besluiten voor die beschikbaarstelling een kostenvergoeding in rekening te brengen.

  • 2. Het bestuur kan bepaalde hem toekomende bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur en aan de directie.

  • Het bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, alsmede de bevoegdheid om de statuten te wijzigen; daarbij dient het bestuur in de gelegenheid te worden gesteld om binnen 14 dagen na verzending van de stukken betreffende de reglementsvaststelling, -wijziging, -intrekking dan wel betreffende de statutenwijziging aan te geven of het bespreking van het voorstel in een vergadering van het bestuur op prijs stelt. Indien één van de leden van het dagelijks bestuur zich met het voorstel niet kan verenigen, resp. indien één der bestuursleden daartoe de wens te kennen geeft, zal een bestuursvergadering worden uitgeschreven. Voor wat betreft de statutenwijziging is alsdan een gekwalificeerde meerderheid als genoemd in de statuten vereist.

Artikel 16a Beheer vermogen

  • 1. Voor zover gelden van het fonds voor belegging beschikbaar zijn, worden deze door het bestuur op solide wijze belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administratie van het fonds.

  • De titels betreffende geldleningen op schuldbekentenis worden bewaard in een kluis van de administratie.

  • Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 17 Instelling kassen

Het bestuur is bevoegd binnen het fonds afzonderlijke kassen in te stellen:

  • a. voor de financiering van de uitkeringen wegens vervroegd uittreden uit het arbeidsproces door oudere werknemers;

  • b. voor de afzonderlijke bedrijfstakken; een en ander met dien verstande dat voor de afzonderlijke kassen verschillende premiepercentages kunnen gelden.

Artikel 18 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt reglementen vast ter regeling van:

    • a. de voorwaarden waaronder aan vervroegd uit het arbeidsproces getreden werknemers een uitkering ter zake van de regeling „vervroegd uittreden door oudere werknemers", als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan worden toegekend;

    • b. de wijze van berekening der sub a bedoelde uitkering;

    • c. de ter uitvoering van de sub a bedoelde regeling vast te stellen, te heffen en door de werkgever, en de werknemer te betalen premie;

    • d. de rechten en verplichtingen van werkgever en werknemer, voor zover al niet begrepen onder dan wel voortvloeiend uit het sub a t/m c bepaalde;

    • e. andere onderwerpen die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging en intrekking van reglementen.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over vaststelling, wijziging of intrekking van reglementen behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij benoemd zijn.

  • 4. De reglementen en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 19 Directie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een directie, bestaande uit de algemeen directeur en de overige directeuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de directieleden worden in door het bestuur vast te stellen instructies geregeld. Bij die instructies kunnen het bestuur en het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de directieleden delegeren.

Artikel 20 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. De door het bestuur aangewezen externe registeraccountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van baten en lasten.

  • 2. Het verslag is overeenkomstig de statutaire bestedingsdoeleinden resp. activiteiten gespecificeerd en gecontroleerd door de accountant; uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoeleinden zijn gedaan.

  • 3. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 21 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Het eerste boekjaar betreft de periode vanaf de datum van oprichting tot en met 31 december 1975.

Artikel 23 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door een meerderheid van ten minste zes/zevende van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij benoemd zijn.

  • 4. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 5. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register.

  • 6. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking voordat een volledig exemplaar van die wijzigingen, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 24 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering genomen met een meerderheid van ten minste zes/zevende der ter vergadering uitgebrachte stemmen, hetzij met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen, indien het bestuur beslist dat de vervroegde uittredingsregelingen in verband met van overheidswege getroffen wettelijke voorzieningen dienen te vervallen;

    • 2. door insolventie, nadat het in staat van faillissement is verklaard, of door de opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur een of meer personen die met de vereffening worden belast.

  • 4. Na het besluit tot ontbinding, wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd: „in liquidatie".

  • 5. Gedurende de vereffening treden de vereffenaars in de bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding zijn door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd over daarna gelegen perioden, en kunnen geen wijzigingen meer in de statuten en het reglement van het fonds worden aangebracht.

  • 6. Het bestuur beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen. Aan een eventueel batig liquiditeitssaldo wordt een bestemming gegeven die zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel van het fonds.

  • 7. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken, schriftelijk verslag uit van de vereffening aan het bestuur onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 16 de jaarrekening hebben vastgesteld en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 8. Nadat het bestuur het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt het bestuur een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING FONDS WERKTIJDVERMINDERING OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERVROEGD UITTREDEN OUDERE WERKNEMERS IN DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel l Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

boekjaar:

kalenderjaar;

deelnemer:

degene die vervroegd uit het arbeidsproces is getreden op grond van de regeling inzake vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de statuten;

ASF:

Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven;

Lisv:

Landelijk instituut sociale verzekeringen;

PGB:

Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven;

ZW, WAZ, WAO:

Ziektewet, Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

WW:

Werkloosheidswet;

ZW-dagloon:

het dagloon dat voor de verzekerden uit de Sector grafische bedrijven wordt berekend met toepassing van artikel 15 van de ZW en de daarop steunende algemene dagloonregelen en met inachtneming van het „Bijzonder Dagloonbesluit Ziektewet" ten behoeve van de Sector grafische bedrijven van het Lisv, en zoals dat voor de deelnemer zou zijn vastgesteld bij voortduren van het dienstverband;

uittredingsperiode:

de tijd gedurende welke de deelnemer aanspraak kan maken op uitkeringen;

werkgever:

de werkgever in de zin van de statuten;

werknemer:

de werknemer in de zin van de statuten, met uitzondering van de werknemer die als journalist werkzaam is, respectievelijk redactie-stenograaf of corrector hoofdzakelijk belast met journalistieke arbeid, in een dagbladonderneming of onderdeel van een onderneming.

HOOFDSTUK II VUT 60 JAAR EN OUDER

Artikel 2 Deelneming

  • 1. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben, met inachtneming van de gefaseerde uittredingsleeftijd zoals opgenomen in de tabellen I en II, recht op vervroegd uittreden, indien zij na het bereiken van hun 50e verjaardag 10 jaar onafgebroken werkzaam zijn geweest als werknemer (zgn. 10-jaarscriterium).

  • Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent de voorwaarden voor deelneming, waaronder die ten aanzien van:

    • de beoordeling van het 10-jaarscriterium;

    • de beoordeling van perioden, waarbij een loondoorbetalingsverplichting door de werkgever tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel een uitkering krachtens de ZW, WAO of in totaal 26 weken WW (dan wel een eventuele verlenging van die termijn), niet als onderbreking van de werkzaamheden worden aangemerkt.

  • 2. Een werknemer op wie, als gevolg van een eerste verbindendverklaring van de statutaire werkingssfeer, een cao dient te worden toegepast, wordt voor de toepassing van de termijncriteria geacht in de verzekerdenadministratie te zijn opgenomen geweest gedurende de periodes, gelegen voor het tijdstip van de inwerkingtreding van die eerste algemene verbindendverklaring, waarin hij werkzaamheden verrichtte die gerekend worden tot de werkingssfeer.

  • 3. Deelneming is niet mogelijk voor werknemers, die aanspraak hebben op een loondoorbetaling tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid dan wel op een volledige uitkering krachtens de WAZ en/of WAO.

  • 4. De vervroegde uittreding kan ingaan op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin is voldaan aan de voorwaarden om vervroegd uit te treden.

Artikel 3 Uitkeringen

  • 1. De deelnemer heeft gedurende de uittredingsperiode recht op een maandelijkse bruto-uitkering ten laste van het fonds. De hoogte daarvan wordt bij aanvang eenmalig vastgesteld en is gebaseerd op een percentage van het nettoloon.

  • 2. Ter bepaling van het nettoloon wordt uitgegaan van het werkelijke ZW-dagloon, zoals dat tijdens het direct aan de vervroegde uittreding voorafgaande dienstverband zou zijn vastgesteld, vermeerderd met de vakantietoeslag en eventuele jaarlijkse gratificaties en verminderd met alle wettelijke en daarmee gelijk te stellen inhoudingen.

  • 3. Ter vaststelling van de maandelijkse bruto-uitkering wordt het aldus in het vorige lid bepaalde nettoloon verhoogd met de tijdens de vervroegde uittreding wettelijk verschuldigde premies en belastingen en verlaagd met de vakantietoeslag en de eventuele jaarlijkse gratificaties.

  • 4. Het percentage van het nettoloon, zoals bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

    • voor degenen die geboren zijn vanaf 1 februari 1937 tot 1 januari 1949 volgens een aflopende schaal, zoals opgenomen in tabel I;

  • 5. De maandelijkse bruto Vut-uitkering wordt aangepast aan loonsverhogingen, voor zover deze zijn overeengekomen in de collectieve arbeidsovereenkomst, zoals die op de betreffende werknemer voorafgaande aan diens vervroegd uittreden van toepassing was.

  • 6. Deelnemers hebben bovendien recht op:

    • a. een vakantietoeslag overeenkomstig de op hen van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling;

    • b. een toeslag ter medeberekening van de vaste jaarlijkse, en in een week-, maand- of periodeloon dan wel in een vast percentage daarvan uitgedrukte gratificaties en/of uitkeringen, voor zover de deelnemers in het jaar direct voorafgaande aan de vervroegde uittreding daarop aanspraak hadden krachtens een schriftelijk vastgelegd(e)

      • (individuele) arbeidsovereenkomst, of

      • reglement;

    • c. een toeslag als tegemoetkoming in de premie verschuldigd wegens een door de deelnemer voortgezette particuliere ziektekostenverzekering en wel tot maximaal het bedrag dat de deelnemer van zijn werkgever ontving als bijdrage in de kosten van die verzekering;

    • d. een netto spaarloontoeslag ter grootte van 1,05% van het loon genoemd in artikel 2, lid 6, sub 2, van het Spaarloonreglement van het SGB, mits de deelnemer direct voorafgaande aan zijn vervroegde uittreding werknemer was in de zin van de statuten van het SGB.

  • 7. Voor de deelnemer zal het loon waarnaar de uitkering wordt berekend niet meer bedragen dan anderhalf maal het maximum uitkeringsloon als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, zoals dat per 1 januari van het desbetreffende jaar is vastgesteld. Heeft een deelnemer bovendien recht op een toeslag als bedoeld in lid 6, sub a en b, dan kan desondanks de som van het uitkeringsloon, als in de eerste zin bedoeld, en deze toeslag(en) niet meer bedragen dan anderhalf maal het genoemde maximumloon krachtens de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen.

  • 8. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst over de maand waarin de vervroegde uittreding plaatsvond. De vakantietoeslag wordt in de maand mei betaald, de toeslag wegens gratificaties en/of uitkeringen alsmede de spaarloontoeslag in de maand december, terwijl de toeslag als tegemoetkoming in de kosten van een particuliere ziektekostenverzekering tegelijk met de uitkering in maandelijkse termijnen wordt betaald.

  • 9. Bij de eerste betaling en bij iedere wijziging van de uitkering verstrekt het fonds aan de deelnemer een specificatie van het betaalde bedrag.

  • 10. Het bestuur is bevoegd bij de berekening van het in het tweede lid bedoelde loon, het loon dat is verschuldigd of wordt genoten ter zake van opvoering van het aantal gewerkte uren anders dan vanwege een medisch vastgestelde toegenomen mate van arbeidsgeschiktheid, dan wel bepaalde loonbestanddelen buiten beschouwing te laten indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • Het bestuur is bovendien bevoegd, met betrekking tot de toeslagen als bedoeld in lid 6, gedeelten van de vakantietoeslag, van gratificaties en/of uitkeringen en van vergoedingen die van de werkgever werden ontvangen in de kosten van een ziektekostenverzekering buiten beschouwing te laten, indien, naar het oordeel van het bestuur, de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 11. Uitsluitend ter uitvoering van het op 1 januari 1982 in werking getreden agreement – aangegaan tussen het fonds en een aantal stichtingen en ondernemingen die vervroegde uittreding regelen in verwante bedrijfssectoren met het oogmerk de nadelige gevolgen bij vervroegde uittreding ten gevolge van verandering van werkzaamheden of werkkring, zoveel mogelijk tegen te gaan wordt wanneer toepassing van het agreement leidt tot vervroegde uittreding, de uitkering in afwijking van het in de vorige leden van dit artikel bepaalde, berekend overeenkomstig de daarvoor in het agreement gestelde regelen.

HOOFDSTUK IV EERDER/LATER VERVROEGD UITTREDEN

Artikel 6 Eerder/later met Vut (60 jaar en ouder)

  • 1. Werknemers ouder dan 60 jaar hebben de mogelijkheid eerder vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden, doch niet eerder dan op 60-jarige leeftijd.

  • Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering als volgt aangepast:

  • het aantal oorspronkelijke uitkeringsmaanden wordt gedeeld door het totaal aantal uitkeringsmaanden en vervolgens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage, dat zou zijn toegepast bij het reguliere uittredingsmoment. Vervolgens wordt hierop 0,1% per eerder uitgetreden maand in mindering gebracht.

  • De uiteindelijke uitkeringshoogte in procenten zal, op een door het bestuur te bepalen wijze, worden afgerond.

  • 2. Indien een werknemer, binnen de mogelijkheden genoemd in het vorige lid eerder vervroegd uittreedt, worden de opbouw van pensioenaanspraken en de verschuldigde pensioenpremie gedurende de gehele vervroegde uittredingsperiode hierop afgestemd volgens door het bestuur te bepalen regels.

  • Eveneens worden de hoogte van de spaarloontoeslag en van de toeslag wegens voortgezette particuliere ziektekostenverzekering bepaald bij door het bestuur vast te stellen regels.

  • 3. Werknemers van 60 jaar en ouder hebben de mogelijkheid op een later moment vervroegd uit te treden dan de leeftijd waarop zij normaliter vervroegd zouden kunnen uittreden.

  • Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, wordt hun uitkering als volgt aangepast:

  • het aantal oorspronkelijke uitkeringsmaanden wordt gedeeld door het totaal aantal uitkeringsmaanden en vervolgens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage, dat zou zijn toegepast bij het reguliere uittredingsmoment.

  • De uiteindelijke uitkeringshoogte in procenten zal, op een door het bestuur te bepalen wijze, worden afgerond.

  • De uitkering zal, voor zover van toepassing, nimmer meer bedragen dan 100% van het nettoloon.

  • 4. Het uitkeringspercentage voor de werknemer die in verband met het later dan op zijn 60-jarige leeftijd voldoen aan het 10-jaarscriterium uittreedt op het moment dat hij wel voldoet aan dat criterium, wordt niet verhoogd op de wijze als aangegeven in lid 3, maar wordt vastgesteld op dat percentage dat geldt voor degene die op datzelfde moment door het bereiken van de Vut-gerechtigde leeftijd normaliter vervroegd uittreedt of vervroegd zou kunnen uittreden.

  • 5. Het uitkeringspercentage voor de werknemer die in verband met zijn arbeidsongeschiktheid zijn moment van vervroegde uittreding moet uitstellen tot het moment dat hij weer arbeidsgeschikt is, wordt niet verhoogd op de wijze als aangegeven in lid 3, maar wordt vastgesteld op de wijze als ware hij op zijn beoogde datum van vervroegde uittreding niet arbeidsongeschikt geweest en derhalve op dat moment vervroegd uitgetreden.

HOOFDSTUK V DEELTIJD-VUT

Artikel 8 Deeltijd-Vut

  • 1. De werknemer die recht heeft op vervroegd uittreden kan, voor zover de werkgever daarmee schriftelijk instemt, van dit recht gedeeltelijk gebruik maken zoals dit krachtens de betreffende collectieve arbeidsovereenkomst voor hem mogelijk is.

  • 2. Een werknemer kan gedeeltelijk vervroegd uittreden volgens door het bestuur vastgestelde percentages.

  • Een wijziging van een gekozen uittredingspercentage kan slechts een verhoging van het uittredingspercentage inhouden. Een dergelijke wijziging kan slechts per de eerste van een kalendermaand ingaan.

  • De werknemer die volledig gebruik maakt van zijn recht op vervroegd uittreden komt niet meer in aanmerking voor gedeeltelijk vervroegd uittreden.

  • 3. De werknemer die gedeeltelijk vervroegd uittreedt ontvangt van het fonds een aan het uittredingspercentage aangepaste bruto-uitkering, gebaseerd op het nettoloon als bedoeld in artikel 3, lid 2, een en ander volgens door het bestuur nader te stellen regels.

  • Bij verhoging(en) van het uittredingspercentage wordt de hoogte van het uitkeringspercentage vastgesteld volgens eveneens door het bestuur nader te stellen regels.

  • 4. De termijn waarbinnen en de wijze waarop aanvragen voor uitkeringen moeten worden ingediend, als genoemd in artikel 13, zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor gedeeltelijk vervroegd uittreden alsmede op elke wijziging van het uittredingspercentage.

  • 5. De bepalingen in de statuten en in dit reglement zijn voor zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing.

  • 6. Het bestuur kan echter afwijkende bepalingen en nadere regels vaststellen.

HOOFDSTUK VI ALGEMENE BEPALINGEN M.B.T. UITKERINGEN

Artikel 9 Inhoudingen/afdrachten

  • 1. Voor rekening van de deelnemer komen de op de uitkering, op de vakantietoeslag en op de toeslag voor gratificaties en/of uitkeringen in te houden:

    • a. verschuldigde loonheffing;

    • b. voor zover van toepassing de door de deelnemer verschuldigde ziekenfondspremie.

  • 2. Voor rekening van het fonds komt de afdracht van:

    • a. de verschuldigde ASF-bijdrage aan het ASF;

    • b. de pensioenpremie indien en voor zoveel verschuldigd aan het PGB, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 11;

    • c. voor zover van toepassing het door het fonds verschuldigde werkgeversdeel van de ziekenfondspremie aan het betreffende ziekenfonds.

Artikel 10 Kortingen op uitkeringen

  • 1. Op de uitkeringen worden in mindering gebracht:

    • a. indien met toestemming van het bestuur in de uittredingsperiode werkzaamheden worden verricht: de voor die werkzaamheden ontvangen beloning resp. vergoeding;

    • b. uitkeringen krachtens de ZW resp. de WAZ en/of de WAO resp. de WW waarop de deelnemer tijdens zijn uittredingsperiode aanspraak heeft resp. verkrijgt, en andere loondervingsuitkeringen, alsmede de eventuele aanvullingen op het loon en/of de loondervingsuitkeringen die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 2. Verrekening als in het eerste lid bedoeld onder b vindt plaats ook wanneer de deelnemer verzuimt dan wel heeft verzuimd, zijn aanspraken geldend te maken.

  • 3. In afwijking van het in het eerste en tweede lid bepaalde kan het bestuur op grond van bijzondere omstandigheden beslissen, dat vorenbedoelde korting niet of niet volledig wordt toegepast.

Artikel 11 Voortzetting opbouw pensioen

  • 1. De pensioenverzekering wordt bij het als gevolg van de vervroegde uittreding eindigen van het dienstverband, voortgezet als ware de dienstbetrekking niet beëindigd.

  • Hierbij wordt het bepaalde in artikel 6, lid 2 in acht genomen; dit geldt eveneens indien sprake is van situaties zoals omschreven in de volgende leden.

  • 2. Het fonds zet ten behoeve van de bij het PGB verzekerde werknemer die deelnemer wordt, de verzekering voort en draagt de in totaal ingevolge de statuten en Pensioenreglement PGB verschuldigde premie af aan het PGB. Het in de vorige volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing wanneer met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op dezelfde voorwaarden als die welke gelden bij de verplichte verzekering.

  • 3. Indien:

    • a. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever met het PGB een overeenkomst tot vrijwillige verzekering was aangegaan op voorwaarden die afwijken van die welke voor de verplichte verzekering gelden, of

    • b. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een bijzondere pensioenvoorziening was getroffen en deswege vrijstelling was verleend van de verplichting deel te nemen in het PGB, of

    • c. ten behoeve van een werknemer door diens werkgever een pensioenvoorziening was getroffen die is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds, een ander bedrijfspensioenfonds dan het PGB of bij een andere verzekeraar,

  • zal de werkgever gehouden zijn de verzekering ten behoeve van de werknemer die deelnemer is geworden, gedurende de uittredingsperiode voort te zetten en de totaal verschuldigde premie aan de verzekeraar te betalen.

  • Het fonds vergoedt aan de werkgever de premie die voor bedoelde pensioenverzekeringen aan de verzekeraar verschuldigd is tot ten hoogste de maximum premie die in het kalenderjaar voor de verplichte verzekering ingevolge het PGB geldt, met ingang van 1 januari 1993, ook voor lopende uitkeringen, echter niet dan na overlegging van een verklaring van de verzekeraar waarin betaling van de verschuldigde premie wordt bevestigd.

  • 4. Indien een werkgever als bedoeld in het vorige lid vanwege faillissement in gebreke blijft zijn daar genoemde verplichtingen te voldoen zal het fonds een bedrag, te berekenen volgens door het bestuur vast te stellen richtlijnen, ter betaling van pensioenpremie aan de verzekeraar ter beschikking stellen.

  • Door het fonds deswege betaalde pensioenpremies worden verhaald op de werkgever.

Artikel 12 Overlijdensuitkering

  • 1. Indien een deelnemer voor het bereiken van zijn 65e jaar overlijdt, wordt de uitkering voor zover niet reeds uitbetaald, vanaf de dag na overlijden tot en met één maand na de dag van het overlijden uitbetaald – voor zover mogelijk in een bedrag ineens –:

    • a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige kinderen van de overledene die tot hem in een familierechtelijke betrekking stonden;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels voorzag in de kosten van het bestaan en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • Voor de toepassing van het eerste lid, sub a worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan als bedoeld in titel 5A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek dan wel duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren tenzij het betreft bloedverwanten in eerste of tweede graad. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid wordt de uitkering met ingang van de dag na het overlijden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, verhoogd tot het ZW-dagloon dat voor het overlijden zou hebben gegolden bij voortduren van het dienstverband.

  • 3. Indien er geen rechthebbenden zijn als bedoeld in het eerste lid wordt de uitkering als bedoeld in het eerste lid, voor zover niet reeds uitbetaald na het overlijden van degene aan wie de uitkering is toegekend, tot en met de laatste dag der maand, waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan de persoon of de personen, die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komt resp. komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij het bestuur heeft resp. hebben ingediend.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde mist toepassing indien de in het eerste lid bedoelde deelnemer ten tijde van het overlijden uitkering ingevolge de ZW, WAO of WAZ genoot.

Artikel 13 Aanvraag uitkeringen

  • 1. De deelnemer, die aanspraak maakt op een uitkering resp. toeslagen, is verplicht ten minste twee maanden voor de datum waarop hij vervroegd zal uittreden, bij het fonds een aanvraag in te dienen. Het fonds zal dan tijdig aan de deelnemer het aanvraagformulier ter beschikking stellen.

  • 2. De gevolgen van het te laat aanvragen van de uitkering worden bij bestuursbesluit geregeld.

Artikel 14 Einde uitkeringen

De in dit reglement genoemde uitkeringen eindigen:

  • a. per de eerste van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt;

  • b. op de dag volgende op die waarop de deelnemer zonder de 65-jarige leeftijd te hebben bereikt, is overleden;

  • c. per de datum met ingang waarvan het bestuur met toepassing van het tweede lid van artikel 23 besluit de uitkering te beëindigen.

HOOFDSTUK VII GRONDSLAGEN

Artikel 15 Heffingsgrondslag, loon

  • l. Grondslag voor de berekening van de door de werkgever af te dragen premie is het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. Grondslag voor de berekening van de in te houden werknemerspremie is het brutoloon van de werknemer.

  • 2. Niet in geld genoten loon wordt berekend naar het bedrag van de geldswaarde, waarbij onderricht niet wordt meegerekend.

  • 3. Het bestuur stelt de geldswaarde van huisvesting en van kost vast.

  • 4. In afwijking van het in lid l bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

  • 5. Onder loon wordt mede verstaan de loondervingsuitkering alsmede de eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid al dan niet via derden ontvangt.

Artikel 16 Vaststelling premieloon

  • 1. De verschuldigde jaarpremie als bedoeld in artikel 18 wordt berekend met inachtneming van de door de werkgever daartoe te verstrekken loongegevens.

  • 2. Laat de werkgever na die loongegevens voor het door het bestuur daartoe vastgestelde tijdstip te verstrekken of zijn die gegevens kennelijk onjuist, dan stelt het bestuur het loon naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd de alsdan vast te stellen premie te verhogen met een opslag van 5% van dat bedrag met een minimum van € 25,–. Deze verhoging wordt als premie beschouwd.

  • 3. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin de premie verschuldigd is geworden.

Artikel 17 Maximum premieloon

Voor de berekening van de premies komt het loon dat bij dezelfde werkgever voor dezelfde werknemer meer heeft bedragen dan het bedrag dat verkregen wordt door vermenigvuldiging van anderhalf maal het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarop de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere niet in aanmerking.

HOOFDSTUK VIII PREMIE

Artikel 18 Premie

Werkgevers en werknemers zijn verplicht tot betaling van een premie aan het fonds. Werkgevers zijn een premie verschuldigd van 6,80% van het loon. Hiervan wordt, als werknemersdeel in de premie, door de werkgever ingehouden op het loon 3,40%.

Artikel 19 Afdracht van de premie

  • 1. De door de werkgever en werknemer verschuldigde premie wordt door het fonds, bij wijze van voorschot en in mindering op het over een boekjaar verschuldigde totaal van de premies aan de werkgever in rekening gebracht, in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt; indien tijdens een boekjaar het premiepercentage gewijzigd wordt, kan het bestuur besluiten dat een voorschotpremie en het na afloop van het boekjaar vast te stellen totaal van de premies tegen een gemiddeld premiepercentage, door het bestuur vast te stellen, in rekening wordt gebracht.

  • Daarenboven kan het bestuur besluiten, indien het dit nodig oordeelt, ter zekerheidstelling van premie-afdracht, een extra voorschot ter grootte van de premie over ten hoogste 1 jaar in rekening te brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht de verschuldigde premie binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 20 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen, zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

HOOFDSTUK IX VERPLICHTINGEN

Artikel 21 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en werknemers zijn verplicht om aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het bestuur voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 22 Verplichtingen werknemer

Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de werknemer verplicht, met inachtneming van eventueel nader door het bestuur te stellen regels, aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vervroegde uittreding, waaronder het voor hem geldende criterium van 10 jaar. Het bestuur heeft te allen tijde het recht nader onderzoek in te stellen.

Artikel 23 Verplichtingen deelnemer

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de deelnemer verplicht:

    • a. zich gedurende de uittredingsperiode te onthouden van het verrichten van werkzaamheden waarvoor normaliter loon of een vergoeding wordt uitbetaald, tenzij het bestuur voor het verrichten van die werkzaamheden toestemming heeft verleend;

    • b. zich bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, ontstaan binnen een maand na het einde der dienstbetrekking terstond ziek te melden bij het fonds, waarna het fonds die deelnemer zal aanmelden bij de Uitvoeringsinstelling, waaronder de laatste werkgever van die deelnemer viel;

    • c. indien hij wegens ziekte arbeidsongeschikt wordt binnen het eerste jaar van zijn vervroegde uittreding, en vervolgens gedurende 3 achtereenvolgende maanden arbeidsongeschikt blijft, van de arbeidsongeschiktheid onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan het fonds;

    • d. een hem eens per drie maanden toegezonden vragenformulier ingevuld en getekend binnen de daarvoor gestelde termijn aan het fonds terug te sturen.

  • 2. Bij niet-nakoming van een of meer van de in het eerste lid dan wel elders in dit reglement genoemde verplichtingen kan het bestuur besluiten de uitkeringen te beëindigen dan wel te herzien en gedurende drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin uitkering is verleend, ten onrechte genoten uitkeringen terug te vorderen. Het bestuur kan een eenmaal beëindigde uitkering heropenen al dan niet onder door het bestuur te stellen voorwaarden.

Artikel 24 Verplichtingen werkgever

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die voor hem uit het elders in dit reglement bepaalde voortvloeien, is de werkgever verplicht een hem in het kader van de uitvoering van dit reglement toegezonden loonspecificatieformulier, waarvan de door de werkgever in te vullen gegevens dienen voor het berekenen van de uitkering te ondertekenen, te doen ondertekenen door de werknemer en het daarna ten spoedigste aan het fonds te retourneren.

  • 2. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen kunnen worden teruggevorderd. Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 3. Voor het terugbetalen van de door de werknemer ten onrechte genoten uitkeringen als bedoeld in het tweede lid zijn de werkgever en de werknemer hoofdelijk aansprakelijk.

  • 4. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het tweede lid, verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

HOOFDSTUK X OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1. Op werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 60e jaar vervroegd hadden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden hebben uitgesteld tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering zoals die golden vóór 1 januari 1995, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 2. Op werknemers die vóór 1 januari 1995 vanaf hun 56e jaar vervroegd hadden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden hebben uitgesteld tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd zoals die golden vóór 1 januari 1995, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 3. Op werknemers (voor wie het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is) die vóór 1 februari 1997 vanaf de leeftijd van 60 jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd zoals die golden vóór 1 februari 1997, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

  • 4. Op werknemers (voor wie het bepaalde in het tweede lid niet van toepassing is) die vóór 1 februari 1997 vanaf hun 57e jaar vervroegd zouden kunnen uittreden op basis van de vervroegde uittredingsregeling zoals die voor die datum gold, doch het moment waarop zij vervroegd uittreden uitstellen tot na die datum, zijn de bepalingen omtrent de hoogte van de uitkering en de uittredingsleeftijd zoals die golden vóór 1 februari 1997, onverkort gedurende de looptijd van hun Vut-uitkering van toepassing.

BIJLAGE I

(Werknemers geboren vanaf 1 februari 1937 tot 1 januari 1949)

Tabel geboortejaar en uittredingscombinatie

geboortejaaruittredingsleeftijduitkeringshoogte netto
1937 (vanaf 1 febr.)60 jaar en 2 maanden98%
193860 jaar en 4 maanden96%
193960 jaar en 6 maanden94%
194060 jaar en 8 maanden92%
194160 jaar en 10 maanden90%
194261 jaar87%
194361 jaar en 2 maanden84%
194461 jaar en 4 maanden81%
194561 jaar en 6 maanden78%
194661 jaar en 9 maanden75%

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De naam der stichting is: „Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven".

  • Zij wordt in deze statuten aangeduid als „het fonds".

  • 2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doel, middelen

  • 1. Het fonds heeft ten doel de bevordering van het duurzaam bezit resp. het bevorderen van verlof door middel van sparen van de werknemers in de grafische bedrijven.

  • 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door het aanbieden van spaarmogelijkheden aan de werknemers als in lid 1 bedoeld. Deze spaarmogelijkheden worden nader in een of meer reglementen vastgelegd.

  • 3. De middelen van het fonds worden gevormd door:

    • de opbrengst van het door de werkgever te betalen spaarloon;

    • de opbrengst van het brutobedrag en/of de gekapitaliseerde waarde van gespaarde tijd van de deelnemer, dat de werkgever op verzoek van de deelnemer in verband met verlofsparen stort;

    • de opbrengst van de belegde middelen van het fonds;

    • alle andere baten die het fonds mochten toevallen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. De werkingssfeer strekt zich uit tot de ondernemingen en onderdelen van ondernemingen, waarin de grafische bedrijven worden uitgeoefend.

  • 2. Tot de grafische bedrijven behoren het grafimedia-bedrijf.

  • 3. Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen, die zich toeleggen op een of meer van de volgende activiteiten:

    • het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproduct te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken;

    • vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.

  • 4. Tot het grafimedia-bedrijf behoren in ieder geval:

    • het Grafisch bedrijf;

    • het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf;

    • het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf;

    • het Zeefdrukbedrijf;

    • het Dagbladbedrijf;

    • het Reprografisch bedrijf;

    • het Digitaal printbedrijf;

    • overige grafimedia-bedrijven.

Artikel 4 Grafisch bedrijf

  • 1. Tot het grafisch bedrijf behoren ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal.

  • 2. Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen en Flexodrukkerijen.

  • 3. Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen.

  • 4. Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht, toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen, Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar drukwerk wordt vervaardigd, (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 5. Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.

Artikel 5 (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 4, 7 en 8.

  • Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.

  • Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten.

  • De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.

  • 2. Tot het (Grafisch) Voorbereidings- cq. Prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met (fotozet-) en/of beeldvervaardigingsapparatuur.

Artikel 6 (Grafisch) Nabewerkingsbedrijf

  • 1. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn verlenen.

  • Hiertoe worden onder meer gerekend:

    • het Boekbindbedrijf;

    • Tot het Boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-)boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend.

    • het Papierwarenbedrijf;

    • Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:

      • schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;

      • labels, briefkaarten en soortgelijke producten.

    • het Enveloppenbedrijf;

    • Tot het Enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin.

    • Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke.

  • 2. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin werkzaamheden plaats vinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs, onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder, kunststof of andere stoffen.

  • 3. Tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden 1 en 2 genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.

  • 4. Niet tot het (grafisch) Nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden:

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd in de leden 1 en 2 in dit artikel;

    • het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;

    • het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;

    • het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, sub c.

Artikel 7 Zeefdrukbedrijf

  • 1. Tot het Zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen, die geheel of in overwegende mate de zeefdruktechniek, ongeacht het te bedrukken materiaal, toepassen en deze eventueel combineren met activiteiten zoals tampondrukken, flock printen, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal worden aangestuurd.

  • 2. Niet hiertoe worden geacht te behoren:

    • onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;

    • onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocédé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de grafimedia cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.

Artikel 8 Dagbladbedrijf

Tot het dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten.

Artikel 9 Reprografisch bedrijf

  • 1. Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die ondernemingen of delen van ondernemingen – natuurlijke en rechtspersonen – die diensten verrichten op het gebied van de reprografie.

  • Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen.

  • Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren („elektrofotografie"), scannen en (digitaal) printen, (digitaal) printen, scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.

  • Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d.

  • Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers.

  • 2. Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend:

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;

    • ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van de reprografie.

  • 3. Tevens worden niet tot het reprografisch bedrijf gerekend:

    • werkgevers en werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao's voor de ICK-branche vallen;

    • werkgevers die, vanwege het bestaan van de cao voor de Foto-finishing Bedrijven in Nederland lid zijn van de Werkgeversvereniging Foto-finishing Bedrijven en hun werknemers.

  • 4. Tot het reprografisch bedrijf behoren tevens werkgevers die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en die om die reden de cao voor het Reprografisch Bedrijf toepassen.

Artikel 10 Digitaal printbedrijf

  • 1. Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid 2 van dit artikel, en deze voornamelijk toepassen op papier als substraat (daaronder niet begrepen transferpapier en fotografisch papier).

  • Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die lid zijn van de Vereniging Repro Nederland en om die reden de cao voor het Reprografisch bedrijf toepassen.

  • 2. Definitie printtechnieken die digitaal worden aangestuurd:

  • vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.

  • Deze printtechnieken kunnen zijn:

    • elektrofotografisch printen

    • elektrostatisch printen

    • magnetografisch printen

    • thermografisch printen

    • inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)

    • thermal transfer printen

    • laser fotografisch printen.

Artikel 11 Overige grafimedia-bedrijven

Tot de overige grafimedia-bedrijven behoren de volgende ondernemingen:

  • a. typebureaus en computer-servicebureaus of onderdelen daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als volgt:

    • indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: geheel;

    • indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia-ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaats vindt als duidelijk herkenbare activiteit;

  • b. ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten;

  • c. ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.

Artikel 13 Inrichtingen

Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer grafische bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen, die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 14 Werkgever

  • 1. Werkgever is:

    • a. de natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot grafische bedrijven;

    • b. de natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafische bedrijven behoren en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafische bedrijven

    • en die tevens uit hoofde van:

      • a. een of meer van de in de grafische bedrijfstak geldende cao's,

  • de statuten en reglementen moet naleven.

Artikel 15 Werknemer

  • 1. Werknemer is:

    • a. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 14, lid 1, sub a genoemde werkgever;

    • b. de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 14, lid 1, sub b genoemde werkgever en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot grafische bedrijven,

    • en die uit hoofde van:

      • a. een in de grafische bedrijfstak geldende cao,

    • I. voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 10 en 11:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis"zeefdrukinrichtingen);

  • de statuten en reglementen moet naleven.

  • 2. Degene, die in dienst van één werkgever afwisselend ten behoeve van een grafisch en niet-grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, wordt als werknemer beschouwd wanneer hij als regel gedurende ten minste 17 uren per week ten behoeve van een grafisch bedrijfsonderdeel werkzaam is, tenzij het bestuur in bijzondere gevallen anders beslist.

  • 3. Als werknemers worden niet beschouwd:

    • I. voor zover het betreft het grafimedia-bedrijf, genoemd in de artikelen 4, 5, 6, 10 en 11:

      • a. directeuren, adjunct-directeuren of onder-directeuren;

      • b. leden Groep Management en bedrijfsleiders;

      • c. leden van het management-team;

      • d. buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers;

      • e. volontairs (ieder wiens loon uitsluitend bestaat uit onderricht);

      • f. zij, die in het kader van een school- of vakopleiding een stage volgen om vakbekwaamheid te verwerven;

      • g. scholieren en studenten, die een opleiding of studie in dagonderwijs volgen en die gedurende de periode van de reguliere vakantie van het betreffende dagonderwijs, tijdelijk werkzaam zijn;

      • h. werknemers, werkzaam in huisdrukkerijen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een niet-grafisch hoofdbedrijf, waarin geen ander drukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf of één of meer niet grafische nevenbedrijven daarvan, voor zover dit hoofd- of nevenbedrijf zijn werkzaamheden niet uitoefent in het uitgeversbedrijf;

    • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis"zeefdrukinrichtingen);

  • II. voor zover het betreft het Zeefdrukbedrijf:

    • a. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • b. werknemers werkzaam in zeefdrukinrichtingen, zijnde niet eigen rechtspersoonlijkheid bezittende afdelingen of nevenbedrijven van een andersoortig niet-grafisch bedrijf, waarin geen ander zeefdrukwerk wordt vervaardigd dan dat, hetwelk uitsluitend dient ten behoeve van de interne dienst van het hoofdbedrijf (de zgn. „huis"zeefdrukinrichtingen);

  • III. voor zover het betreft het Dagbladbedrijf:

    • 1. met betrekking tot werknemers in technische, administratieve en leidinggevende functies, gericht op de samenstelling en/of productie en/of het verzend gereedmaken en/of de expeditie van dagbladen, daaronder mede begrepen correctoren en chauffeurs:

      • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 2;

      • b. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • 2. met betrekking tot werknemers, die als hoofdtaak administratieve arbeid verrichten (daaronder begrepen werkzaamheden van correctoren, van personeel voor de marketing en van verkoop binnendienst, van computerpersoneel in de administratief-organisatorische sector en van personeel in de buitendienst, die inspectie-, acquisitie-, colportage- en/of incassowerkzaamheden verrichten):

      • a. werknemers vallend onder de werkingssfeer als genoemd onder 1;

      • b. functionarissen, behorende tot de directiestaf, alsmede andere hogere functionarissen;

      • c. degenen, die werkzaam zijn in een buiten het dagbladbedrijf vallende afdeling (zoals boekhandel, tijdschriftenafdeling);

      • d. redactie-stenografen en correctoren, die hoofdzakelijk belast zijn met journalistieke arbeid;

      • e. dagbladjournalisten;

      • f. degenen die werkzaam zijn als directeur-hoofdredacteur;

      • g. werknemers, vallend onder de categorieën Ib en e tot en met g;

    • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

    • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

    • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

  • IV. voor zover het betreft het reprografisch bedrijf:

    • a. algemeen procuratiehouders, chefs de bureau en hoofdboekhouders met een vast overeengekomen salaris per maand van meer dan 0,28 maal het laatstelijk op 1 januari van enig jaar geldende bedrag van het tweemaal tot een jaarbedrag herleide ouderdomspensioen als genoemd in artikel 9, lid 6, sub a van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1992, 732) – nadien met terugwerkende kracht tot genoemde datum of een daarvoor gelegen tijdstip tot stand gekomen wijzigingen van het bedrag buiten beschouwing gelaten –, na vermindering van bedoeld bedrag met het deel daarvan, hetwelk berust op na 1 januari 1967 doorgevoerde verhogingen, anders dan ingevolge artikel 12 van die wet;

    • b. werknemers, werkzaam in een administratieve functie;

    • c. werknemers, vallend onder de categorieën Ia tot en met g;

    • d. werknemers, werkzaam in reprografie-inrichtingen, waarvan de voorwaarden genoemd onder IIb zoveel mogelijk dienovereenkomstig van toepassing zijn;

Artikel 16 Voortduren van de hoedanigheid van werknemer

De werknemer, die ophoudt als zodanig werkzaam te zijn, behoudt de hoedanigheid van werknemer:

  • a. op de dagen waarover hij, anders dan in een geval als hierna onder b bedoeld, zonder te werken loon van zijn werkgever ontvangt of daarop rechtens aanspraak heeft;

  • b. zolang hij geen arbeid verricht wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid ten gevolge van ziekte, ter zake van hetzelfde geval gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende jaren, mits de dienstbetrekking niet eerder is verbroken.

Artikel 17 Deelnemer

  • 1. Deelnemer is degene die werknemer is in de zin van de statuten.

  • 2. Als deelnemer wordt mede beschouwd degene die werkzaam in de zin van de statuten is geweest zolang hij aanspraken kan doen gelden als omschreven in het Spaarloonreglement en het Reglement Verlofsparen.

Artikel 18 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste 14 leden van wie:

    • a. zeven worden aangewezen door de werkgeversorganisatie: het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen;

    • b. zeven worden aangewezen door de werknemersorganisaties, te weten:

    • zes door FNV Kunsten Informatie en Media;

    • één door de Dienstenbond CNV, hierna te noemen CNV Media.

  • 2. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een besluit van de organisatie, welke het betrokken bestuurslid benoemde.

  • 3. Indien in het bestuur een vacature ontstaat, wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien door de organisatie door welke het lid, wiens zetel is opengevallen, was benoemd. Het bestuur blijft wettig samengesteld en behoudt al zijn bevoegdheden zolang ten minste één werkgevers- en één werknemerslid daarvan rechtsgeldig deel uitmaken.

  • 4. De bestuursleden genieten geen bezoldiging ten laste van het fonds.

  • 5. De leden van het bestuur ontvangen voor elk door hen bijgewoonde bestuursvergadering vergoeding van de ter uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten, volgens daarvoor door het bestuur te stellen regelen.

  • 6. Het bestuur kan besluiten de leden van het bestuur voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering of vergadering van de deelnemersraad een vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 19 Voorzitters en secretarissen

  • 1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter van werkgeverszijde en een voorzitter van werknemerszijde. De voorzitters treden om beurten, telkens voor de duur van een kalenderjaar, als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een secretaris van werkgeverszijde en een secretaris van werknemerszijde. Voor de duur van het kalenderjaar, dat de voorzitter van werkgeverszijde, respectievelijk van werknemerszijde optreedt als voorzitter, treedt de secretaris van werknemerszijde, respectievelijk van werkgeverszijde op als secretaris en de secretaris van werkgeverszijde respectievelijk van werknemerszijde als plaatsvervangend secretaris.

  • 3. De fungerend voorzitter heeft de leiding van de bestuursvergaderingen. Bij ontstentenis van de fungerend voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op. Bij ontstentenis van beide voorzitters wijst de vergadering de voorzitter uit zijn midden aan.

  • 4. Het in artikel 18, leden 4 tot en met 6 en artikel 21 bepaalde is op overeenkomstige wijze van toepassing.

Artikel 20 Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte.

  • 2. Het fonds wordt in en buiten rechte bovendien vertegenwoordigd door een bestuurslid van werkgeverszijde en een bestuurslid van werknemerszijde gezamenlijk, ook voor de toegestane rechtshandelingen als bedoeld in artikel 22, lid 1, tweede zin van de statuten. Bij ontstentenis van een of meer hunner zullen in hun plaats een of meer door het bestuur uit zijn midden aan te wijzen plaatsvervangers optreden.

Artikel 21 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht een bestuursvergadering uit te schrijven binnen veertien dagen, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen.

  • 2. Ter bestuursvergadering brengen de gezamenlijke aanwezige werkgeversbestuursleden evenveel stemmen uit als de gezamenlijke aanwezige werknemersbestuursleden. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Is het aantal ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 3. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der bestuursleden ter vergadering aanwezig is. In geval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand opnieuw in vergadering bijeen geroepen.

  • In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal bestuursleden geen besluit kon worden genomen.

  • In spoedeisende gevallen, zulks ter beoordeling van het dagelijks bestuur, kan het bestuur langs de weg van schriftelijke besluitvorming een besluit nemen. Hiertoe zal het dagelijks bestuur schriftelijk aan de bestuursleden een voorstel doen. De bestuursleden hebben veertien dagen nadien de mogelijkheid om te kennen te geven dat een of meer van hen zich niet met het voorstel kan verenigen. Indien een of meer van de bestuursleden zich niet met het voorstel kan verenigen, wordt het voorstel op een bestuursvergadering behandeld.

  • 4. Het bestuur beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in de statuten anders is bepaald.

  • 5. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd.

  • 6. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 7. Bij staking van stemmen over personen vindt vrije herstemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen op zich verenigden. Zo nodig wordt bij tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen herstemming zal plaats vinden. Indien bij de tweede herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 22 Taak van het bestuur

  • 1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van statuten en reglementen, is verantwoordelijk voor het beleggen van de beschikbare middelen en voor het beheer van het belegde vermogen van het fonds, maakt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van lasten en baten op en stelt alvorens aan de verplichting als bedoeld in het tweede lid van artikel 29 te voldoen de jaarrekening vast.

  • Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen; het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.

  • Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op van te verwachten inkomsten en uitgaven van het daaropvolgende jaar.

  • De begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de bestedingsdoeleinden en activiteiten. Deze begroting is voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar; het bestuur kan besluiten voor die beschikbaarstelling een kostenvergoeding in rekening te brengen.

  • 2. Het bestuur is voor al zijn daden verantwoording schuldig aan de deelnemersraad. Het is verplicht aan de deelnemersraad alle inlichtingen te verstrekken welke deze verlangt.

  • 3. Het bestuur kan bepaalde hem toekomende bevoegdheden delegeren aan het dagelijks bestuur en aan de directie.

  • Het bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, alsmede de bevoegdheid om de statuten te wijzigen; daarbij dient het bestuur in de gelegenheid te worden gesteld om binnen 14 dagen na verzending van de stukken betreffende de reglementsvaststelling, -wijziging, -intrekking dan wel betreffende de statutenwijziging aan te geven of het bespreking van het voorstel in een vergadering van het bestuur op prijs stelt. Indien één van de leden van het dagelijks bestuur zich met het voorstel niet kan verenigen, resp. indien één der bestuursleden daartoe de wens te kennen geeft, zal een bestuursvergadering worden uitgeschreven. Voor wat betreft de statutenwijziging is alsdan een gekwalificeerde meerderheid als genoemd in de statuten vereist.

Artikel 23 beheer van het vermogen

  • 6. De beleggingen van het fonds zullen zodanig geschieden, dat:

    • a. een redelijke spreiding naar aard en risico der bezittingen en interessen wordt verkregen;

    • b. een optimaal rendement wordt verkregen;

    • c. geen belangrijk risico van blijvende vermogensverliezen wordt gelopen.

  • Daarenboven zal in een door het bestuur vast te stellen verhouding tot het totaal van de spaarsaldi der deelnemers uit vermogenswinsten en/of opbrengsten een reserve worden gevormd ter dekking van het overblijvende risico en van vermogensverliezen.

  • 7. De aan het fonds toebehorende zaken worden, indien zij niet ten kantore worden gehouden, in bewaring gegeven bij een ingevolge de Wet Toezicht Kredietwezen geregistreerde kredietinstelling.

  • 8. De kosten van beheer met betrekking tot een boekjaar komen ten laste van de rekening van lasten en baten over dat boekjaar.

  • 9. Het vermogen van het fonds zal voor niet meer dan twintig procent bestaan uit schuldvorderingen op dan wel aandelen in het vermogen van een aangesloten werkgever.

Artikel 24 Spaarloonreglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast hetwelk bepalingen bevat ten aanzien van de heffing van het spaarloon, de vaststelling van de rentevergoeding en de uitbetaling van het spaarsaldo, alsmede andere onderwerpen waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekken van het reglement.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over wijziging of intrekking van het reglement behoeven de bestuursleden de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Het reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 24b Reglement Verlofsparen

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast dat bepalingen bevat ten aanzien van het spaardeel en de maximering daarvan, de vaststelling van de rentevergoeding en de uitbetaling van het verlofspaarsaldo, alsmede andere onderwerpen waarvan het bestuur opneming gewenst acht.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot het wijzigen en intrekking van het reglement.

  • 3. Voor het uitbrengen van een stem over wijziging of intrekking van het reglement behoeven de bestuursleden de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Het reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 25 Directie

  • 1. Het bestuur laat zich bij de vervulling van zijn taak terzijde staan door een directie, bestaande uit de algemeen directeur en de overige directeuren.

  • 2. De taak en de bevoegdheden van de directieleden worden in door het bestuur vast te stellen instructies geregeld. Bij die instructies kunnen het bestuur, het dagelijks bestuur bepaalde hen toekomende bevoegdheden aan de directieleden delegeren.

Artikel 26 Externe accountant en jaarverslag

  • 1. De door het bestuur aangewezen externe registeraccountant brengt jaarlijks een rapport uit over zijn bevindingen en over de balans en de rekening van baten en lasten.

  • 2. Het verslag is overeenkomstig de statutaire bestedingsdoeleinden resp. activiteiten gespecificeerd en gecontroleerd door de accountant; uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoeleinden zijn gedaan.

  • 3. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van het fonds op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen. Het jaarverslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers, tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 27 Boekjaar

Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 28 Deelnemersraad

  • 1. De algemene vergadering wordt gevormd door een deelnemersraad.

  • 2. De deelnemersraad zal bestaan uit 36 deelnemers van wie 30 worden benoemd door FNV Kunsten Informatie en Media en 6 door CNV Media.

  • 3. Bestuursleden van het fonds kunnen niet tevens deel uitmaken van de deelnemersraad.

Artikel 29 Vergaderingen deelnemersraad

  • 1. De vergaderingen van de deelnemersraad worden gehouden op een door de voorzitter van het bestuur te bepalen plaats, dag en uur en onder zijn leiding.

  • Oproepingen voor een vergadering geschieden schriftelijk onder toezending van de agenda aan de leden van de deelnemersraad, de leden van het bestuur.

  • 2. Jaarlijks voor 31 december wordt een vergadering van de deelnemersraad gehouden, waarin het bestuur verslag uitbrengt over het afgelopen boekjaar.

  • 3. Het verslag bevat onder meer de jaarrekening, bestaande uit een balans en een rekening van lasten en baten, vergezeld van een toelichting.

  • 4. Aan het verslag wordt toegevoegd de accountantsverklaring.

  • 5. Ter vergadering worden geen voorstellen behandeld die niet op de agenda voorkomen, tenzij de deelnemersraad met een meerderheid van ten minste drie/vierde der uitgebrachte geldige stemmen anders beslist. Voorstellen, waarover krachtens deze statuten anders dan bij gewone meerderheid van stemmen moet worden beslist, kunnen echter alleen in behandeling worden genomen, indien zij op de agenda zijn geplaatst.

  • 6. Besluiten worden door de deelnemersraad genomen bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen tenzij in de statuten anders is bepaald. Ieder aanwezig lid van de deelnemersraad brengt één stem uit. Ter vergadering aanwezige bestuursleden hebben geen stemrecht.

  • 7. De deelnemersraad is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen wanneer ten minste de helft der leden van de raad ter vergadering aanwezig is. Is het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal leden niet aanwezig, dan wordt de deelnemersraad binnen een maand opnieuw bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige leden van de raad, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens het niet aanwezig zijn van het vereiste aantal leden van de raad, geen besluit kon worden genomen.

  • 8. Bij staking der stemmen over zaken – waarover mondeling wordt gestemd – wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 30 Recht van toegang tot de vergadering van de deelnemersraad, reis- en verblijfkosten, vacatiegeld

  • 1. Tot de vergaderingen van de deelnemersraad hebben, behalve de leden van die raad, recht van toegang en in die vergadering hebben het recht het woord te voeren:

    • a. de leden van het bestuur;

    • c. de directie.

  • 2. De notulen van de vergaderingen worden gehouden door de secretaris of door een andere, door de voorzitter aan te wijzen persoon.

  • 3. Het bepaalde in het vijfde en zesde lid van artikel 18 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Mededelingen aan de deelnemers, kennisgeving

  • 1. Aan de deelnemer in de zin van de statuten worden ter beschikking gesteld:

    • a. de statuten en het Spaarloonreglement en/of het Reglement Verlofsparen, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen;

    • b. het jaarverslag en de daarin bedoelde verklaring.

  • 2. Periodiek wordt aan de deelnemer een kennisgeving verstrekt, waarin onder meer het saldo van zijn spaarloonrekening en/of het saldo van zijn verlofspaarrekening aan het eind van het voorafgaande boekjaar vermeld worden.

Artikel 32 Geschillen

  • 1. In geval van een geschil dat verband houdt met de toepassing van de statutaire bepalingen inzake de werkingssfeer, werkgever of deelnemer en met de toepassing van de bepalingen van het Spaarloonreglement, kan daarover bij wijze van bindend advies worden beslist door een geschillencommissie.

  • 2. De bevoegdheden, de taak en de werkwijze van deze commissie, worden geregeld in een door het bestuur vast te stellen reglement.

  • 3. Het in het vorige lid bedoelde reglement en de wijzigingen daarin zullen niet in werking treden alvorens zij, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 33 Statutenwijziging

  • 1. Tot wijziging der statuten kan door het bestuur worden besloten in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering.

  • 2. Tot wijziging van enig artikel der statuten kan slechts worden besloten door een meerderheid van ten minste zes/zevende van de stemmen der ter vergadering aanwezige bestuursleden.

  • 3. Voor het uitbrengen van hun stem over een voorstel tot statutenwijziging behoeven de leden van het bestuur de machtiging van de organisatie door wie zij zijn benoemd.

  • 4. Elke wijziging der statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.

  • 5. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register.

  • 6. Wijzigingen in de statuten treden niet in werking voordat een volledig exemplaar van die wijzigingen, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Amsterdam.

Artikel 34 Ontbinding en vereffening

  • 1. Het fonds wordt ontbonden:

    • 1. bij besluit van het bestuur in een daartoe bijzonderlijk uitgeschreven vergadering, genomen:

      • a. met een meerderheid van ten minste zes/zevende der ter vergadering uitgebrachte stemmen, hetzij

      • b. met gewone meerderheid van uitgebrachte geldige stemmen indien op voorstel van ten minste twee bestuursleden door het bestuur wordt beslist, dat zodanige onvoorziene omstandigheden zijn ingetreden, dat van de werkgeversorganisatie enerzijds of van de werknemersorganisaties anderzijds in redelijkheid niet kan worden verlangd de verplichtingen hunner leden tegenover het fonds langer te doen voortduren;

    • 2. door insolventie nadat het fonds in staat van faillissement is verklaard, of door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel;

    • 3. door de rechter in de gevallen in de wet bepaald.

  • 2. Voor het medewerken aan een besluit, bedoeld in het vorige lid onder punt 1, behoeven de leden van het bestuur machtiging van de organisatie door welke zij zijn benoemd.

  • 3. Bij het nemen van een besluit tot ontbinding benoemt het bestuur ten minste twee personen die met de vereffening worden belast en beslist over de bestemming van het bij liquidatie aanwezige vermogen. Statuten en reglementen blijven voor zoveel mogelijk van kracht.

  • 4. De vereffenaars treden gedurende de vereffening in de rechten en verplichtingen van het bestuur, met dien verstande, dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding geen wijzigingen meer in de statuten en reglementen van het fonds kunnen worden aangebracht en dat geen spaarloon meer verschuldigd is over daarna gelegen perioden.

  • 5. Na het in werking treden van het besluit tot ontbinding wordt in stukken en aankondigingen die van het fonds uitgaan, aan de naam toegevoegd „in liquidatie".

  • 6. De vereffenaars brengen zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zes maanden na het tijdstip waarop de vereffeningswerkzaamheden het definitief afleggen van rekening en verantwoording mogelijk maken schriftelijk verslag uit van de vereffening aan de deelnemersraad, onder overlegging van een rekening van ontvangsten en uitgaven over de periode gelegen tussen het einde van het boekjaar waarover zij laatstelijk ingevolge artikel 22 de jaarrekening hebben vastgesteld, en het einde der vereffeningswerkzaamheden.

  • 7. Nadat de deelnemersraad het verslag betreffende de vereffening heeft goedgekeurd en aan de vereffenaars ter zake décharge heeft verleend, benoemt de deelnemersraad een bewaarder, onder wie de boeken en bescheiden van het fonds gedurende tien jaren blijven berusten.

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

SPAARLOONREGLEMENT

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:

het fonds:

de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven;

het bestuur:

het bestuur van het fonds;

werkgever:

werkgever in de zin van artikel 14, lid 1 der statuten van het fonds;

werknemer:

werknemer in de zin van de statuten, met dien verstande dat niet als werknemer wordt beschouwd degene die, al dan niet tezamen met zijn partner, enig werknemer is van een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin hij, al dan niet tezamen met zijn partner en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn direct of indirect, voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is;

deelnemer:

deelnemer in de zin der statuten van het fonds;

partner:

partner als bedoeld in artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001;

geblokkeerde rekening:

de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarloon als bedoeld in artikel 7, lid 1 wordt geboekt;

vrije rekening:

de spaarrekening ten name van de deelnemer waarop het spaarloon na de reglementaire blokkeringsperiode wordt geboekt, alsmede de rente als bedoeld in artikel 8, lid 1;

spaarsaldo:

de som van het tegoed op de geblokkeerde spaarloonrekening en het tegoed op de vrije rekening.

Artikel 2 Spaarloon

  • 1. De werkgever is verplicht tot betaling van spaarloon aan het fonds ter hoogte van 1,05% van het loon van zijn werknemers.

  • 2. Indien een werknemer gedurende het tweede en derde jaar van arbeidsongeschiktheid een uitkering ingevolge de AAW en/of WAO ontvangt zal het spaarloon voor de werknemer uit de algemene middelen van het fonds worden gefinancierd, tenzij afdracht ten laste van de Grafische Bedrijfsvereniging plaatsvindt, op grond van overgangsmaatregelen krachtens de Wet Terugdringing Ziekteverzuim.

  • 3. Indien sprake is van een situatie, zoals in het vorige lid omschreven, bedraagt het spaarloon 1,05% van het gemiddelde loon over de laatste drie volle kalenderjaren, direct voorafgaande aan het jaar van intrede van arbeidsongeschiktheid; bedoeld loon wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de grafische loonindex, zoals deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt verstrekt en op een nader door het bestuur vast te stellen wijze.

  • 4. Na afloop van het boekjaar stelt het bestuur het totaal van het spaarloon vast dat door de werkgever over dat boekjaar verschuldigd is.

  • 5. In afwijking van het in lid 2 bepaalde wordt onder loon verstaan het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

  • 6. Onder loon wordt mede verstaan:

    • 1. In gevallen van faillissement: achterstallig loon, loon over de vakantieperiode waarop de werknemer recht heeft, vakantietoeslag en loon over de opzegtermijn.

    • 2. In gevallen waarin het Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven ten behoeve van vervroegd uitgetredenen spaarloon is verschuldigd: het brutoloon verhoogd met de vakantietoeslag en de vaste gratificaties waarnaar de uitkering krachtens artikel 3 van het op artikel 18 van de statuten van genoemd fonds berustende Reglement Vervroegd Uittreden Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven wordt berekend.

    • 3. Tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid zolang de dienstbetrekking doorloopt: de loondervingsuitkering alsmede een eventuele aanvulling op het loon en/of de loondervingsuitkering die de werknemer in het kader van de dienstbetrekking al dan niet via derden ontvangt.

  • 7. Bij de berekening van het loon waarover het spaarloon moet worden betaald, blijft het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering met het aantal dagen waarover de werknemer loon dan wel een uitkering als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel heeft genoten, en gedeeld door 1,05, voor dat meerdere buiten aanmerking.

  • 8. In afwijking van het in lid 5 bepaalde wordt onder loon niet verstaan de uitkering die de werknemer ontvangt uit hoofde van de WAO/WW, alsmede het loon dat wordt gegeven in aanvulling op een uitkering ingevolge de WAO/WW.

Artikel 3 Vaststelling van loon

  • 1. De werkgever is verplicht op de tijdstippen en over de tijdvakken als door het bestuur bepaald, op een daarvoor door het bestuur vast te stellen formulier, aan het bestuur de opgaven te verstrekken die het bestuur noodzakelijk acht om het in artikel 2, vijfde lid, bedoelde loon te kunnen vaststellen.

  • 2. Het bestuur stelt het loon, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, vast met inachtneming van de door de werkgever verstrekte opgaven, tenzij:

    • a. de werkgever geen redelijke medewerking verleent om tot vaststelling van het loon te kunnen komen, dan wel kennelijk onjuiste opgaven heeft verstrekt;

    • b. de werkgever nalatig of weigerachtig is aan de in het eerste lid omschreven verplichting te voldoen.

  • 3. Indien de in het voorgaande lid onder a bedoelde omstandigheden zich voordoen, is het bestuur bevoegd het loon, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, vast te stellen in afwijking van de door de werkgever verstrekte opgaven.

  • In het in het voorgaande lid onder b bedoelde geval stelt het bestuur het loon, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, naar beste weten vast. Het bestuur is bevoegd het alsdan vast te stellen spaarloon te verhogen met 5% van dat bedrag, met dien verstande dat de verhoging ten minste € 25,– bedraagt. Deze verhoging wordt uitsluitend voor de invordering als spaarloon beschouwd en wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

  • 4. Het bestuur kan een besluit tot vaststelling van het loon te allen tijde herzien, zolang niet meer dan drie kalenderjaren zijn verstreken sedert het einde van het boekjaar waarin het spaarloon verschuldigd is geworden.

  • 5. Herziening van een eenmaal door het bestuur vastgesteld loon op grond waarvan spaarloon is berekend en wegens beëindiging van de deelneming aan de deelnemer is uitbetaald, blijft achterwege indien die herziening zou leiden tot vaststelling van een lager loon, dan wel tot het niet vaststellen van een loonbedrag.

Artikel 4 Afdracht spaarloon

  • 1. Het bestuur is bevoegd op het krachtens artikel 2, vierde lid, vast te stellen totaal der spaarlonen van de werkgevers voorschotten te heffen in zodanige termijnen, op zodanige tijdstippen en tot zodanige bedragen als het bestuur nodig oordeelt om de geregelde afdracht van de spaarlonen te bevorderen.

  • Daarenboven kan het bestuur, indien hij dit nodig oordeelt ter zekerheidstelling van premie-afdracht, een extra voorschot van ten hoogste 1 jaar in rekening brengen.

  • 2. De werkgever is verplicht het verschuldigde spaarloon binnen 7 dagen na dagtekening van de nota te voldoen. Bij niet betaling binnen deze termijn is de werkgever door het enkele verloop van die termijn in gebreke.

Artikel 5 Te late betaling

  • 1. De werkgever die nalaat enig ingevolge het voorgaande artikel door hem te betalen bedrag op het daarvoor door het bestuur vastgestelde tijdstip te voldoen zal een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd zijn, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 2. Boven en behalve de in het voorgaande lid bedoelde schadevergoeding is de werkgever in geval van nalatigheid verplicht op eerste vordering van het fonds alle kosten te betalen, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

Artikel 6 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en deelnemers zijn verplicht aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, welke het fonds voor de uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 7 Spaarloonrekeningen

  • 1. Het spaarloon dat over een boekjaar ten behoeve van een werknemer is vastgesteld en aan zijn werkgever in rekening is gebracht, wordt per 31 december van dat boekjaar op een te zijnen name gestelde geblokkeerde spaarloonrekening geboekt.

  • 2. Spaarloon dat na afsluiting van het boekjaar waarop het betrekking heeft wordt vastgesteld respectievelijk opnieuw wordt vastgesteld, wordt op de spaarloonrekening bijgeschreven per 31 december van het jaar waarin de vaststelling plaatsvindt.

  • 3. Het uitbetaalde saldo van de vrije rekening wordt per de eerste van de maand van uitbetaling ten laste van die rekening van de deelnemer geboekt.

  • 4. In afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde worden de spaarloonbedragen, in rekening gebracht over het loon van werknemers van wie geen persoonsgegevens, zijnde naam, voorletters en geboortedatum, bij het fonds bekend zijn, ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

Artikel 8 Rente spaarloon

  • 1. Jaarlijks per 31 december wordt op de vrije rekening rente bijgeschreven:

    • a. over het saldo van de geblokkeerde rekening;

    • b. over het saldo van de vrije rekening.

  • Het bestuur bepaalt op welke wijze de rentevergoeding berekend wordt.

  • 2. Het bestuur stelt ten behoeve van de rentebijschrijving op de vrije rekening voor ieder boekjaar het rentepercentage vast, gebaseerd op het (te verwachten) saldo van de rekening van baten en lasten over het boekjaar voor bedoelde rentebijschrijving.

  • 3. Ten einde een zo gelijkmatig mogelijke rentebijschrijving over de opeenvolgende boekjaren te verkrijgen, is het bestuur bevoegd het percentage van de bij te schrijven rente anders vast te stellen dan het saldo van de rekening van baten en lasten voor rentebijschrijving mogelijk maakt.

  • Het saldo van de rekening van baten en lasten over enig boekjaar, zal ten gunste respectievelijk ten laste van de algemene reserve worden gebracht.

  • 4. Voor zover de rentebijschrijving als bedoeld in het eerste lid nog niet heeft plaatsgevonden zal, bij uitbetaling in verband met het overlijden van de deelnemer, in afwijking van het in het eerste lid bepaalde, op het moment van uitbetaling rente op de vrije rekening worden bijgeschreven tot de eerste van de maand van uitbetaling.

Artikel 9 Kennisgeving van spaarloon en rente, bewijs van deelneming

  • 1. Jaarlijks wordt aan deelnemers in dienst bij een aangesloten werkgever een kennisgeving verstrekt volgens een door het bestuur vast te stellen model.

  • Aan deelnemers die niet meer bij een aangesloten werkgever in dienst zijn wordt de kennisgeving op verzoek verstrekt.

  • 2. Bezwaren van een deelnemer tegen de gegevens, vermeld op de in het eerste lid bedoelde kennisgeving kunnen slechts, mits schriftelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na ontvangst van die kennisgeving ingediend, in behandeling worden genomen. Na het verstrijken van die termijn kan hij slechts herziening van die gegevens vorderen voor zover hij aantoont dat door de schuld van het fonds een onjuiste boeking op zijn spaarloonrekening is verricht.

  • 3. In geval de uitbetaling van het saldo van de vrije rekening leidt tot beëindiging van deelneming, kunnen bezwaren van de gewezen deelnemer respectievelijk van zijn rechtverkrijgenden tegen de hoogte van het uitbetaalde bedrag, slechts in behandeling worden genomen, mits deze schriftelijk binnen 6 maanden na de uitbetaling zijn ingediend.

Artikel 10 Uitbetaling spaarloon

  • 1. Het spaarloon komt ter beschikking van de deelnemer nadat dit bedrag ten minste vier kalenderjaren heeft uitgestaan. Dit bedrag zal vervolgens door het fonds, uiterlijk op 1 januari van het daaropvolgende jaar, worden overgeboekt naar de vrije rekening van de deelnemer.

  • 2. In afwijking van het in het voorgaande lid bepaalde kan over het spaarloon waarover een boeking als bedoeld in artikel 7 heeft plaatsgevonden, door een deelnemer worden beschikt,

    • a. ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de deelnemer of zijn partner.

    • b. ter zake van voldoening van:

      • 1. door de deelnemer te betalen premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, onderdeel b, en artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, c en d van de Wet inkomstenbelasting 2001 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot en de termijnen voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan;

      • 2. premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering bij in leven zijn, is verzekerd, en de voldane premies voor bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstelling van premiebetaling bij invaliditeit, ziekte of ongeval, mits de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn partner;

      • De hier bedoelde overeenkomst van levensverzekering moet:

        • I. voldoen aan artikel 1, 1e lid, onder b van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid;

        • II. door de deelnemer of zijn partner zijn gesloten, hetzij op het leven van de deelnemer, en/of op dat van zijn partner, dan wel kinderen voor wie de deelnemer of zijn partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering;

        • III. voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste 4 jaren.

      • 3. door de deelnemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling.

      • Voor de toepassing van dit onderdeel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggingen bij de hierna genoemde instellingen waartoe de deelnemer of zijn partner zich ingevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht.

      • Het onder 2 van dit artikel benoemde vindt overeenkomstige toepassing. Instellingen zijn: spaarbanken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, verzekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

    • c. Ter zake van de aankoop van effecten van de eigen werkgever bij werknemersparticipatie dan wel ter zake van de aankoop van effecten bij een instelling waarbij het fonds de uitvoering van deze mogelijkheid heeft ondergebracht en welke instelling heeft verklaard te voldoen aan de bepalingen van dit reglement.

    • In beide gevallen zal:

      • 1. het in het aankoopbedrag begrepen bedrag aan spaarloon gelijkgesteld worden met spaarloon zolang de effecten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de deelnemer;

      • 2. bij verkoop van de effecten het onder 1 omschreven bedrag, voor zover dit onverwijld wordt teruggestort op de spaarloonrekening, gelijkgesteld worden met afgedragen spaarloon.

      • De effecten bij werknemersparticipatie moeten door bemiddeling van de werkgever worden gekocht en verkocht; de bewaring moet geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever.

      • De effecten bij een instelling moeten door bemiddeling van de instelling worden gekocht en verkocht; de bewaring moet geschieden door en onder verantwoordelijkheid van de instelling.

    • d. Ter zake van opname binnen zes maanden nadat de deelnemer activiteiten is gestart uit welke de deelnemer vermoedelijk, als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten. Deze periode van zes maanden wordt verlengd met de periode welke ligt tussen het moment waarop door de deelnemer een beschikking wordt aangevraagd en het moment waarop die beschikking wordt afgegeven door de inspecteur. De aanwezigheid van activiteiten moet blijken uit deze voor bezwaar vatbare beschikking. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt aangenomen dat de activiteiten zijn gestart op het moment waarop de inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel heeft plaatsgevonden, dan wel had moeten plaatsvinden. Voor ondernemingen die niet kunnen worden ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel moet de datum waarop de activiteiten zijn gestart worden bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden.

    • e. ter zake van compensatie van loon dat niet is genoten door de deelnemer, als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de deelnemer, mits de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 ten tijde van het onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof, ongewijzigd blijft voortbestaan. Voor de toepassing van dit onderdeel kan ten hoogste worden aangemerkt als opgenomen ter compensatie van loon dat niet is genoten door de deelnemer als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de deelnemer, 50% van het bedrag waarmee het door de deelnemer genoten loon is verminderd als gevolg van opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de deelnemer. Voor de toepassing van dit onderdeel wordt het door de deelnemer genoten loon in aanmerking genomen met inachtneming van het volgende:

      • 1. artikel 11, eerste lid, onderdeel j van de Wet op de loonbelasting 1964 vindt geen toepassing;

      • 2. tantièmes en toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende aanspraken worden niet in aanmerking genomen.

    • f. ter zake van de kosten van het volgen van een opleiding of studie door de deelnemer, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, met uitzondering van kosten:

      • 1. die verband houden met een werk- of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting;

      • 2. van binnenlandse reizen voor zover die meer bedragen dan het bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • en ter zake van cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, gevolgd door de deelnemer ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.

  • Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen.

  • 3. De uitbetaling van het spaarsaldo of een gedeelte van het saldo van de vrije rekening vindt plaats op schriftelijk verzoek van de deelnemer of diens rechtverkrijgenden nadat de door het fonds verlangde bescheiden en bewijsstukken voor het vaststellen van het recht daarop en de berekening van het bedrag der uitkering zijn overgelegd. Het fonds stelt het tijdstip van de uitbetaling vast.

Artikel 11 Vervallen van saldo van de vrije rekening

  • 1. Tenzij het bestuur anders beslist, vervalt het saldo van de vrije rekening aan het fonds indien ten minste vier jaren zijn verstreken sinds de datum waarop de deelnemer geen spaarloon op zijn geblokkeerde spaarloonrekening meer heeft staan en indien het fonds niet bekend is met het adres van de deelnemer.

  • 2. Het vervallen spaarsaldo als in het eerste lid bedoeld, wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht.

Artikel 12 Vervreemding, bezwaring

Het spaarsaldo mag door de deelnemer niet worden vervreemd of bezwaard.

Artikel 13 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens geheel of ten dele ten onrechte uitbetaalde spaarsaldi kunnen worden teruggevorderd.

  • Behalve de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, welke naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt, alsmede de verschuldigde BTW.

  • 2. Het terugvorderingsrecht van het fonds als bedoeld in het voorgaande lid verjaart door verloop van drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 14 Overgangsbepaling

  • 1. De per 31 december 1993 verworven rechten worden beheerst door het tot en met die datum van kracht zijnde Spaarloonreglement.

  • 2. Een bedrag aan spaarloon dat op 31 december 2000 ter voldoening van ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies gelijkgesteld mocht worden met spaarloon op een spaarloonrekening, wordt met ingang van 1 januari 2001 niet langer als spaarloon aangemerkt.

Artikel 15 Slotbepalingen

  • 3. Bij samenloop van werknemersspaarregelingen en/of winstdelingsregelingen komt bij de bepaling van het bedrag dat maximaal krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 aan spaarloon belastingvrij kan worden gespaard als eerste in aanmerking het spaarloon uit hoofde van de onderhavige regeling en vervolgens andere spaarloon-, winstdelings- of aandelenoptieregelingen.

  • 4. Dit reglement kan worden aangehaald als „Spaarloonreglement SGB".

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VERLOFSPAREN

Vastgesteld via delegatie door het dagelijks bestuur bij besluit van 30 mei 2002.

Artikel 1 Definities

In dit reglement worden verstaan onder:

  • a. werkgever:

  • werkgever in de zin van de statuten;

  • b. werknemer:

  • werknemer in de zin van de statuten;

  • c. deelnemer:

  • deelnemer in de zin van de statuten;

  • d. spaarperiode:

  • de periode waarin het spaardeel wordt gereserveerd ten behoeve van de verlofperiode;

  • e. spaardeel:

  • het deel van het brutoloon dat tijdens de spaarperiode wordt gereserveerd ten behoeve van de verlofperiode;

  • f. verlofperiode:

  • de periode waarin het verlof wordt opgenomen en het gereserveerde spaardeel wordt uitbetaald;

  • g. verlof:

  • verlof krachtens de verlofspaarregeling met behoud van de arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer gedurende een vooraf overeengekomen periode het verlof zelf financiert door het spaardeel hiervoor te reserveren;

  • h. verlofspaarrekening:

  • de op naam van de deelnemer gestelde rekening bij het fonds, waarop het ter zake van verlofsparen ingehouden spaardeel wordt overgemaakt en de daarop gekweekte inkomsten worden bijgeschreven;

  • i. brutoloon:

  • loon in de zin van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze regeling is om werknemers in staat te stellen om door middel van sparen, met behoud van inkomen, verlof voor eigen rekening op te nemen van in totaal niet meer dan een jaar, zonder dat de dienstbetrekking beëindigd wordt.

Artikel 3 Spaardeel

  • 1. Ten einde gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid tot verlofsparen maken werkgever en werknemer afspraken over het spaardeel tijdens de spaarperiode. Daartoe wordt ook bepaald welk deel van het brutoloon als spaardeel wordt gereserveerd. Tevens kan worden overeengekomen de gekapitaliseerde waarde van gespaarde tijd, zoals vakantie, overwerk, e.d. als spaardeel te bestemmen.

  • 2. Het spaardeel wordt door de werkgever gestort op de verlofspaarrekening.

  • 3. De werkgever zorgt dat over het spaardeel de gebruikelijke inhoudingen en afdracht aan een of meerdere van de hierna genoemde grafimedia fondsen plaatsvinden: Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB), Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven (FWG), Algemeen Sociaal Fonds voor de Grafische Bedrijven (ASF) en Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven (SGB).

  • Deze inhoudingen en afdrachten vinden ook plaats over de gekapitaliseerde waarde van de gespaarde tijd.

  • 4. Het spaardeel is per kalenderjaar als volgt gemaximeerd:

    • a. indien aan het begin van het kalenderjaar het verlofspaarsaldo van de verlofspaarrekening minder bedraagt dan het brutoloon op jaarbasis, gerelateerd aan het laatste in het voorafgaande kalenderjaar genoten brutoloon: ten hoogste 10% van het brutoloon in het kalenderjaar;

    • b. indien aan het begin van het kalenderjaar het verlofspaarsaldo van de verlofspaarrekening gelijk is aan of meer bedraagt dan het brutoloon op jaarbasis, gerelateerd aan het laatste in het voorafgaande kalenderjaar genoten brutoloon: nihil.

  • De werkgever is gehouden ervoor te zorgen dat de in dit artikellid genoemde begrenzing niet wordt overschreden.

Artikel 4 Rentebijschrijving

Het spaardeel wordt verhoogd met een door het bestuur jaarlijks vastgestelde rente. Het bestuur bepaalt op welke wijze de rentevergoeding wordt vastgesteld.

Artikel 5 Voorwaarden voor verlof

Bij verlof dient tenminste rekening gehouden te worden met de volgende voorwaarden:

  • het verlof dient met inachtneming van het hiervoor omschreven doel opgenomen te worden;

  • de aanspraken volgens de verlofspaarregeling kunnen niet worden vervreemd, prijsgegeven of tot zekerheid worden overgedragen;

  • de aanspraken volgens de verlofspaarregeling kunnen slechts worden afgekocht in gevallen als bedoeld in artikel 10;

  • het verlof kan niet worden opgenomen binnen een jaar voorafgaand aan de ingang van een ouderdomspensioen of van een voorziening voor vervroegde uittreding;

  • het inkomen tijdens de verlofperiode mag niet meer bedragen dan het laatstgenoten inkomen tijdens werken.

Artikel 6 Uitbetaling

  • 1. Indien de werkgever en werknemer overeenstemming hebben bereikt over ingangsdatum en duur van het verlof, dienen zij gezamenlijk bij het fonds een verzoek in tot uitbetaling van het voor het verlof bestemde bedrag op de verlofspaarrekening.

  • 2. De aanvraag dient tenminste 4 weken voor de aanvang van het verlof schriftelijk bij het fonds te worden ingediend.

  • 3. Als de aanvraag is ontvangen en aan de overige in dit reglement opgenomen voorwaarden is voldaan, keert het fonds het voor het verlof bestemde bedrag uit aan de werkgever ter betaling van het loon tijdens de verlofperiode aan de werknemer.

  • 4. Uitbetaling is naast het in het eerste lid genoemde geval slechts mogelijk in geval van:

    • de omzetting van een aanspraak ingevolge de verlofspaarregeling in een aanspraak ingevolge een (pre-)pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding, die na de omzetting nog blijft binnen de wettelijke begrenzingen;

    • afkoop bij beëindiging van de dienstbetrekking met inachtneming van het bepaalde in artikel 10;

    • overlijden van de werknemer, waarna de tegenwaarde van de aanspraak ter beschikking van de erfgenamen van de werknemer wordt gebracht.

  • 5. Het fonds keert het verlofspaarsaldo uit aan de werknemer bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, ook als daar geen verzoek van de werknemer aan ten grondslag ligt.

  • 6. Ingeval van schuldsanering, surséance van betaling, faillissement of beëindiging van het bedrijf van de werkgever, alsmede bij afkoop, en bij opname van verlof aansluitend of na einde dienstbetrekking, keert het fonds het voor het verlof bestemde bedrag rechtstreeks aan de werknemer uit. In deze gevallen wordt door het fonds de op de uitkering verschuldigde loonheffing ingehouden en afgedragen.

  • 7. Het fonds keert in beginsel maandelijks voor het einde van de betreffende maand uit, tenzij door het fonds en de werkgever anders wordt overeengekomen.

Artikel 7 Opgaven en inlichtingen

  • 1. Werkgevers en deelnemers zijn verplicht aan het fonds of diens gemachtigde(n) alle inlichtingen of opgaven te verstrekken, die het fonds voor de uitvoering van de statuten en het reglement noodzakelijk acht.

  • 2. Desgevraagd zullen zij aan het fonds of diens gemachtigde inzage geven in die boeken en bescheiden, waarvan het bestuur dit noodzakelijk acht.

Artikel 8 Kennisgeving van geboekte aanspraken

  • 1. Periodiek wordt aan de werknemers een kennisgeving van de hoogte van de opgebouwde aanspraken verstrekt.

  • Aan deelnemers die niet meer bij een werkgever in dienst zijn wordt die kennisgeving eveneens jaarlijks verstrekt, tenzij het verlofsaldo op de verlofspaarrekening minder bedraagt dan een door het bestuur vastgesteld minimumbedrag.

  • 2. Bezwaren van een deelnemer tegen de gegevens die in de kennisgeving vermeld zijn kunnen slechts, mits schriftelijk en uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving ingediend, in behandeling worden genomen.

  • Na het verstrijken van die termijn kan de deelnemer slechts herziening van die gegevens vorderen voor zover kan worden aangetoond dat door de schuld van het fonds een onjuiste boeking op zijn verlofspaarrekening is verricht.

  • 3. In geval na uitbetaling van het verlofsaldo van de verlofspaarrekening de deelneming beëindigd is, kunnen bezwaren van de gewezen deelnemer respectievelijk van zijn rechtverkrijgenden tegen de hoogte van het uitbetaalde bedrag slechts in behandeling worden genomen, mits deze schriftelijk binnen zes maanden na de uitbetaling zijn ingediend.

Artikel 9 Terugvordering en verjaring

  • 1. De als gevolg van het verstrekken van onjuiste gegevens, geheel of ten dele ten onrechte gedane uitkeringen kunnen worden teruggevorderd.

  • Naast de geheel of ten dele ten onrechte gedane betalingen, kunnen in geval van nalatigheid worden teruggevorderd: een schadevergoeding als bedoeld in de artikelen 119 en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, en/of alle kosten, die naar het oordeel van het bestuur tot invordering van het verschuldigde zijn gemaakt alsmede de hierover verschuldigde BTW.

  • 2. Terugvordering als bedoeld in het vorige lid vindt alleen plaats indien degene, die een ten onrechte uitgekeerd bedrag heeft ontvangen redelijkerwijze kan weten, dat bedoelde uitkering ten onrechte is gedaan en het niet terugbetalen van dat bedrag het gevolg is van diens verwijtbaar gedrag.

  • 3. Het terugvorderingsrecht van het fonds, als bedoeld in de vorige leden, verjaart door het verloop van drie jaren na afloop van het jaar waarin de geheel of ten dele ten onrechte betalingen zijn gedaan.

Artikel 10 Beëindiging dienstbetrekking

Het verlofspaarsaldo blijft bij beëindiging van de dienstbetrekking op de verlofspaarrekening staan, tenzij de werknemer aan het fonds te kennen geeft dat hij over het verlofspaarsaldo wil beschikken.

Artikel 11 Waardeovername en waardeoverdracht

  • 1. Op verzoek van de werknemer zal het verlofspaarsaldo dat hij bij zijn voormalige werkgever(s) ingevolge een verlofspaarregeling elders heeft opgebouwd gestort worden op de verlofspaarrekening bij het fonds.

  • 2. Op verzoek van de werknemer zal het verlofspaarsaldo dat hij bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking bij een werkgever ingevolge de verlofspaarregeling heeft opgebouwd worden overgemaakt op een verlofspaarrekening van een instelling, die voldoet aan de wettelijke eisen om een verlofspaarregeling te mogen uitvoeren.

  • 3. Het bestuur kan nadere regels stellen voor de wijze waarop waardeovername en waardeoverdracht plaatsvindt.

Artikel 12 Slotbepaling

  • 2. Dit reglement kan worden aangehaald als „Reglement Verlofsparen".

STICHTING SPAARLOONFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN

REGLEMENT VOOR DE GESCHILLENCOMMISSIE

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. de Commissie:

  • de Geschillencommissie als bedoeld in artikel 32 van de statuten van het fonds;

  • b. het fonds:

  • de Stichting Spaarloonfonds voor de Grafische Bedrijven;

  • c. het bestuur:

  • het bestuur van het fonds;

  • d. de deelnemersraad:

  • de deelnemersraad als bedoeld in artikel 28 van de statuten;

  • e. de voorzitter:

  • de voorzitter van de Commissie;

  • f. de secretaris:

  • de secretaris van de Commissie.

Artikel 2

De Commissie oordeelt en beslist bij wijze van bindend advies over haar voorgelegde geschillen, voortvloeiende uit of rechtstreeks verband houdende met de toepassing van: de statutaire bepalingen inzake de werkingssfeer, werkgever of werknemer en de bepalingen van het Spaarloonreglement.

Artikel 3

  • 1. De Commissie bestaat uit 4 leden, van wie 2 door het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, 1 door FNV Kunsten Informatie en Media en 1 door CNV Media worden aangewezen.

  • 2. De Commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.

  • 3. De Commissie kan worden bijgestaan door de secretaris die door het bestuur wordt benoemd.

  • 4. Het bestuur beslist over eventueel aan de leden van de Commissie en de secretaris toe te kennen vergoedingen.

Artikel 4

  • 1. Het lidmaatschap eindigt:

    • a. wanneer een lid bedankt;

    • b. wanneer een lid de 70-jarige leeftijd bereikt;

    • c. wanneer een lid overlijdt;

    • d. wanneer de benoeming van een lid wordt ingetrokken door de organisatie die de betrokkene als lid had aangewezen.

  • 2. Het voorzitterschap eindigt behalve in de gevallen als bedoeld in het eerste lid, eveneens bij daartoe strekkend besluit van de Commissie.

  • 3. Het in het eerste lid onder a t/m c bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de secretaris, wiens functie ook eindigt krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 5

In geval van ontstentenis van de voorzitter beslist de Commissie wie hem ter zitting zal vervangen.

Artikel 6

  • 1. Tot leden van de Commissie kunnen niet worden benoemd:

    • a. leden van het bestuur;

    • b. leden van de deelnemersraad;

    • c. werkgevers in de zin der statuten en de in hun onderneming werkzame personen;

    • d. deelnemers in de zin der statuten.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de secretaris.

Artikel 7

  • 1. Partij in een geschil is enerzijds het bestuur en anderzijds degene die tegen een bestuursbeslissing beroep heeft ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van dit reglement.

  • 2. Partijen procederen in persoon of bij gemachtigde.

  • 3. Het volgen van de procedure door klager en het bestuur zoals beschreven in de artikelen 9 en 10, houdt in dat beide partijen om een bindend advies van de Commissie verzoeken ten einde hun geschil te laten beslechten.

  • 4. De bevoegdheid van de burgerlijke rechter om een bindend advies van de Commissie marginaal te toetsen, blijft onverlet.

  • 5. De mogelijkheid om een bindend advies van de Commissie te vragen staat open voor iedere belanghebbende, georganiseerd of ongeorganiseerd.

  • 6. De wettelijke bevoegdheid van een ander orgaan wordt door de bindend advies procedure niet doorkruist.

Artikel 8

Natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan en rechtspersonen worden vertegenwoordigd door hun wettelijke respectievelijk statutaire vertegenwoordigers.

Artikel 9

  • 1. Een geschil wordt bij de Commissie aanhangig gemaakt door een bij de secretaris in duplo in te dienen geschrift, klaagschrift geheten, waarbij een belanghebbende (klager) in beroep komt tegen een hem, op zijn verzoek, schriftelijk ter kennis gebrachte, gedateerde en gemotiveerde beslissing van het dagelijks bestuur die voortvloeit uit of rechtstreeks verband houdt met de toepassing van de in artikel 2 van dit reglement genoemde bepalingen. Een afschrift van deze beslissing wordt bij het klaagschrift overgelegd.

  • 2. Het klaagschrift moet zijn verzonden binnen drie maanden na dagtekening van de beslissing waartegen het beroep is gericht.

  • In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de Commissie, kan de Commissie deze termijn verlengen.

  • 3. Het klaagschrift moet zijn ondertekend door de klager of diens gemachtigde en houdt in:

    • a. de naam, geboortedatum en woonplaats van klager en, indien hij een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft, ook van deze;

    • b. de dagtekening der beslissing waartegen het beroep is gericht;

    • c. de gronden waarop het beroep berust;

    • d. een bepaalde vordering.

Artikel 10

  • 1. De secretaris tekent onverwijld de datum van ontvangst op het klaagschrift aan en legt het zo spoedig mogelijk aan de voorzitter voor.

  • 2. Gepleegde verzuimen in het klaagschrift kunnen op uitnodiging van de voorzitter voor een door hem te bepalen datum door klager worden hersteld.

  • 3. De secretaris zal binnen 14 dagen na ontvangst van het klaagschrift een afschrift aan de directie van het fonds toezenden onder mededeling dat binnen één maand na toezending van dat afschrift alle op het geschil betrekking hebbende stukken al dan niet vergezeld van een contra-memorie, bij de secretaris moeten worden ingediend in tweevoud.

  • 4. De voorzitter kan de in het vorige lid bedoelde termijn op verzoek verlengen.

  • 5. De secretaris zendt de gedingstukken en de eventuele contra-memorie zo spoedig mogelijk toe aan de leden der Commissie alsmede aan de andere partij.

Artikel 11

  • 1. Een ingesteld beroep kan worden ingetrokken bij schriftelijke, door klager ondertekende kennisgeving aan de secretaris.

  • 2. Van een dergelijke intrekking wordt door de secretaris terstond kennis gegeven aan de leden der Commissie en aan het bestuur.

Artikel 12

Partijen zijn gehouden aan de Commissie op haar verzoek schriftelijk alle inlichtingen te verstrekken die deze behoeft.

Artikel 13

Ten minste drie weken tevoren stelt de voorzitter de dag voor de behandeling van het beroep ter zitting vast; de secretaris brengt die dag terstond ter kennis van partijen onder vermelding van tijd en plaats waarop respectievelijk waar de zitting wordt gehouden.

Artikel 14

  • 1. Ambtshalve of op verzoek van partijen kan de voorzitter getuigen of deskundigen ter zitting schriftelijk doen oproepen door de secretaris.

  • 2. De voorzitter kan eveneens een partij door de secretaris doen oproepen om ter zitting in persoon te verschijnen en inlichtingen te verstrekken.

Artikel 15

  • 1. Indien partijen getuigen en deskundigen meebrengen ter zitting worden hun namen en woonplaatsen door partijen ten minste tien dagen voor de zitting aan de voorzitter medegedeeld.

  • 2. Namen en woonplaatsen van getuigen en deskundigen die ter zitting zullen verschijnen worden door de secretaris zo spoedig mogelijk doch ten minste zes dagen voor de zitting aan partijen medegedeeld.

Artikel 16

  • 1. Voordat de behandeling der zaak ter zitting wordt gesloten, heeft elk der partijen het recht het woord te voeren.

  • 2. De voorzitter deelt aan partijen mede binnen welke termijn de uitspraak der Commissie over het geschil aan hen ter kennis zal worden gebracht.

Artikel 17

De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen het onderzoek ter zitting schorsen en een nader onderzoek in stellen of doen instellen.

Artikel 18

  • 1. De Commissie neemt alle beslissingen bij meerderheid van stemmen.

  • 2. De uitspraak van de Commissie betreft uitsluitend de beslissingen, door het beroep aan haar oordeel onderworpen.

  • 3. De Commissie kan, in afwijking van het in het tweede lid bepaalde en binnen het kader van haar in artikel 2 van dit reglement omschreven competentie, ambtshalve recht doen en de bestreden beslissing wijzigen, ook ten nadele van degene die daarvan in beroep is gekomen.

Artikel 19

  • 1. De uitspraken van de Commissie zijn gedagtekend en houden in:

    • 1e. de namen en woonplaatsen der partijen en hun wettelijke vertegenwoordigers en gemachtigden;

    • 2e. de gronden der uitspraak;

    • 3e. een stellige beslissing;

    • 4e. het bedrag der kosten, dat ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 20 moet worden betaald.

  • 2. De uitspraken worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Zij worden ter kennis van partijen gebracht door toezending van een afschrift dat door de secretaris wordt gewaarmerkt.

Artikel 20

  • 1. In de gevallen, waarin de beslissing, waartegen het beroep is ingesteld, wordt vernietigd, komen de kosten van de procedure ten laste van het fonds.

  • 2. In de gevallen, waarin de beslissing, waartegen het beroep is ingesteld, wordt bevestigd, zal de Commissie bepalen, dat een door haar naar billijkheid te bepalen bedrag der proceskosten door de klager aan het fonds moet worden betaald.

Artikel 21

De Commissie beslist binnen het kader van haar in artikel 2 van dit reglement omschreven competentie in alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2008.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Het is de werkgever toegestaan om in het kader van een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945, af te wijken van de in dictum I opgenomen bepalingen houdende een mutatie van het loon voorzover de onverkorte toepassing van die bepalingen de verlening van een ontheffing in de weg zou staan om reden dat de personeelskosten van de betrokken onderneming onvoldoende zijn gematigd.

Dictum V

Het besluit van 18 september 2003 (Stcrt. 2003, nr. 184) tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Grafimedia, wordt ingetrokken voor zover daarin werd overgegaan tot het algemeen verbindend verklaren van artikel 1.1.1. tot en met artikel 1.1.12 van de cao.

Dictum VI

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004 en vervalt met ingang van 31 december 2008 en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum VII

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 24 december 2003

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

de wnd. Directeur Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie van de Arbeidsinspectie,

Mr. M. H. M. van der Goes.

Naar boven