Wijziging Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart

Regeling van 16 december 2003, kenmerk 5261348/503/WD, houdende wijziging en aanvulling van de Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart

De Minister van Justitie,

Gelet op de artikelen 37l, tweede lid, onder b, het tweede lid, onder d, en het vijfde lid, van de Luchtvaartwet;

Besluit:

Artikel I

De regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Van de verplichting tot controle als bedoeld in artikel 37k, eerste lid, onder b, van de wet, is vrijgesteld vracht aangeboden door een niet-geregistreerde, als bedoeld in artikel 37l, tweede lid, onder b, van de wet, indien de vracht is verzegeld en de verzegeling uniek herleidbaar is tot de erkend luchtvrachtagent c.q. bekende afzender, als bedoeld in artikel 12.

B

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

1. Vracht, die vanuit een ander land over de weg wordt vervoerd en in Nederland wordt aangeboden voor vervoer door de lucht, is vrijgesteld van controle als bedoeld in artikel 37k, eerste lid, onder b, van de wet, indien:

a. de aangeboden vracht voorzien is van een terzake opgemaakte luchtvrachtbrief of een CMR-document;

b. de vracht afkomstig is van

i) een land binnen de Europese Unie, of

ii) een land buiten de Europese Unie, dat blijkens beschikking van de Minister van Justitie aan passende eisen voldoet, en

iii) de aanbieder van de vracht in dat land bekend is als erkend luchtvrachtagent onderscheidenlijk bekende afzender, en

c. de vracht beschermd is tegen manipulatie door derden totdat deze is overgedragen aan de in Nederland erkend luchtvrachtagent onderscheidenlijk de luchtvaartmaatschappij.

2. Aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, onder c, wordt voldaan indien:

a. de vrachtruimte van het voertuig is voorzien van sloten of verzegeld onmiddellijk na lading van het vrachtruim tenzij de vrachtzendingen elk afzonderlijk op een zodanige wijze zijn verpakt dat zonder verbreking geen gevaarlijke voorwerpen kunnen worden toegepast;

b. de afzender voorafgaand aan de levering de erkend luchtvrachtagent onderscheidenlijk de luchtvaartmaatschappij over de te leveren vracht informeert, ten bewijze waarvan de bestuurder van het voertuig, waarin de vracht is vervoerd, bij aankomst een kopie van die mededeling toont aan de erkend luchtvrachtagent onderscheidenlijk de luchtvaartmaatschappij;

c. het voertuig, waarin de vracht wordt vervoerd, niet onbeheerd wordt achtergelaten;

d. de afzender beschikt over een kopie van het legitimatiebewijs van de bestuurder, die de vracht levert, waarvan de gegevens voorafgaand aan de levering ter beschikking worden gesteld aan de erkend luchtvrachtagent onderscheidenlijk de luchtvaartmaatschappij en

e. voorzover de afzender onderscheidenlijk de luchtvrachtagent, bedoeld in het eerste lid, onder (iii) een vervoerder als tussenpersoon heeft ingehuurd voor de levering van de vracht, zeker is gesteld dat die vervoerder passende beveiligingsmaatregelen in zijn bedrijf toepast.

3. Aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt geacht te zijn voldaan indien onbeheerd achterlaten onvermijdelijk is en de bestuurder bij terugkomst de verpakking van de vrachtzending en de integriteit van de sloten of verzegeling van het voertuig heeft gecontroleerd en in geval van geconstateerde onregelmatigheden de erkend luchtvrachtagent onderscheidenlijk de luchtvaartmaatschappij daarvan op de hoogte heeft gesteld.

4. Aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, onder e, wordt geacht te zijn voldaan indien:

a. door de vervoerder betrouwbaar personeel wordt ingezet voor de verwerking, de opslag en het vervoer van de vracht;

b. het bedrijf van de vervoerder, waarop opslag of overslag van luchtvracht plaatsvindt, niet toegankelijk is voor onbevoegden.

C

Aan artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De artikelen 13, tweede en derde lid, en 14, tweede lid, zijn niet van toepassing indien de medewerkers een opleiding hebben gevolgd aan een opleidingsinstituut buiten Nederland dat blijkens beschikking van de Minister van Justitie aan passende eisen voldoet.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.

Toelichting

Algemeen

Met onderhavige wijziging van de Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart worden aanvullende voorschriften gegeven voor de aanbieding van vracht die vanuit het buitenland wordt aangeboden voor vervoer in de lucht vanaf de Nederlandse luchthavens. Deze regels, omvattende een samenstel van beveiligingsmaatregelen waaraan deze vorm van vervoer dient te voldoen, zijn gebaseerd op artikel 37l, tweede lid, onder b en d, en vijfde lid, van de Luchtvaartwet en hangen samen met de EU-verordening 2320/2003 van het Europees parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (pbEG 2003, L355). Deze aanpassing van de Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart voorziet daarnaast in een aanvullende regeling met betrekking tot de verpakking van vracht en ook worden voorschriften gegeven voor de erkenning van buitenlandse opleidingsinstituten.

De regeling is ter consultatie voorgelegd aan vertegenwoordigers van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, de Koninklijke Marechaussee en de Nederlandse Vereniging van Luchtvrachtexpediteurs.

Artikelsgewijs

Artikel I

A (artikel 11a)

Met een nieuw artikel 11a wordt de regeling uitgebreid met een verpakkingsvoorschrift wanneer de vracht wordt aangeboden door een onbekende in de vervoersketen. Een stelselmatige controle van deze vrachtzending kan in dat geval slechts achterwege blijven indien de erkend luchtvrachtagent of de bekende afzender de vracht heeft verzegeld, waarbij uit de verzegeling moet blijken dat de verzegeling is aangebracht door die erkende luchtvrachtagent of bekende afzender in de vervoersketen.

B (artikel 12a)

Op grond van artikel 6.6. van de annex, behorende bij hierboven genoemde EU-verordening, kan vracht die is aangevoerd over de weg, worden geaccepteerd als zijnde ‘bekend’ indien deze aan beveiligingsmaatregelen is onderworpen en beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden.

Document 30 van de European Civil Aviation Conference (ECAC) kent een vergelijkbare bepaling. In internationaal verband heeft discussie plaatsgehad over de strekking van dit artikel. Consensus bestaat over de volgende uitgangspunten:

In 2004 zal de Europese Commissie naar verwachting in lijn met voornoemde uitgangspunten komen tot een nadere concretisering van het begrip ‘beveiligingsmaatregelen’ van artikel 6.6. van de annex, behorende bij hierboven genoemde EU-verordening. Vooruitlopend daarop, mede gezien de behoefte in de praktijk is er voor gekozen reeds nu nationaal tot nadere invulling over te gaan met inachtneming van de hiervoor vermelde uitgangspunten. Artikel 12a vormt hiervan de neerslag en is gebaseerd op artikel 37l, vijfde lid, van de Luchtvaartwet.

Ten aanzien van artikel 12a, eerste lid, onder b, zij nog opgemerkt dat aan de erkende luchtvrachtagenten en luchtvaartmaatschappijen kenbaar wordt gemaakt om welke landen het specifiek zal gaan. Aan de hand van die lijst dient te worden beoordeeld of aanbieding in het concrete geval conform het gestelde in dit artikel plaatsvindt.

C (artikel 15, derde lid)

Het derde lid ziet op de situatie waarin buitenlandse opleidingsinstituten op het gebied van vracht op grond van meergenoemde EU-verordening in een ander land reeds een erkenning hebben gekregen. In dat geval ligt het niet in de rede de Nederlandse, eveneens op de verordening gebaseerde, eisen nogmaals te stellen. De erkenning in Nederland zal slechts kunnen volgen indien ten genoegen van de Minister van Justitie is aangetoond dat de opleidingen overeenkomstig Hoofdstuk 10 van het Nationaal Beveiligingsplan voor de Burgerluchtvaart van 19 april 2003 worden gegeven.

– de beveiligingsmaatregelen bestaan uit de basisnormen van de EU-verordening en Doc.30 van ECAC, hetgeen betekent dat elk land uitvoering geeft aan deze normen op het gebied van organisatie van het bedrijf, training van het personeel, toegangsbeheer en procedures voor de acceptatie van vracht (known consignor, regulated agent);

– elk land beschikt over een effectief kwaliteitscontrole systeem met onafhankelijke inspecties;

– de vracht moet beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden.

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

  • 1

    Stcrt 2003, 6.

Naar boven