Ambtstoelage burgemeesters

Aan: De burgemeesters, de gemeentebesturen, de commissarissen van de Koningin Onderwerp: Ambtstoelage burgemeesters Doelstelling: Informatie over beleid Juridische grondslag: Artikel 16 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 Relaties met andere circulaires: 20 november 2002, nr. BK02/96148 Ingangsdatum: 1 januari 2004 Geldig tot: nadere berichtgeving

4 december 2003

Nr. BK03/86675

DGKB/Kabinetszaken

1. Ambtstoelage burgemeesters

In artikel 16, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 is bepaald dat de ambtstoelage van burgemeesters per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2003 is bepaald op 111.0 (basisjaar 2000 = 100). Voor 2002 was dat indexcijfer 108.8.

Dit betekent dat de bedragen van de ambtstoelage per 1 januari 2004 worden verhoogd met 2.0%.

Voor uw informatie meld ik u dat het indexcijfer is gebaseerd op gegevens van het CBS van medio november 2003. Het CBS hanteert thans het jaar 2000 als basisjaar (= 100).

Met ingang van 1 januari 2004 luiden de bedragen genoemd in artikel 16, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 als volgt:

stcrt-2003-244-p15-SC62903-1.gif

2. Ambtstoelage in relatie met het jaarinkomen dat aan het ABP wordt verstrekt

De ambtstoelage mag niet worden meegenomen bij de vaststelling van het jaarinkomen dat jaarlijks aan het ABP wordt verstrekt.

In dat kader wijs ik u op het volgende.

Op grond van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP wordt onder inkomen verstaan het tot een jaarbedrag te herleiden vast salaris dat op 1 januari van het desbetreffende jaar voor de deelnemer geldt, vermeerderd met de vakantie-uitkering over dat salaris.

Naast het vaste salaris en de daarbij behorende vakantie-uitkering dienen vaste toelagen eveneens te worden betrokken bij de vaststelling van het jaarinkomen. Dit voor zover de toelagen als beloning voor verrichtte arbeid gelden en niet op grond van een kostenvergoeding ter compensatie van door de deelnemer (werknemer) gemaakte kosten worden verstrekt.

Het jaarinkomen vormt de basis voor de berekeningsgrondslag waarnaar de pensioenaanspraken worden berekend.

De ambtstoelage heeft het karakter van een onkostenvergoeding. Het feit dat de ambtstoelage is gebruteerd en onderhevig aan belastingwetgeving doet daaraan niet af.

Op grond van het bovenstaande mag de ambtstoelage niet worden meegenomen bij de vaststelling van het jaarinkomen dat jaarlijks aan ABP wordt verstrekt.

In 2003 is dat in een aantal gevallen wel gebeurd. In voorkomend geval dient dit te worden gecorrigeerd. Om deze correctie te realiseren moet contact worden opgenomen met het ABP.

Contactpersoon bij het ABP voor deze aangelegenheid is de heer B. Cordewener, telefonisch te bereiken onder nummer 045 - 579 45 52.

3. Bezoldiging burgemeesters en vergoeding wethouders

De bezoldiging van burgemeesters en de vergoeding van wethouders wijzigt overeenkomstig de wijziging van de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk.

De laatste algemene salarisverhoging daarvan was in mei 2003. Zodra er een volgende salarisverhoging is vastgesteld wordt u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de bezoldiging van de burgemeester en de vergoeding van de wethouders.

4. Informatie op internet

Informatie die betrekking heeft op politieke ambtsdragers, kunt u vinden op de internetsite van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: www.minbzk.nl, openbaar bestuur, politieke ambtsdragers.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,voor deze,
de directeur-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur,
L.A.M. van Halder.

Naar boven