Regeling medebewind vergoeding en tuchtrechtelijke maatregelen identificatie en registratie eenhoevige dieren

9 december 2003

Nr. TRCJZ/2003/9754

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 94, 108 en 108a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 2 en 3 van het Besluit identificatie en registratie voor dieren;

Besluit:

Artikel 1

1. Ter uitvoering van artikel 94, eerste lid, onderdeel h, en tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnwet voor dieren wordt medewerking gevorderd van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees.

2. De in het eerste lid bedoelde medewerking bestaat uit het verrichten van werkzaamheden en het bij verordening stellen van nadere regels, die noodzakelijk zijn voor het heffen van een vergoeding van kosten inzake het krachtens artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit identificatie en registratie van dieren uitgegeven identificatiedocument voor eenhoevige dieren, alsmede uit het vaststellen van een tarief ter zake van deze vergoeding.

3. Onverminderd het tweede lid bestaat de gevorderde medewerking uit het verrichten van werkzaamheden en het bij verordening stellen van nadere regels met betrekking tot de betaling van de in het tweede lid bedoelde vergoeding.

4. Bij verordening als bedoeld in het tweede en derde lid, kan de bevoegdheid tot het vaststellen van de hoogte van de in het tweede lid bedoelde vergoeding worden overgedragen aan een ander orgaan van het Productschap Vee en Vlees.

Artikel 2

Het Productschap Vee en Vlees kan in de Verordening identificatie en registratie van paardachtigen (PVV) 2004 bepalen dat bij overtreding van de artikelen 7, eerste lid, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, eerste en vierde lid, 18, eerste lid, 20 en 21 van die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling medebewind vergoeding en tuchtrechtelijke maatregelen identificatie en registratie eenhoevige dieren.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 december 2003.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Bij richtlijn 90/426/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEG 1990, L 224) en richtlijn 90/427/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PbEG 1990, L 224) zijn onder meer voorschriften vastgesteld inzake de identificatie en registratie van paardachtigen. Bij beschikking 93/623/EEG1 is het identificatiedocument voor geregistreerde paardachtigen vastgesteld. Bij beschikking 2000/68/EG2 zijn de voorschriften voor de identificatie en registratie (I&R) van fok- en gebruikspaarden vastgesteld en zijn de voorschriften van de I&R van geregistreerde paardachtigen uitgebreid.

Tot op heden is de I&R voor paardachtigen vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Regeling handel levende dieren en levende producten. De feitelijke uitgifte van de identificatiedocumenten (paspoorten) voor paardachtigen wordt door de diverse stamboeken verzorgd. Voor de handhaving en overzichtelijkheid is het noodzakelijk dat uniformiteit wordt aangebracht in de paspoortuitgifte en de I&R voor paardachtigen. Vanwege de aanwezige kennis en ervaring bij het Productschap Vee en Vlees (PVV) is de regelgevende bevoegdheid en de uitvoering ten aanzien van de I&R van paardachtigen overgedragen aan het PVV. Hiertoe is het besluit identificatie en registratie van dieren gewijzigd3 .

Thans heeft het PVV, krachtens artikel 2 van het Besluit identificatie en registratie voor dieren, een verordening vastgesteld met betrekking tot de regels voor de I&R van paardachtigen; Verordening identificatie en registratie paardachtigen (PVV) 2004. De onderhavige regeling maakt het mogelijk dat het PVV in genoemde verordening kan opnemen dat een vergoeding verschuldigd is voor de afgifte van het paspoort, alsmede dat het PVV bij overtreding van bepaalde voorschriften van de PVV-verordening tuchtrechtelijke maatregelen kan stellen.

Artikel 1

Artikel 94, eerste lid, onderdeel h, en tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) geeft de minister de bevoegdheid een vergoeding van kosten te heffen inzake de identificatie en registratie voor dieren. Tevens kan de minister ingevolge het tweede lid van dit artikel regels stellen met betrekking tot de betaling van de vergoeding. Op basis van artikel 108 Gwwd wordt op dit punt medewerking gevorderd van het PVV. De medewerking omvat het verrichten van werkzaamheden en het bij verordening stellen van nadere regels omtrent de vergoeding van kosten voor afgifte van het paspoort alsmede het vaststellen van een tarief hiervoor. Ook wordt in dit artikel vastgesteld dat het PVV bevoegd is bij verordening nadere regels vast te stellen omtrent de betaling van de vergoeding.

Artikel 2

In beginsel wordt voor de handhaving van verordeningen in medebewind het handhavingstraject van de medebewindsvorderende wet gevolgd, in dit geval de Gwwd4 . Voor de handhaving van de Gwwd worden strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten ingezet.

Ingevolge artikel 108a Gwwd, juncto artikel 3, van het Besluit identificatie en registratie voor dieren, kan de minister bepalen dat het productschap bij overtreding van medebewindsverordeningen tuchtrechtelijke maatregelen kan stellen. In artikel 2 wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Concreet wordt aangegeven ten aanzien van welke overtredingen tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden gesteld. In dit stadium blijft voor overtreding van de kernbepalingen van de verordening (het houden van paardachtigen zonder paspoort/transponder, het vervoeren van paardachtigen zonder paspoort/transponder) het primaat van de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving gelden, aangezien deze normen zich meer richten op het algemeen belang, alsmede gelet op het feit dat op vergelijkbare I&R-terreinen (runderen/schapen/geiten) eveneens strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten worden ingezet. Voor overtreding van de overige bepalingen, die overwegend administratief en organisatorisch van aard zijn, mag het productschap tuchtrechtelijke maatregelen stellen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Naar boven