Wijziging artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap/Wet conflictenrecht adoptie

Tussentijds Bericht Nationaliteiten TBN 2003/5

Aan:

- de Burgemeesters (t.a.v. hoofd Burgerzaken)

i.a.a:

- de Minister van Buitenlandse Zaken

- de Gevolmachtigde Minister van Aruba

- de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

- de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

- de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 21 november 2003

Ons kenmerk: HKUIT 03-5117AUB

Code: TBN 2003/5

Juridische achtergrond: Art. 5 Rijkswet op het Nederlanderschap.

Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap

Bijlagen: 2

Geldig van: 1 januari 2004

Onderwerp: Wijziging artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap.

Wet conflictenrecht adoptie; erkenning van buitenlandse adopties

1.1 Inleiding

Op 1 januari 2004 wijzigt artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 2003, 113). Artikel 5 RWN wordt in verband met de inwerkingtreding op dezelfde dag van de Wet conflictenrecht adoptie (Stb. 2003, 283) vernummerd en uitgebreid (zie Stb. 2003, 284).

De nieuwe tekst van artikel 5 RWN is bijlage 1 bij dit TBN. Het relevante hoofdstuk 3 van de Wet conflictenrecht adoptie is bijlage 2 bij dit TBN.

1.2 Vernummering van artikel 5 RWN

Artikel 5 RWN wordt met ingang van 1 januari 2004 als volgt vernummerd:

- artikel 5, eerste lid RWN wordt: artikel 5;

- artikel 5, tweede en derde lid RWN worden: artikel 5a;

- artikel 5, vierde lid RWN wordt: artikel 5c.

1.3 Nieuw artikel 5b RWN

Er wordt een artikel 5b RWN ingevoegd. Hierin zijn de gevolgen verwerkt die de Wet conflictenrecht adoptie (kort: Wcad) met zich brengt voor zover het betreft de erkenning van een buitenlandse adoptie.

1.4 Verhouding met Haags adoptieverdrag 1993

Artikel 5a RWN voorziet in de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg van adopties die met toepassing van het Adoptieverdrag 1993 tot stand zijn gekomen. Het verdrag heeft uitsluitend betrekking op interlandelijke adoptie waarbij een kind vanuit een staat die partij is bij het verdrag ter adoptie is opgenomen door personen met gewone verblijfplaats in een andere staat die partij is bij het verdrag. Het kan dus gaan om adopties door personen die in Nederland gevestigd zijn, maar ook om adopties van kinderen afkomstig uit de vreemde verdragsstaat A door personen met gewone verblijfplaats in de vreemde verdragsstaat B. Niet ter zake doet of de adoptie uiteindelijk in de verdragsstaat van herkomst van het kind dan wel in de verdragsstaat van opvang is uitgesproken. Dat het om een verdragsadoptie gaat, blijkt uit het certificaat dat wordt afgegeven in de verdragsstaat waar de adoptie is uitgesproken. Artikel 5a RWN regelt ook de verkrijging van het Nederlanderschap door een kind dat eerst onder het Adoptieverdrag 1993 is geadopteerd bij een `zwakke adoptie' (d.w.z. een adoptie waardoor de familierechtelijke betrekkingen met de oorspronkelijke familie niet geheel zijn verbroken) is geadopteerd, welke adoptie vervolgens door een uitspraak van de Nederlandse rechter is omgezet in een `sterke adoptie' naar Nederlands recht, waarbij deze betrekkingen alsnog zijn verbroken.

Artikel 5b RWN regelt de verkrijging van het Nederlanderschap in gevallen van interlandelijke adoptie waarin het Adoptieverdrag 1993 niet geldt tussen de bij de adoptie betrokken landen. Daarnaast regelt het de verkrijging van het Nederlanderschap als gevolg van een adoptie die is uitgesproken in de staat waarin zowel de adoptiefouders als het kind woonachtig waren.

1.5 Verkrijging Nederlanderschap ingevolge art. 5b RWN alleen op of na 1 januari 2004

Een buitenslands tot stand gekomen adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) komt slechts in aanmerking voor erkenning ingevolge de Wet conflictenrecht adoptie indien de adoptie op of na 1 januari 2004 tot stand is gekomen (zie art. 10 Wcad).

Dit betekent voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit ex artikel 5b RWN dat verkrijging alleen plaats heeft ingeval van een adoptie die conform de Wet conflictenrecht adoptie op of na 1 januari 2004 kan worden erkend. Kort gezegd: verkrijging op grond van artikel 5b RWN van het Nederlanderschap kan alleen plaatshebben bij adopties die buiten het Koninkrijk op of na 1 januari 2004 tot stand zijn gekomen.

Wet conflictenrecht adoptie

2.1 Algemeen

De Wet conflictenrecht adoptie kent twee wijzen waarop een buitenslands tot stand gekomen adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) in de Nederlandse rechtsorde wordt dan wel kan worden erkend (artikelen 6 en 7 Wcad).

Te onderscheiden zijn:

2.2 Artikel 6 Wcad

- van rechtswege erkenning binnen de Nederlandse rechtsorde.

Er is sprake van automatische werking binnen de Nederlandse rechtsorde van de buitenlandse adoptie als wordt voldaan aan de eisen gesteld in artikel 6 Wcad.

Bij artikel 6 Wcad geldt dat het moet gaan om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) buiten Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.

(Voor uitleg hoe deze van rechtswege erkenning in de praktijk moet worden beoordeeld, zie hieronder de nummers 4.1 en 4.2.)

2.3 Artikel 7 Wcad

- de erkenning door de Nederlandse rechter volgens de procedure van boek 1:26 BW.

Bij artikel 7 Wcad geldt dat het altijd gaat om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) in Nederland.

(N.B. derhalve: niet van toepassing indien de adoptiefouders woonachtig zijn in de Nederlandse Antillen of Aruba.)

Er is een procedure in Nederland nodig om de buitenlandse adoptie te erkennen. Het betreft de procedure op grond van artikel 1:26 Burgerlijk Wetboek. In deze procedure geeft de rechter een verklaring voor recht af, inhoudende dat de adoptie in Nederland rechtsgeldig is.

Alsdan beschikt betrokkene over een van een Nederlandse rechter afkomstige verklaring inhoudende een last tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand. Inschrijving van de adoptie in de registers van de burgerlijke stand is pas mogelijk nadat de verklaring ex art. 1:26 BW is verkregen.

Volgens Wcad erkende adoptie kan een `zwakke adoptie' zijn

De mogelijkheid bestaat dat een adoptie die van rechtswege (art. 6 Wcad) dan wel door middel van een verklaring voor recht op grond van artikel 1:26 BW (art. 7 Wcad) binnen de Nederlandse rechtsorde is erkend niet tot rechtsgevolg heeft (gehad, naar vreemd recht) dat de bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het adoptiefkind en de oorspronkelijke ouder(s) verbroken zijn. Dit wordt een `zwakke adoptie' genoemd. De erkenning in Nederland (ingevolge hetzij art. 6 of 7 Wcad) wijzigt niets in de omstandigheid dat het een `zwakke adoptie' is.

In deze gevallen biedt artikel 9 Wcad de mogelijkheid een erkende `zwakke adoptie' om te zetten in een adoptie naar Nederlands recht. Voor de verkrijging van het Nederlanderschap is dat nodig. Aan een `zwakke adoptie' zit geen nationaliteitsgevolg in de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Niet-erkende `zwakke adopties' kunnen niet worden omgezet.

2.4 Artikel 9 Wcad

- de omzetting door de rechter van een erkende buitenlandse adoptie in een adoptie naar Nederlands recht.

De omzetting betreft altijd een adoptie die niet leidde tot verbreking van de oorspronkelijke familierechtelijke betrekkingen. De omzetting bereikt dat de familierechtelijke betrekkingen tussen kind en de oorspronkelijke ouder(s) worden verbroken.

Deze rechterlijke omzettingsprocedure verloopt conform de procedure in de Uitvoeringswet Haags adoptieverdrag. Overleggen betrokkenen aldus bij de gemeente de van een Nederlandse rechter afkomstige verklaring inhoudende dat de buitenlandse adoptie is omgezet in een Nederlandse adoptie, dan kan aan de hand van artikel 5b, tweede lid RWN worden bepaald óf het kind Nederlander is geworden.

Hier wordt benadrukt dat geen van de bovenstaande bepalingen uit de Wet conflictenrecht adoptie bepalend is voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door het geadopteerde kind.

Wél bepalend daarentegen is artikel 5b RWN. Over artikel 5b RWN handelt onderstaand nummer 3.

Rijkswet op het Nederlanderschap

3.1 Tekst artikel 5b, lid 1 RWN

Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en

b. de adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en

c. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en

d. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

3.2 Kern art. 5b, lid 1 RWN: `sterke adoptie'

Kern van artikel 5b, eerste lid (en onder b) RWN is dat de buitenlandse adoptie leidde tot verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen. Dit wordt een `sterke adoptie' genoemd.

Of sprake is (geweest) van een `sterke adoptie' volgt uit het van toepassing zijnde vreemde familierecht. (Is dit niet het geval geweest: zie hieronder vanaf nummer 3.4.)

3.3 Voorwaarden art. 5b, lid 1 RWN

Het moet niet alleen gaan om een `sterke adoptie'. De adoptie moet óók in aanmerking komen voor erkenning in Nederland, ingevolge hetzij artikel 6 Wcad of artikel 7 Wcad.

Onderscheiden naar artikel 6 of 7 Wet conflictenrecht adoptie volgen hieronder twee overzichten met de voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap.

Overzicht voorwaarden verkrijging Nederlandse nationaliteit indien art. 6 Wcad speelt

Concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 6 Wcad in het spel is, zijn:

- e is een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag);

- door deze adoptie is de familierechtelijke band tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s) verbroken;

-volgens artikel 6 Wcad heeft die adoptie van rechtswege werking binnen de Nederlandse rechtsorde (zie hiervoor de nummers 4.1 en 4.2);

- op de dag dat tegen die buitenlandse adoptie geen rechtsmiddel meer openstond (in het land waar de adoptie plaatsvond) is ten minste één der adoptiefouders Nederlander;

- op de dag dat in eerste instantie de adoptie in het buitenland werd uitgesproken, was het kind minderjarig.

Nogmaals: bij artikel 6 Wcad geldt dat het moet gaan om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) buiten Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.

Het kind wordt Nederlander op de dag dat de buitenlandse adoptie niet langer (naar het recht van het adoptieland) vatbaar is voor aantasting door middel van het instellen van een rechtsmiddel tegen de adoptie.

Overzicht voorwaarden verkrijging Nederlandse nationaliteit indien art. 7 Wcad speelt

Concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 7 Wcad in het spel is, zijn:

- er is een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag);

- door deze adoptie is de familierechtelijke band tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s) verbroken;

- er is een rechterlijke verklaring op grond van artikel 1:26 BW aanwezig;

- op de dag dat tegen die buitenlandse adoptie geen rechtsmiddel meer openstond (in het land waar de adoptie plaatsvond) is ten minste één der adoptiefouders Nederlander;

- op de dag dat in eerste instantie de adoptie in het buitenland werd uitgesproken, was het kind minderjarig.

Nogmaals: bij artikel 7 Wcad geldt dat het altijd gaat om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats hebben (heeft) in Nederland.

Het kind wordt Nederlander op de dag dat de buitenlandse adoptie niet langer (naar het recht van het adoptieland) vatbaar is voor aantasting door middel van het instellen van een rechtsmiddel tegen de adoptie.

3.4 Tekst artikel 5b, lid 2 RWN

Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland is geadopteerd bij een adoptie die niet gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 9 van de Wet conflictenrecht adoptie wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands recht, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en

b. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag nadat drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie; en

c. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.

3.5 Kern art. 5b, lid 2 RWN: `zwakke adoptie'

Kern van artikel 5b, tweede lid RWN is dat de (ingevolgde de Wcad erkende) buitenlandse adoptie niet leidde tot verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s). Of sprake is (geweest) van een `zwakke adoptie' volgt uit het van toepassing zijnde vreemde familierecht.

Om toch naar Nederlands recht de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de oorspronkelijke ouder(s) te verbreken, kan op grond van artikel 9 Wcad een rechterlijke omzetting van de buitenlandse adoptie plaatsvinden in een adoptie naar Nederlands recht.

3.6 Voorwaarden art. 5b, lid 2 RWN

Verkrijging Nederlandse nationaliteit indien art. 9 Wcad speelt

Concrete voorwaarden voor de verkrijging van het Nederlanderschap als artikel 9 Wcad in het spel is, zijn:

- er is een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag);

- er is een rechterlijke omzetting van de buitenlandse adoptie op grond van artikel 9 Wcad;

- op de dag drie maanden na de dag van de (Nederlandse) omzettingsuitspraak is ten minste één der adoptiefouders Nederlander; of op de dag drie maanden na de dag van de omzettingsuitspraak in hoger beroep is ten minste één der adoptiefouders Nederlander; of op de dag dat in cassatie uitspraak is gedaan over de omzetting is ten minste één der adoptiefouders Nederlander;

- op de dag dat in eerste instantie de (Nederlandse) omzetting werd uitgesproken, was het kind minderjarig.

Het kind wordt Nederlander op de dag als bepaald onder b van artikel 5b, tweede lid RWN, derhalve:

- als geen hoger beroep tegen de omzetting is ingesteld: na drie maanden en één dag na de omzetting;

- als, na hoger beroep, geen cassatie wordt ingesteld: na drie maanden en één dag na de uitspraak in hoger beroep;

- als cassatie is ingesteld: op de dag van de uitspraak in cassatie.

Uitleg beoordeling erkenning van rechtswege van buitenlandse adoptie ex artikel 6 Wcad

4.1 Criteria beoordeling

De erkenningsvraag in geval van artikel 6 Wcad zal doorgaans worden beantwoord door de ambtenaar van de burgerlijke stand, door de ambtenaar van de gemeentelijke basisadministratie (GBA) of door de consulaire ambtenaar bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland. Wordt die vraag positief beantwoord dan is inschrijving van de desbetreffende registers mogelijk zonder dat een gerechtelijke erkennings- of exequaturprocedure nodig is. Wordt de inschrijving geweigerd, dan kan verzoeker zich tot de rechter wenden.

Leidraad bij de erkenning op grond van artikel 6 Wcad is het afschrift van de buitenlandse adoptie-uitspraak. Conform de van toepassing zijnde Circulaire legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen (van 12 januari 2000, laatstelijk gewijzigd 4 april 2001) dient, zo nodig, sprake te zijn van legalisatie (en soms ook verificatie) van het buitenlandse document.

Tevens dient met (indien nodig: gelegaliseerde, soms tevens geverifieerde) bescheiden de gewone verblijfplaats van betrokkenen te worden aangetoond zowel ten tijde van het moment van indiening van het adoptieverzoek als het moment van totstandkoming van de adoptie.

Tenzij er aanwijzingen zijn voor fraude, zal de ambtenaar zich, behalve genoemde bescheiden, geen andere bescheiden van andere buitenlandse bij de adoptie betrokken instanties behoeven te laten overleggen. (Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, 28 457, 2002-2003, nr. 6, pp. 7 en 8.)

4.2 Situaties art. 6 Wcad

Onderscheiden naar gewone verblijfplaats van adoptiefouder(s) én adoptiefkind:

- ten tijde van het indienen van het adoptieverzoek alsook,

- ten tijde van de totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak

volgen hieronder twee overzichten met de voorwaarden voor de erkenning van rechtswege.

Als vermeld in nummer 2.2 gaat het bij de toepassing van artikel 6 Wcad altijd om adoptiefouder(s) die, ten tijde van de adoptie, gewone verblijfplaats heeft (hebben) (gehad) buiten Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.

Situatie 1: alle betrokkenen woonachtig in het land waar adoptie plaatsvond

Erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) geschiedt in het geval dat adoptiefouders én adoptiefkind hun gewone verblijfplaats hebben (gehad) in het land waar de adoptie plaatsvond indien de adoptie is uitgesproken door de tot adoptie-uitspraken bevoegde autoriteit.

Het moet altijd gaan om een in het desbetreffende buitenland tot het uitspreken van adopties bevoegde instantie.

Zowel op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek als de totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak moeten adoptiefouders én adoptiefkind hun gewone verblijfplaats hebben gehad in het land waar de adoptie plaatsvond.

Ondanks het zojuist vermelde vindt tóch geen erkenning van rechtswege plaats indien:

- aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan; of

- aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijke rechtspleging ten grondslag ligt; of

- de erkenning van de adoptie kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Dit is in elk geval zo indien de adoptie een kennelijke schijnhandeling betreft.

Situatie 2: adoptiefouders wonen in het ene vreemde land, het kind in het andere

Voorwaarden voor erkenning van rechtswege van een buitenlandse adoptie (niet zijnde een adoptie conform het Haags adoptieverdrag) indien de adoptie is uitgesproken in het land waar òf de adoptiefouder(s) zijn/hun gewone verblijfplaats heeft/hebben (gehad), òf het kind zijn gewone verblijfplaats heeft (gehad), zijn:

- de adoptie is in den vreemde uitgesproken door de tot adoptie-uitspraken bevoegde autoriteit.

(Het moet altijd gaan om een in het desbetreffende buitenland tot het uitspreken van adopties bevoegde instantie.)

- op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek alsook op het tijdstip van totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak hadden adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in het land waar de adoptie plaatsvond; dan wel

- op het tijdstip van het indienen van het adoptieverzoek alsook op het tijdstip van totstandkoming van de buitenlandse adoptie-uitspraak had het adoptiefkind gewone verblijfplaats in het land waar de adoptie plaatsvond.

Ondanks het zojuist vermelde vindt tóch geen erkenning van rechtswege plaats indien:

- aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan; of

- aan de adoptie-uitspraak kennelijk geen behoorlijke rechtspleging ten grondslag ligt; of

- de adoptie die in de staat van herkomst van het kind is uitgesproken, niet erkend is in de staat waarin de adoptiefouder(s) zowel ten tijde van het adoptieverzoek als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of

- de adoptie die in de staat van de gewone verblijfplaats van de adoptiefouder(s) is uitgesproken, niet is erkend in de staat waar het kind zowel ten tijde van het adoptieverzoek als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had; of

- de erkenning van de adoptie kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Dit is in elk geval zo indien de adoptie een kennelijke schijnhandeling betreft.

5.1 Slot

De tekst van dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten wordt zo spoedig mogelijk opgenomen in de toelichting op artikel 5 in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Bij die gelegenheid zullen de nieuwe artikelen 5, 5a, 5b en 5c RWN in de Handleiding worden afgedrukt en van een toelichting worden voorzien.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de Minister
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
P.W.A. Veld.

Bijlage 1 bij TBN2003/5 (artikelen 5, 5a, 5b en 5c RWN, in de redactie van 1 januari 2004)

Artikel 5 RWN (voorheen artikel 5,eerste lid RWN)

Nederlander wordt het kind dat in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba bij rechterlijke uitspraak is geadopteerd, indien het kind op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig was en ten minste één der adoptiefouders op de in de volgende zin bedoelde dag Nederlander is. Het kind verkrijgt het Nederlanderschap op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in eerste aanleg of, indien binnen deze periode hoger beroep is ingesteld, van drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak in hoger beroep, dan wel, indien binnen deze laatste periode beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie.

Artikel 5a RWN (voorheen artikel 5,tweede en derde lid RWN)

1. Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te `s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen, en

b. die adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en

c. ten minste één der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en

d. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

2. Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland in overeenstemming met het op 29 mei 1993 te `s-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie is geadopteerd bij een adoptie die niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 27 van voornoemd verdrag wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands, Nederlands-Antilliaans of Arubaans recht, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie is in overeenstemming met het voornoemde verdrag tot stand gekomen, en

b. ten minste één der adoptiefouders is Nederlander op de dag nadat drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep, zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie, en

c. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.

Artikel 5b RWN (ingevoerd per 1 januari 2004)

1. Nederlander wordt ook het kind dat in het buitenland bij uitspraak van een ter plaatse bevoegde autoriteit wordt geadopteerd, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en

b. de adoptie heeft tot gevolg dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, en

c. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, en

d. het kind was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig.

2. Nederlander wordt voorts het kind dat in het buitenland is geadopteerd bij een adoptie die niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, welke adoptie in Nederland bij rechterlijke uitspraak in overeenstemming met artikel 9 van de Wet conflictenrecht adoptie wordt omgezet in een adoptie naar Nederlands recht, indien en op het tijdstip waarop aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a. de adoptie voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland van artikel 6 of artikel 7 van de Wet conflictenrecht adoptie, en

b. ten minste een der adoptiefouders is Nederlander op de dag nadat drie maanden te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep zijn verstreken zonder dat daartegen hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, dan wel, indien beroep in cassatie is ingesteld, op de dag van de uitspraak in cassatie; en

c. het kind was op de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg minderjarig.

Artikel 5c RWN (voorheen artikel 5,vierde lid RWN)

Het kind van degene die door adoptie het Nederlanderschap verkrijgt deelt in die verkrijging.

Bijlage 2 bij TBN2003/5 (artikelen 5 tot en met 9 Wet conflictenrecht adoptie)

Hoofdstuk 3 Wet conflictenrecht adoptie

De erkenning van een buitenlandse adoptie en haar rechtsgevolgen

Artikel 5

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op adopties die tot stand zijn gekomen in staten die geen partij zijn bij het in artikel 1 genoemde verdrag.

Artikel 6

1. Een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen, wordt in Nederland van rechtswege erkend indien zij is uitgesproken door

a. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar de adoptiefouders en het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of

b. een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar hetzij de adoptiefouders, hetzij het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden.

2. Aan een beslissing houdende adoptie wordt erkenning onthouden indien

a. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of

b. in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder b, de beslissing niet is erkend in de staat waar het kind, onderscheidenlijk de staat waar de adoptiefouders zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van

de uitspraak hun gewone verblijfplaats hadden; of

c. de erkenning van die beslissing kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn.

3. Op de in het tweede lid, onder c, genoemde grond wordt aan een beslissing houdende adoptie in elk geval erkenning onthouden indien de beslissing kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.

4. De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet op de in het tweede lid, onder c, genoemde grond worden geweigerd enkel omdat daarop een ander recht is

toegepast dan uit de bepalingen van hoofdstuk 2 zou zijn gevolgd.

Artikel 7

1. Een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, wordt erkend indien:

a. de bepalingen van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in acht zijn genomen, en

b. de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en

c. erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 6, tweede of derde lid, van deze wet, zou worden onthouden.

2. Een adoptie als bedoeld in het eerste lid wordt slechts erkend indien de rechter heeft vastgesteld dat aan de in dat lid genoemde voorwaarden voor erkenning is voldaan. Toepasselijk is de procedure van artikel 26 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

3. De rechter die vaststelt dat aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie is voldaan, geeft ambtshalve een last tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand. De artikelen 25, zesde lid, 25c, derde lid, en 25g, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

1. De erkenning als bedoeld in de artikelen 6 en 7 houdt tevens in de erkenning van:

a. de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn adoptiefouders;

b. het gezag van de adoptiefouders over het kind;

c. de verbreking van de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn moeder en vader, indien de adoptie dit gevolg heeft in de staat waar zij plaatsvond.

2. Ingeval de adoptie in de staat waar zij plaatsvond niet tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken, mist de adoptie ook in Nederland dat gevolg.

Artikel 9

In het in artikel 8, tweede lid, bedoelde geval kan, indien het kind in Nederland gewone verblijfplaats heeft en daar voor permanent verblijf bij de adoptiefouders is toegelaten, een verzoek tot omzetting in een adoptie naar Nederlands recht worden ingediend. Artikel 11, tweede lid, van de Wet tot uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 3, tweede lid, van deze wet is van overeenkomstige toepassing op de toestemming van de ouders wier toestemming tot de adoptie vereist was.

Naar boven