Wijziging Regeling vergoedingen keuring stoom- of damptoestellen

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 november 2003, nr. A&G/W&P/2003/77856, Directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid, tot wijziging van de Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9 van de Stoomwet1;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het derde lid wordt `€ 97,50' vervangen door: € 103,75.

2. In het derde lid, onder a, wordt `€ 104' vervangen door: € 110,75.

3. In het derde lid, onder b, wordt `€ 114' vervangen door: € 121,25.

4. In het vijfde lid wordt `€ 97,50' vervangen door: € 103,75.

B

In artikel 6, derde lid, wordt `€ 97,50' vervangen door: € 103,75.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 november 2003.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte.

1 Stb. 1953, 179; laatstelijk gewijzigd bij wet van 31 oktober 2002, Stb. 542.

2 Stcrt. 1977, 82; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 6 november 2002, Stcrt. 218.

Toelichting

De onderhavige wijzigingsregeling strekt er toe de Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- en damptoestellen (hierna: vergoedingsregeling) aan te passen.

Aanpassing vergoedingen

In mei 1994 sloot de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een contract met Stoomwezen B.V. waarin onder meer bepaald werd dat Stoomwezen B.V. de opdracht en bevoegdheid kreeg tot het, namens de Minister, uitvoeren van in het contract nader omschreven werkzaamheden en daarbij behorende vergunningverlening. Bedoelde werkzaamheden, die tot dan toe door de Dienst voor het Stoomwezen (onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) werden uitgevoerd, zijn gedurende de looptijd van het contract exclusief aan Stoomwezen B.V. opgedragen. De opgedragen werkzaamheden betroffen onder meer de op de stoomwetgeving gebaseerde keuringen, die betrekking hebben op de nieuwbouwfase, de ingebruikneming en de gebruiksfase.

Inmiddels zijn het Besluit drukapparatuur van 5 juli 1999 en het Besluit tot wijziging van het Besluit drukapparatuur van 5 juli 2001 tot stand gekomen en overgeheveld van de Wet op de gevaarlijke werktuigen naar het Warenwetbesluit drukapparatuur. Met genoemde besluiten, waarin de keuringen in de nieuwbouwfase en de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur worden geregeld, heeft de marktwerking zijn intrede gedaan. Dit betekent dat het contract nu nog slechts van toepassing is op keuringen in de gebruiksfase.

Genoemd contract heeft per ingaande 31 augustus 2003 een wijziging ondergaan vanwege de entiteitwijziging van Stoomwezen B.V. in Lloyd's Register Nederland B.V. Tevens is bij deze gelegenheid de grondslag voor het vaststellen van de tarieven aangepast waardoor het mogelijk is geworden deze meer marktconform bij te stellen.

In artikel 13 van het contract is vastgelegd dat de minister de vergoedingen, zoals bepaald in artikel 9 van de Stoomwet, blijft vaststellen gedurende de looptijd van het contract, zijnde tot 1 juni 2005 dan wel, indien dat eerder is, tot het tijdstip waarop de gebruiksfase volgens het Warenwetbeluit drukapparatuur van kracht is. De vergoedingen zijn voor het laatst met ingang van 12 november 2002 aangepast.

Voor een belangrijk deel van de keuringen in de gebruiksfase is in de vergoedingsregeling een retributietarief van toepassing. Hierbij zijn de kosten voor de keuring direct afhankelijk van de grootte van het te keuren drukapparaat. Dit systeem werkt voor de bedrijven met de wat grotere installaties zeer onvoordelig uit en wordt om deze reden door hen als onredelijk ervaren. De op deze manier in rekening brengen van de keuringskosten staan niet in verhouding met het aantal bestede uren voor die keuringen. Voor de kleinere installaties is het retributietarief wel meer in evenwicht met de bestede uren voor de keuring. De tariefsverhoging komt aan genoemd bezwaar tegemoet en vormt zo een begin van een geleidelijke overgang naar een meer marktconforme situatie zoals die is voorzien na 2005. Hierbij zal het retributietarief worden afgeschaft en uitsluitend een uurtarief van toepassing zijn.

In het besluit is het uurtarief met 6,5% verhoogd en is het retributietarief gelijk gebleven. De directe consequenties van de tariefsaanpassingen zijn de volgende.

Voor de gebruikers van grote installaties, waar het uurtarief wordt gehanteerd, betekent dit een verlaging van de keuringskosten ten opzichte van de kosten gebaseerd op het retributietarief. Voor de gebruikers van de kleinere installaties betekent het niet verhogen van het retributietarief dat de keuringskosten voor hen geen verandering ondergaan.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte.

Naar boven