Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen 2004

Regeling van de Pensioen- & Verzekeringskamer van 24 november 2003, houdende uitvoering van artikel 5a, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen 2004)

De Pensioen- & Verzekeringskamer,

Gelet op artikel 5a, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regels wordt verstaan onder:

a. fonds: een pensioenfonds, een beroepspensioenfonds of een spaarfonds;

b. gedragscode: de gedragscode bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de wet;

c. betrokkene: degene op wie met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, de gedragscode van toepassing is;

d. ingewijde betrokkene: de betrokkene die door het fonds als zodanig met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, is aangewezen;

e. privé-transacties: het verrichten of laten verrichten van transacties in onroerende zaken en andere door het fonds genoemde transacties ten bate van zichzelf dan wel van een derde;

f. wet: Pensioen- en spaarfondsenwet.

Artikel 2

1. De gedragscode bevat een beschrijving van de betrokkenen op wie de gedragscode van toepassing is. Tot de betrokkenen dienen te behoren de leden van het bestuur, de leden van de directie en de medewerkers van het fonds alsmede de werknemers van de werkgever en de tijdelijke medewerkers die voor het fonds werkzaamheden verrichten.

2. De ingewijde betrokkenen moeten volgens de gedragscode door het fonds worden aangewezen op basis van in ieder geval hun mogelijke invloed op beleggingstransacties ten aanzien van onroerende zaken.

Artikel 3

1. De gedragscode verbiedt het oneigenlijke gebruik van vertrouwelijke informatie.

2. De gedragscode verplicht betrokkene tot melding van bestaande of mogelijke conflicten tussen de belangen van het fonds en zakelijke of privé belangen van betrokkene.

3. Nevenfuncties mogen volgens de gedragscode enkel aanvaard dan wel gecontinueerd worden onder goedkeuring van het bestuur of de directie van het fonds.

4. Het laten verrichten van privé-werkzaamheden door zakelijke relaties van het fonds is volgens de gedragscode slechts toegestaan onder goedkeuring van het bestuur of de directie van het fonds en onder marktconforme voorwaarden.

5. Het gebruik in privé van zaken die aan het fonds toebehoren dan wel door het fonds voor een derde worden gehouden is volgens de gedragscode slechts toegestaan onder goedkeuring van het bestuur of de directie van het fonds.

Artikel 4

Ten aanzien van ingewijde betrokkenen is in de gedragscode in ieder geval bepaald dat:

a. privé-transacties met of door tussenkomst van natuurlijke personen waarmee de ingewijde betrokkene een zakelijke relatie onderhoudt, worden beperkt;

b. binnen redelijke termijn aan een daartoe aangewezen functionaris melding van privé-transacties dient plaats te vinden onder verstrekking van daarbij voorgeschreven inlichtingen en bescheiden, voorzover bij deze transacties op enigerlei wijze een verband kan worden gelegd met eigendommen, transacties of relaties van het fonds.

Artikel 5

1. De gedragscode bepaalt of en, zo ja, onder welke voorwaarden relatiegeschenken en uitnodigingen mogen worden aangeboden en mogen worden aanvaard.

2. Uitnodigingen voor bedrijfsbezoeken en andere bijeenkomsten en voor reizen mogen slechts worden aanvaard onder goedkeuring van bestuur of directie van het fonds onder in de gedragscode te stellen voorwaarden.

Artikel 6

De Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 30 januari 2003 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht naar alle financiële instellingen die actief zijn op de effectenmarkten (Stb. 103) in werking treedt.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen 2004. Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Apeldoorn, 24 november 2003.
Pensioen- & Verzekeringskamer,
D.E. Witteveen, voorzitter.
J.Ph.W. Klopper, lid bestuur.

Toelichting

Algemeen

De wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht (Stb. 592) heeft door toevoeging van artikel 5a van de PSW voor pensioenfondsen, beroepspensioenfondsen en spaarfondsen de verplichting ingevoerd om te beschikken over een gedragscode die voor bestuurders en medewerkers van het fonds voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. Het tweede lid van genoemd artikel 5a geeft de Pensioen- & Verzekeringskamer de bevoegdheid om regels te stellen met betrekking tot de inhoud van de gedragscode. De onderhavige regeling strekt tot dit laatste. In de toelichting is naast een verduidelijking van de regeling voorts het beleid van de Pensioen- & Verzekeringskamer ten aanzien van de implementatie hiervan uiteengezet.

Onderhavige Regeling komt in de plaats van de Regeling van de Verzekeringskamer van 11 december 2000, houdende uitvoering van artikel 5a, tweede lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen). Achtergrond van de vervanging van deze regeling wordt gevormd door de Wet van 30 januari 2003 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht naar alle financiële instellingen die actief zijn op de effectenmarkten (Stb. 103). Op basis van deze wet is een aantal effectentypische gedragsregels uit hoofde van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, behoudens uitzonderingsmogelijkheden gecreëerd door de Vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer 1995, eveneens van toepassing op pensioen- en spaarfondsen. Een en ander wordt geregeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Deze effectentypische regels zien op het gedrag van de instelling op de effectenmarkt en hebben betrekking op:

- het omgaan met koersgevoelige informatie;

- privé beleggingstransacties van bestuurders en personeelsleden van financiële marktpartijen;

- het tegengaan van koersmanipulatie;

- het voorkomen van belangenverstrengeling voorzover dit te maken heeft met effectentransacties;

- het vastleggen van relevante gedragscodes en andere voorzieningen die met het oog op het bovenstaande zijn getroffen in de administratieve organisatie en bij de interne controle.

Het toezicht op de naleving van regels gesteld bij of krachtens artikel 18a Wet toezicht effectenverkeer 1995 met betrekking tot integer gedrag van onder andere pensioenfondsen op de effectenmarkt zal worden uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten.

Gezien het voorgaande en de reeds geëffectueerde herschikking van taken tussen enerzijds de prudentiële toezichthouders (de Nederlandsche Bank N.V. en de Pensioen- & Verzekeringskamer) en anderzijds de gedragstoezichthouder (Autoriteit Financiële Markten), komen de effectentypische gedragsregels zoals deze stonden in artikel 4, onder b, oud van de Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen, in de nieuwe Regeling niet terug. Het toezicht op de naleving van dit deel van de, nu uit hoofde van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 vastgestelde, regels is opgedragen aan de Autoriteit Financiële Markten.

De regels welke zijn opgenomen in de `nieuwe' Regeling blijven gebaseerd op de PSW; het toezicht daarop blijft dan ook bij de PVK. Concreet betekent dit dat een fonds over één gedragscode kan blijven beschikken, maar dat deze voortaan aan voorschriften gebaseerd op twee wetten moet voldoen.

Ten aanzien van de voorschriften uit onderhavige regeling acht de Pensioen- & Verzekeringskamer het gewenst dat er een functionaris of compliance officer belast wordt met het interne toezicht op naleving van de gedragscode en rapportering daarover aan het bestuur van het fonds. Deze compliance officer dient daartoe over voldoende bevoegdheden te beschikken. Zijn positie en bevoegdheden dienen daarbij zodanig te zijn dat zijn onafhankelijkheid van degenen die krachtens de gedragscode zijn onderworpen aan zijn toezicht, mede gelet op het overigens ten aanzien van toezicht in de gedragscode bepaalde, in voldoende mate gewaarborgd is. In verband met de gewenste onafhankelijkheid kan deze functie ook door een persoon buiten de organisatie vervuld worden, bijvoorbeeld door de compliance officer die eventueel bij de werkgever is aangesteld.

Bovenstaande heeft eveneens gevolgen voor de Modelgedragscode zoals die door de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen is opgesteld alsmede voor de gedragscodes welke zelfstandig door fondsen zijn opgesteld. Voor zover in deze gedragscodes effectentypische gedragsregels staan, zullen deze moeten voldoen aan de voorschriften zoals gesteld in Paragraaf 9a van de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 en zullen, zoals hiervoor reeds vermeld, voor dat deel onder het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten vallen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel geeft enkele definities van begrippen uit de regeling. Er is afgezien van het geven van een definitie van `nevenfunctie' en `relatiegeschenk'. Het is aan de fondsen om daaraan bij de toepassing van de gedragscode invulling te geven rekening houdend met algemeen aanvaarde opvattingen over de inhoud daarvan.

Onderdeel c benoemt degene op wie de gedragscode van toepassing is tot `betrokkene'. Binnen de kring van `betrokkenen' is de groep van `ingewijde betrokkene' als zodanig genoemd in onderdeel d. Hun positie binnen het fonds maakt dat in artikel 4 aanvullende regels ten aanzien van privé-transacties zijn gesteld.

Artikel 2

Het begrip `betrokkene' is in het eerste lid uitgewerkt en daarbij beperkt tot personen die in dienst zijn van het fonds - waaronder bestuur en directie - of van de werkgever maar door deze laatste bijvoorbeeld als administrateur bij het fonds zijn gedetacheerd. Echter, veel pensioenfondsen maken gebruik van diensten van andere organisaties zoals administratiekantoren en vermogensbeheerders. De daarvoor werkzame personen vallen in beginsel buiten de reikwijdte van de gedragscode. De Pensioen- & Verzekeringskamer heeft in de concept-beleidsregels van 17 oktober 2002 een voorstel gedaan voor eisen die worden gesteld aan verzekeraars en pensioenfondsen die bedrijfsprocessen uitbesteden aan derden. Na aanpassing aan de ingediende commentaren zal deze regeling definitief in werking treden. In het kader daarvan moet door een pensioenfonds onder andere een beoordeling plaatsvinden van de uitvoerende organisatie op het punt van reputatie en integriteit.

Het tweede lid regelt de vaststelling van de groep `ingewijde betrokkenen'. Bij het toezicht op de toepassing van de gedragscode zal de Pensioen- & Verzekeringskamer kunnen vragen om een overzicht van deze categorie.

Artikelen 3 tot en met 5

Deze artikelen gaan in op de gedragingen van de `betrokkenen'. Artikel 3 regelt diverse aspecten namelijk het oneigenlijke gebruik van informatie in het algemeen, het melden van belangenconflicten, het hebben van nevenfuncties, het verrichten van privé-werkzaamheden en het gebruik van eigendommen van het fonds. Daarbij zij aangetekend dat het eerste en vierde lid hun werking ook zullen moeten behouden nà einde van het dienstverband / relatie met het fonds. Artikel 4 regelt voor `ingewijde betrokkenen' het verrichten van privé-transacties in onroerende zaken en andere door het fonds genoemde transacties ten bate van zichzelf dan wel van een derde. Met “de daartoe aangewezen functionaris” wordt gedoeld op de compliance officer. Artikel 5 bevat een regeling ten aanzien van het aanbieden en aanvaarden van relatiegeschenken en van uitnodigingen.

Deze regelingen verschaffen een minimum. Het staat de fondsen vrij een strengere regeling op te nemen in de gedragscode. Waar deze regeling bijvoorbeeld een gedraging toestaat onder goedkeuring van bestuur of directie, kan het fonds deze zonder meer verbieden.

Artikel 6

Onderhavige Regeling komt in de plaats van de Regeling van de Verzekeringskamer van 11 december 2000, houdende uitvoering van artikel 5a, tweede lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet (Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen).

Artikel 7

Zoals in het algemeen deel al aangegeven zijn de voorschriften voor de gedragsregels op grond van de PSW beperkter dan in het verleden. In dat opzicht zal deze nieuwe regeling geen aanpassing van de gedragscode vergen. Daarnaast moeten de fondsen voor wat betreft de effectentypische gedragsregels voortaan voldoen aan de voorschriften zoals gesteld in Paragraaf 9a van de Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 welke onder de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Financiële Markten valt.

Apeldoorn, 24 november 2003.

Pensioen- & Verzekeringskamer,

D.E. Witteveen, voorzitter.

J.Ph.W. Klopper, lid bestuur.

Naar boven