Regeling houdende wijziging van de Nadere regeling gedragstoezicht
effectenverkeer 2002
De Autoriteit Financiële Markten;
Gelet op artikel 45a van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995;
Besluit:
Artikel I
De Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 wordt als volgt
gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan
het slot van onderdeel m één onderdeel toegevoegd, luidende:
o. financiële marktpartij: een instelling als bedoeld in artikel
18a, eerste lid, van de wet.
B
Na artikel 44 wordt een paragraaf ingevoegd luidende:
Paragraaf 9a Effectentypische gedragsregels voor financiële marktpartijen
Artikel 44a Combinatie van activiteiten
1. De financiële marktpartij treft alle maatregelen die nodig zijn
voor een onafhankelijk marktoptreden:
a. ter voorkoming van belangenconflicten met betrekking tot effectentransacties;
en
b. ter vermijding van de verspreiding van koersgevoelige of andere vertrouwelijke
marktinformatie buiten de kring van personen die daarover uit hoofde van hun
werkzaamheden voor de financiële marktpartij beschikken.
2. De financiële marktpartij kan aan het vereiste van het treffen
van maatregelen als bedoeld in het eerste lid voldoen door de volgende maatregelen
inzake de interne structurering te treffen:
a. een fysieke scheiding tussen de verschillende aan de effectenmarkt
gerelateerde activiteiten; en
b. een organisatorische en personele scheiding van activiteiten tot een
zo hoog mogelijk niveau binnen de organisatie.
Artikel 44b Regeling koersgevoelige informatie
1. Onverminderd de maatregelen die de financiële marktpartij getroffen
heeft teneinde te voldoen aan het vereiste als bedoeld in artikel 44a, eerste
lid, voert de financiële marktpartij tenminste een reglement in, houdende
een gedragscode voor het omgaan met koersgevoelige of andere vertrouwelijke
marktinformatie door aan de financiële marktpartij verbonden personen.
2. De financiële marktpartij bindt de in het eerste lid bedoelde
personen aan de in het eerste lid bedoelde gedragscode door middel van een
schriftelijke overeenkomst waarin tenminste is bepaald dat:
a. de persoon de uiterste zorgvuldigheid betracht in de behandeling van
informatie, waarvan hij weet of redelijkerwijs geacht moet worden te weten
dat deze informatie moet worden aangemerkt als koersgevoelige of andere vertrouwelijke
marktinformatie;
b. de persoon, anders dan de in bijlage 3a sub 1 onder a gedefinieerde
en als zodanig bij de toezichthouder als bedoeld in het derde lid bekend zijnde
insider, die regelmatig beschikt over informatie als bedoeld onder a, rapporteert
dit aan de interne toezichthouder als bedoeld in het derde lid;
c. tenzij een zorgvuldige uitoefening van zijn functie anders vereist,
de persoon zich onthoudt van verspreiding van de onder a bedoelde informatie;
d. iedere persoon die met betrekking tot effecten beschikt over informatie
als bedoeld onder a zich onthoudt van het verrichten van transacties of het
aanzetten tot het verrichten van transacties, zowel rechtstreeks als middellijk,
in die effecten, dan wel daarover te adviseren, anders dan van hem bij een
zorgvuldige uitoefening van zijn functie mag worden verwacht;
e. iedere persoon gehouden is desgevraagd alle informatie aan de interne
toezichthouder als bedoeld in het derde lid te verschaffen in het kader van
de strikte naleving van de gedragscode.
3. De financiële marktpartij legt een lijst aan van alle personen
die uit hoofde van hun functie of positie binnen de financiële marktpartij
regelmatig over informatie als bedoeld in het eerste lid, beschikken of kunnen
beschikken.
4. De financiële marktpartij voorziet in de aanwijzing van een interne
toezichthouder als bedoeld in bijlage 3a, die belast is met de controle op
de naleving van de in het eerste lid bedoelde gedragscode en, voor zover van
toepassing, met de controle op de naleving van de maatregelen als bedoeld
in artikel 44a, eerste lid.
Artikel 44c Regeling privé effectentransacties
1. De financiële marktpartij voert een reglement in dat voldoet aan
de regels in bijlage 3a, houdende een gedragscode voor privé effectentransacties
van aan de financiële marktpartij verbonden personen die direct of indirect
bij effectentransacties van de financiële marktpartij zijn betrokken
dan wel anderszins uit hoofde van hun functie of positie over koersgevoelige
informatie beschikken of kunnen beschikken.
2. De financiële marktpartij bindt tenminste de onder het eerste
lid bedoelde personen aan de in het eerste lid bedoelde gedragscode door middel
van een schriftelijke overeenkomst.
3. De financiële marktpartij voorziet tenminste in de aanwijzing
van een interne toezichthouder als bedoeld in bijlage 3a ten behoeve van de
controle op de naleving van de gedragscode.
4. De financiële marktpartij komt met iedere persoon als bedoeld
in het eerste lid overeen dat de schriftelijke overeenkomst als bedoeld in
het tweede lid blijft gelden tot zes maanden nadat de persoon niet meer aan
de financiële marktpartij is verbonden.
Artikel 44d Verbod inzake koersmanipulatie en overige misleidende handelingen
1. De financiële marktpartij onthoudt zich van misleidende handelingen.
2. Onverminderd het eerste lid onthoudt de financiële marktpartij
zich van het creëren van een misleidende voorstelling van zaken met betrekking
tot effecten, de handel daarin of door het beïnvloeden van transacties
in effecten door anderen, door middel van:
a. het verstrekken van misleidende informatie met betrekking tot:
- de prijs of de waarde van de desbetreffende effecten;
- de verwachtingen omtrent de waardeontwikkeling van die effecten;
- de uitgevende instelling van die effecten;
- de financiële verplichtingen die uit het aangaan van transacties
in die effecten kunnen voortvloeien.
b. het verrichten van één of meer transacties in de desbetreffende
effecten.
Artikel 44e Regels met betrekking tot administratieve organisatie en interne
controle
1. De financiële marktpartij beschikt, met het oog op de naleving
van de bij of krachtens de wet gestelde vereisten, over een adequate administratieve
organisatie en een systeem van interne controle met betrekking tot de door
de financiële marktpartij verrichte effectentransacties, welke administratie
in het volgende voorziet:
- een systematische weergave op dagelijkse basis van de door de financiële
marktpartij verrichte effectentransacties;
- de soort effecten waarop de transactie betrekking heeft;
- datum en tijdstip waarop de transactie is uitgevoerd;
- voor zover van toepassing, de partij door wiens bemiddeling de transactie
is uitgevoerd;
- de koers of koersen waartegen de (deel) transactie(s) is of zijn uitgevoerd.
2. De in het eerste lid bedoelde administratieve organisatie en het systeem
van interne controle, worden op systematische wijze beschreven, regelmatig
geëvalueerd en zonodig geactualiseerd.
3. De financiële marktpartij voorziet in de opzet en naleving van
procedure(s) op grond waarvan wordt bepaald of personen, conform hetgeen gesteld
in artikel 44c, al of niet dienen te voldoen aan bijlage 3a.
4. De financiële marktpartij voorziet ten behoeve van de naleving
van en de controle op de regelingen als bedoeld in de artikelen 44b en 44c
van deze regeling in de opzet en toepassing van een administratie en archief,
waaruit tenminste de volgende gegevens blijken:
- de door de aan de financiële marktpartij verbonden personen getekende
overeenkomsten waarin zij verklaren dat zij zich zullen houden aan de gedragscode
als bedoeld in artikel 44b van deze regeling;
- de door de medewerkers als bedoeld in bijlage 3a getekende overeenkomsten
waarin zij verklaren dat zij zich zullen houden aan de gedragscode als bedoeld
in artikel 44c van deze regeling;
- alle aan de interne toezichthouder als bedoeld in bijlage 3a verstrekte
informatie door de aan de financiële marktpartij verbonden personen,
in het kader van de desbetreffende gedragscode(s);
- de door de interne toezichthouder als bedoeld in bijlage 3a verleende
autorisaties, verrichte controles en onderzoeken en de genomen acties;
- overige, in het kader van de gedragscodes als bedoeld in artikel 44b
en 44c van deze regeling, van belang zijnde informatie, memoranda en correspondentie.
C
Na bijlage 3 wordt een bijlage ingevoegd luidende:
Bijlage 3a
Bijlage ter uitvoering van artikel 44c van deze regeling, houdende de
door de financiële marktpartij in haar reglement op te nemen regels inzake
privé effectentransacties door aan die financiële marktpartijen
verbonden personen.
3a.1 Definities
In deze bijlage wordt - voor zover niet anders is bepaald - verstaan onder:
a. insider: degene die uit hoofde van zijn functie of positie bij de financiële
marktpartij regelmatig over koersgevoelige informatie beschikt of kan beschikken.
Hieronder vallen in ieder geval:
i) bestuurders van de financiële marktpartij voor zover zij belast
zijn met de dagelijkse leiding van de financiële marktpartij;
ii) de interne toezichthouders, zoals hierna onder d, sub i gedefinieerd.
b. privé effectentransactie: het anders dan in de uitoefening van
zijn functie of positie verrichten, doen verrichten of bewerkstelligen van
enige handeling, middellijk of onmiddellijk voor eigen rekening of mede voor
eigen rekening of ten behoeve van een derde, tot aankoop of verkoop van een
effect;
c. koersgevoelige informatie: een niet-openbare bijzonderheid omtrent
een rechtspersoon, vennootschap of instelling of omtrent de handel in de effecten
van die rechtspersoon, vennootschap of instelling, waarvan openbaarmaking,
naar redelijkerwijs is te verwachten, invloed zal kunnen hebben op de prijs
van de effecten van die rechtspersoon, vennootschap of instelling;
d. interne toezichthouder: de als zodanig door (de voorzitter van) het
hoogste bestuursorgaan aangewezen:
i) medewerker; en/of
ii) externe accountant van de financiële marktpartij.
Een lid van het hoogste bestuursorgaan of de externe accountant is de
interne toezichthouder voor de medewerker als bedoeld onder d, sub i;
e. gelieerde derden van de insider:
i) de echtgenoot, echtgenote of partner;
ii) bloedverwanten en aanverwanten tot in de tweede graad;
iii) personen die tot het huishouden van de insider behoren;
iv) lasthebbers en vermogensbeheerders (niet zijnde vrije-hand-beheerders),
voor zover handelend ten behoeve van de insider;
v) rechtspersonen en beleggingsclubs waarin de insider zeggenschap heeft
ten aanzien van het beleggingsbeleid.
f. medewerker: diegene die conform artikel 44c, eerste lid, is aangemerkt
als persoon die direct of indirect bij effectentransacties van de financiële
marktpartij betrokken is dan wel anderszins uit hoofde van zijn functie of
positie over koersgevoelige informatie beschikt of kan beschikken. Medewerkers
zijn insiders en niet-insiders.
g. niet-insider: iedere medewerker niet zijnde insider.
3a.2 Algemene uitgangspunten met betrekking tot privé effectentransacties
door medewerkers
1. Er mag nooit een verband bestaan tussen effectentransacties die de
financiële marktpartij tot stand brengt of doet komen en een privé
effectentransactie van de medewerker.
2. De medewerker dient zich te onthouden van elk gebruik van koersgevoelige
informatie, alsmede iedere vermenging van zakelijke en privé-belangen,
respectievelijk de redelijkerwijs voorzienbare schijn daarvan, te vermijden.
3. Een informatievoorsprong waarover de medewerker uit hoofde van zijn
functie of anderszins beschikt, mag nooit worden gebruikt voor het trachten
te behalen van een persoonlijk voordeel door middel van privé effectentransacties.
4. De medewerker dient terughoudendheid te betrachten bij privé
effectentransacties, waarbij hij zich dient te onthouden van privé
effectentransacties die als excessief of in hoge mate speculatief kunnen worden
aangemerkt.
5. De medewerker dient zorgvuldig om te gaan met beschikbare informatie
uit de zakelijke sfeer. Deze informatie dient gescheiden te blijven van zijn
privé-sfeer.
6. De medewerker dient te voorkomen dat hij privé zo nauw betrokken
raakt bij een relatie van de financiële marktpartij, dat gevaar bestaat
voor gebruik van voorkennis of een ongewenste vermenging van zakelijke en
privé-belangen.
3a.3 Gedragsregels met betrekking tot privé effectentransacties
door medewerkers
1. Indien de medewerker over koersgevoelige informatie beschikt mag deze
informatie uitsluitend worden gebruikt voor een goede taakuitvoering van de
medewerker en mag de medewerker zelf geen daarmee in verband staande privé
effectentransacties verrichten.
2. Het is de medewerker niet toegestaan binnen vierentwintig uur na het
geven van een opdracht voor een privé effectentransactie of de uitvoering
van deze opdracht, een opdracht te geven voor een aan deze order tegengestelde
privé effectentransactie, met betrekking tot effecten van hetzelfde
fonds of aan dat fonds gerelateerde effecten.
3. Het is de medewerker niet toegestaan een privé effectentransactie
te verrichten naar aanleiding van of vooruitlopend op effectenorders van de
financiële marktpartij waar de medewerker werkzaam is.
4. Het is de medewerker niet toegestaan een privé effectentransactie
te verrichten in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid onder a en
b, van de wet waarover hij kennis draagt door middel van een nog niet gepubliceerde
analyse.
5. Tenzij een zorgvuldige uitoefening van zijn functie zulks vereist of
wettelijk daartoe verplicht, is het de medewerker niet toegestaan op welke
wijze dan ook, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, koersgevoelige
informatie aan anderen te verstrekken of daaromtrent te doen blijken.
3a.4 Aanvullende gedragsregels met betrekking tot privé effectentransacties
door insiders
1. Het is de insider niet toegestaan een privé effectentransactie
te verrichten, indien daardoor redelijkerwijs de schijn kan worden gewekt
dat hij daarbij beschikte of kon beschikken over koersgevoelige informatie.
2. De insider is gehouden te bewerkstelligen dat de lasthebbers en vermogensbeheerders
als bedoeld in 3a.1, onder e, sub iv, een verklaring afgeven dat zij bij het
verrichten van privé effectentransacties ten behoeve van de insider
zich binden aan de voor de insider geldende bepalingen. Het toezicht wordt
uitgeoefend overeenkomstig 3a.7.1.
3. Naast de plicht tot geheimhouding als bedoeld in 3a.3.5, is de insider
verplicht naar zijn beste vermogen te bevorderen dat door de met hem gelieerde
derden geen privé effectentransacties worden verricht die strijdig
zijn met deze bijlage.
3a.5. Melding privé effectentransacties van insiders
1. De insider dient aan degene die voor hem of ten behoeve van hem een
privé effectentransactie heeft uitgevoerd de opdracht te geven om de
interne toezichthouder daaromtrent onverwijld in te lichten door middel van
het toezenden van een afschrift van de desbetreffende privé effectentransactie.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
i) de privé effectentransactie in een ter beurze genoteerde (semi)-open-ended-beleggingsinstelling
verricht worden en de insider geen bestuurs- of beheerfunctie in deze beleggingsinstelling
vervult; of
ii) de privé effectentransactie in staatsobligaties worden verricht;
of
iii) de financiële marktpartij onderdeel uitmaakt van een financieel
conglomeraat waarvoor geldt dat:
a) de interne toezichthouder als bedoeld in artikel 3a.1 onder d op conglomeraatniveau
is benoemd;
b) van het conglomeraat een effecteninstelling deel uitmaakt die de desbetreffende
privé effectentransacties kan uitvoeren;
c) de insider voor het verrichten van privé effectentransacties
uitsluitend gebruik maakt van de effectendiensten van de hiervoor bedoelde
instelling, behoudens transacties vallende onder de in dit artikel onder 2.i
en 2.ii bedoelde.
3a.6 Toezicht op privé effectentransacties van medewerkers
1. De medewerker onderschrijft dat de interne toezichthouder bevoegd is
een onderzoek in te (doen) stellen met betrekking tot enige effectentransactie
verricht door, in opdracht van of ten behoeve van de medewerker.
2. De interne toezichthouder is bevoegd over de uitkomst van dit onderzoek
schriftelijk te rapporteren aan de voorzitter van het hoogste bestuursorgaan,
respectievelijk de voorzitter van de Raad van Commissarissen/Raad van Beheer/Raad
van Toezicht van de financiële marktpartij met gelijktijdige informatie
aan de voorzitter van het hoogste bestuursorgaan. Alvorens de interne toezichthouder
schriftelijk rapporteert over de uitkomst van het onderzoek dient de medewerker
gelegenheid te hebben gehad te reageren op de uitkomst van het onderzoek.
De medewerker wordt door de voorzitter van het hoogste bestuursorgaan,
respectievelijk de voorzitter van de Raad van Commissarissen/Raad van Beheer/Raad
van Toezicht van de uitkomst van het onderzoek in kennis gesteld.
3. De medewerker is in het kader van de strikte naleving van deze bijlage
of het op deze bijlage gebaseerde reglement, gehouden desgevraagd alle informatie
met betrekking tot een door hem of ten behoeve van hem verrichte privé
effectentransactie aan de interne toezichthouder te verstrekken.
4. De medewerker is verplicht desgevraagd opdracht te geven aan de financiële
marktpartij waar hij werkzaam is, een andere instelling, lasthebber, beleggingsinstelling
of andere derde alle informatie omtrent enige ten behoeve van hem of in zijn
opdracht verrichte privé effectentransactie aan de interne toezichthouder
te verstrekken.
3a.7 Aanvullend toezicht op privé effectentransacties van insiders
1. De insider, met uitzondering van de insider waarop 3a.5.2 van toepassing
is, meldt onverwijld iedere door hem verrichte privé effectentransactie
aan de interne toezichthouder. De interne toezichthouder controleert of de
privé effectentransactie aan de toepasselijke regels, voorschriften
en aanwijzingen voldoet. De interne toezichthouder, als bedoeld in 3a.1, onder
d, sub i, rapporteert zijn bevindingen rechtstreeks aan de voorzitter van
het hoogste bestuursorgaan. De interne toezichthouder, genoemd in 3a.1, onder
d, sub ii, rapporteert rechtstreeks aan de voorzitter van de Raad van Commissarissen/Raad
van Beheer/Raad van Toezicht dan wel aan de voorzitter van het hoogste bestuursorgaan
bij het ontbreken van eerstgenoemde organen.
2. De insider is verplicht zich binnen de grenzen van redelijkheid en
billijkheid in te spannen opdat met hem gelieerde derden op eerste verzoek
van de interne toezichthouder indien deze daartoe aanleiding heeft, alle informatie
(doen) verstrekken omtrent enige door hen verrichte privé effectentransactie.
3a.8 Sancties
Handelen door de medewerker in strijd met deze bijlage of het op deze
bijlage gebaseerde reglement wordt beschouwd als een ernstige inbreuk op het
vertrouwen dat de financiële marktpartij als werkgever in de medewerker
moet kunnen stellen en kan op grond daarvan leiden tot een passende sanctie
door het daartoe bevoegde orgaan, waaronder het ongedaan maken van het door
de medewerker behaalde voordeel, overplaatsing, schorsing, andere disciplinaire
of arbeidsrechtelijke maatregelen, ontslag op staande voet daarvan niet uitgezonderd.
3a.9 Advies en beroep
Indien de medewerker twijfelt omtrent de uitleg of de toepassing van deze
bijlage of het op deze bijlage gebaseerde reglement, is hij gehouden het advies
van de interne toezichthouder in te winnen. De interne toezichthouder is bevoegd
een voor de medewerker bindende uitspraak te doen, behoudens bezwaar. Tegen
de uitspraak van de interne toezichthouder kan de medewerker bezwaar maken
bij de voorzitter van het hoogste bestuursorgaan of een door deze aan te wijzen
beroepsorgaan. Het maken van bezwaar heeft geen schorsende werking ten aanzien
van de uitspraak van de interne toezichthouder.
Artikel II
De financiële marktpartij die op de datum van inwerkingtreding van
deze regeling werkzaam is, voldoet op de eerste dag van de tiende maand na
de datum van inwerkingtreding aan artikel I met uitzondering van het in artikel
I onder B genoemde artikel 44d. Aan laatstgenoemde bepaling voldoet de financiële
marktpartij op de datum van inwerkingtreding van deze regeling.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 30 januari
2003 tot wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met
uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht naar alle financiële
marktpartijen die actief zijn op de effectenmarkten in werking treedt.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Amsterdam, 20 november 2003.
A.W.H. Docters van Leeuwen, voorzitter
van het bestuur.
J.W.F. Kaptein, lid van het bestuur.
Toelichting
Algemeen
Per 1 december 2003 is een aantal effectentypische gedragsregels uit hoofde
van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna te noemen `de wet') van toepassing
op financiële marktpartijen. Met financiële marktpartij in de zin
van deze regeling wordt gedoeld op instellingen als bedoeld in artikel 18a
van de wet. Het gaat om financiële marktpartijen die vallen onder de
reikwijdte van de financiële toezichtwetten en die actief zijn op de
effectenmarkten, zoals beleggingsinstellingen, pensioenfondsen, verzekeraars
en kredietinstellingen die niet het effectenbedrijf uitoefenen1.
De effectentypische gedragsregels zien op het gedrag van de financiële
marktpartij op de effectenmarkt en hebben betrekking op:
- het voorkomen van belangenverstrengeling voor zover dit te maken heeft
met effectentransacties;
- het omgaan met koersgevoelige informatie;
- privé effectentransacties van bestuurders en medewerkers van
financiële marktpartijen;
- het tegengaan van koersmanipulatie;
- het vastleggen van relevante gedragscodes en andere voorzieningen die
met het oog op het bovenstaande zijn getroffen in de administratieve organisatie
(AO) en bij de interne controle(IC).
De effectentypische gedragsregels hebben geen betrekking op de informatieverschaffing
aan de cliënt, evenmin op (andere) gedragsregels ten aanzien van de omgang
van financiële marktpartijen met cliënten2.
De invoering van de effectentypische gedragsregels voor financiële
marktpartijen betekent dat deze financiële marktpartijen interne maatregelen
dienen te treffen ter voorkoming van handel met voorwetenschap en koersmanipulatie.
Een aantal financiële marktpartijen is reeds verplicht tot het nemen
van dergelijke maatregelen op basis van de Regeling gedragscode pensioen-
en spaarfondsen3. De effectentypische gedragsregels wijken op een
aantal punten echter af van deze gedragscode. Derhalve dienen alle financiële
marktpartijen hun reglementen aan te passen aan de regels uit hoofde van paragraaf
9a van de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 (hierna te
noemen `de regeling').
Structuur paragraaf 9a
Ten aanzien van effecteninstellingen bestaan al langere tijd effectentypische
gedragsregels uit hoofde van de regeling. Deze regels hebben als inspiratiebron
gediend voor de effectentypische gedragsregels die voor financiële marktpartijen
gelden.
Per bepaling uit de regeling die reeds op effecteninstellingen van toepassing
is en effectentypische gedragskenmerken heeft, is bekeken in hoeverre zij
zou moeten worden aangepast om aan te sluiten bij de reikwijdte van de wet
en de activiteiten van de financiële marktpartijen op de effectenmarkt.
Als voorbeeld kan worden genoemd artikel 32 van de regeling dat betrekking
heeft op koersmanipulatie en andere misleidende handelingen. Een dergelijke
bepaling dient krachtens de wet ook van toepassing te zijn op financiële
marktpartijen. Echter, het derde lid van deze bepaling kan niet op financiële
marktpartijen betrekking hebben, aangezien zij niet als effectenbemiddelaar
betrokken zijn bij de notering van effecten op de effectenbeurs.
Verder is in afwijking van de structuur van de regeling een tweetal bepalingen
uit bijlage 4, te weten 4:16 en 4:20, voor zover zij relevant zijn in het
kader van het effectentypisch gedragstoezicht, in de regeling zelf opgenomen.
Op deze wijze zijn de bepalingen die van toepassing zijn op financiële
marktpartijen overzichtelijk bij elkaar geplaatst in paragraaf 9a.
In de artikelsgewijze toelichting wordt aangegeven in hoeverre de betreffende
artikelen afwijken van de reeds voor effecteninstellingen geldende bepalingen.
Voor de inhoudelijke toelichting op de artikelen wordt verwezen naar de toelichting
bij de oorspronkelijke artikelen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 44a Combinatie van activiteiten
Dit artikel heeft betrekking op het voorkomen van belangenconflicten binnen
de financiële marktpartij en binnen de groep waarvan zij deel uitmaakt
voor zover de onderdelen van deze groep gebonden zijn aan deze bepaling. Het
artikel is gebaseerd op de artikelen 19 en 20 van de regeling welke reeds
op effecteninstellingen van toepassing zijn. Als toelichting dient in eerste
instantie de toelichting op artikelen 19 en 20 van de regeling. Vanzelfsprekend
dienen de verwijzingen in bedoelde toelichting gelezen te worden als verwijzing
naar de corresponderende artikelen 44a tot en met 44e. Onderstaande toelichting
heeft betrekking op de verschillen tussen artikel 44a en de artikelen 19 en
20 van de regeling.
De in het artikel genoemde mogelijkheden voor het treffen van maatregelen
zijn niet limitatief. De financiële marktpartij kan in principe ook op
andere wijze aan het vereiste van een onafhankelijk marktoptreden voldoen.
Door belangenconflicten kan (het vertrouwen in) de adequate werking van
de effectenmarkten worden geschaad. Belangenconflicten tussen de financiële
marktpartij en haar cliënt worden gereguleerd door de op de relatie financiële
marktpartij - cliënt betrekking hebbende specifieke toezichtwetgeving,
zoals bijvoorbeeld de Wet toezicht beleggingsinstelling onder meer ziet op
de verhouding cliënt - beleggingsinstelling.
Het niet opnemen in het artikel van de verplichting ex artikel 20 lid
3 van de regeling, te weten het melden van significante wijzigingen van de
maatregelen als genoemd in het eerste lid aan de AFM, vloeit voort uit de
combinatie van de volgende omstandigheden:
- het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid van de financiële
marktpartij om zich te gedragen conform de op haar van toepassing zijnde wet-
en regelgeving;
- het beperken van de administratieve lasten voor zowel financiële
marktpartijen als de AFM.
Daar waar de vermogensbeheerder het beleggingsbeleid voor zowel beleggingsfondsen
als voor discretionair vermogensbeheer bepaalt, waarbij het beleid voor de
naar de letter van de wet verschillende activiteiten in beginsel uniform worden
bepaald en gelijktijdig worden geïmplementeerd, kunnen deze activiteiten
worden gezien als één activiteit in de zin van artikel 44a,
tweede lid.
Artikel 44b Regeling koersgevoelige informatie
Dit artikel heeft betrekking op de wijze waarop de aan de financiële
marktpartij verbonden personen dienen om te gaan met koersgevoelige of andere
vertrouwelijke marktinformatie. Het artikel is gebaseerd op artikel 22 van
de regeling welke reeds op effecteninstellingen van toepassing is. Als toelichting
dient in eerste instantie de toelichting op artikel 22 van de regeling. Vanzelfsprekend
dienen de verwijzingen in bedoelde toelichting gelezen te worden als verwijzing
naar de corresponderende artikelen 44a tot en met 44e. Onderstaande toelichting
heeft betrekking op de verschillen tussen artikel 44b en artikel 22 van de
regeling.
Evenals elders in de regeling is hier ten behoeve van de duidelijkheid
een onderscheid gemaakt tussen de regeling koersgevoelige informatie en de
regeling privé effectentransacties. Het is de financiële marktpartij
toegestaan de twee gedragscodes samen te voegen tot één reglement.
Financiële marktpartijen die reeds over deze regelingen beschikken kunnen
deze handhaven voor zover zij voldoen aan de eisen gesteld in het artikel.
De kring van de aan de financiële marktpartij verbonden personen
is ruim bedoeld. Zo is een arbeidscontract niet noodzakelijk. De kring van
personen kan bestaan uit personen die een dienstbetrekking bij de financiële
marktpartij hebben, maar ook uit personen die bijvoorbeeld op uitzendbasis
of op grond van een managementovereenkomst bij de financiële marktpartij
werkzaam zijn.
De bij inwerkingtreding van de wet bestaande gedragscodes van pensioenfondsen
en verzekeraars kennen algemene bepalingen ter zake het omgaan met koersgevoelige
informatie. Voor deze financiële marktpartijen zijn de volgende bepalingen
nieuw:
- de financiële marktpartij dient een interne toezichthouder aan
te wijzen;
- alle aan de financiële marktpartij verbonden personen dienen aan
de interne toezichthouder als bedoeld in het derde lid te melden dat zij uit
hoofde van hun functie beschikken of kunnen beschikken over koersgevoelige
of andere vertrouwelijke marktinformatie;
- de interne toezichthouder legt een lijst aan van deze personen. Overigens
zal de interne toezichthouder op hoofdlijn moeten worden geïnformeerd
over de aard van de informatie. Op basis van deze informatie kan strikte naleving
van de gedragscode worden geborgd.
Artikel 44c Regeling privé effectentransacties
Dit artikel beschrijft op welke wijze aan de financiële marktpartij
verbonden personen dienen om te gaan met privé effectentransacties.
Het artikel is gebaseerd op artikel 23 van de regeling welke reeds op effecteninstellingen
van toepassing is. Als toelichting dient in eerste instantie de toelichting
op artikel 23 van de regeling. Vanzelfsprekend dienen de verwijzingen in bedoelde
toelichting gelezen te worden als verwijzing naar de corresponderende artikelen
44a tot en met 44e. Onderstaande toelichting heeft betrekking op de verschillen
tussen artikel 44c en artikel 23 van de regeling.
In tegenstelling tot artikel 23 van de regeling wordt in artikel 44c gesproken
over privé effectentransacties in plaats van privé-beleggingstransacties,
om te benadrukken dat de effectentypische gedragsregels zich beperken tot
de (omgang met) handel in effecten. Beleggings-, niet effectentransacties,
zoals bijvoorbeeld transacties in vreemde valuta vallen niet onder het effectentypisch
gedragstoezicht.
Het eerste lid van artikel 44c bepaalt de kring van medewerkers die dienen
te voldoen aan de regels in bijlage 3a. Deze bepaling verschilt van artikel
23 uit de regeling omdat niet ieder aan de financiële marktpartij verbonden
persoon wordt onderworpen aan de bepalingen in bijlage 3a. Het reglement behoeft
niet te gelden voor aan de financiële marktpartij verbonden personen
die activiteiten verrichten die geen relatie hebben tot de activiteiten die
vallen onder het effectentypisch gedragstoezicht.
Benadrukt wordt dat alle aan de financiële marktpartij verbonden
personen, ook zij die op grond van artikel 44c niet worden aangemerkt als
medewerker in de zin van bijlage 3a, gehouden zijn aan de algemeen geldende
regels ten aanzien van het opereren op de financiële markten. In het
bijzonder wordt gewezen op de bepalingen aangaande het gebruik van voorwetenschap
hoofdstuk 12 van de wet.
De gekozen benadering doet enerzijds recht aan de gedachte van `gelijk
speelveld', immers door het gekozen criterium vallen die personen onder de
strekking van bijlage 3a die betrokken zijn bij de effectengerelateerde activiteiten.
Anderzijds wordt rekening gehouden met karakteristieken van financiële
marktpartijen, die, omdat zij op onderdelen niet overeenkomen met effecteninstellingen,
onverkorte toepassing van bijlage 3a niet rechtvaardigen.
De bepaling in het eerste lid van artikel 44c laat de mogelijkheid open
voor de financiële marktpartij om, indien zij van mening is dat bijvoorbeeld
ter vermijding van eventueel reputatierisico alle aan de financiële marktpartij
verbonden personen dienen te voldoen aan de gedragsregels aangaande het verrichten
van privé effectentransacties, alle aan de financiële marktpartij
verbonden personen aan te merken als medewerker in de zin van bijlage 3a.
Met de in de bijlage 3a opgenomen regeling wordt beoogd dat bij privé
effectentransacties (de schijn van) handelen met gebruik van voorkennis en
vermenging van zakelijke en privé-belangen wordt voorkomen. De onderhavige
regeling wordt van groot belang geacht voor de integriteit en (het vertrouwen
van het publiek in de) adequate functionering van de effectenmarkten, alsmede
voor de bescherming van de positie van de beleggers op die markten.
Indien de financiële marktpartij bij inwerkingtreding van dit besluit
voldoet aan de Richtlijn Insiderregeling4 die door de AFM en De
Nederlandsche Bank is opgesteld, voldoet zij aan bijlage 3a. Uiteraard zal
deze financiële marktpartij eventuele latere wijzigingen in bijlage 3a
in haar regeling privé effectentransacties dienen op te nemen.
Artikel 44d Verbod inzake koersmanipulatie en overige
misleidende handelingen
Dit artikel ziet op een verbod op koersmanipulatie en overige misleidende
handelingen. Het artikel is gebaseerd op artikel 32 van de regeling welke
reeds op effecteninstellingen van toepassing is. Als toelichting dient in
eerste instantie de toelichting op artikel 32 van de regeling. Vanzelfsprekend
dienen de verwijzingen in bedoelde toelichting gelezen te worden als verwijzing
naar de corresponderende artikelen 44a tot en met 44e. Onderstaande toelichting
heeft betrekking op de verschillen tussen artikel 44d en artikel 32 van de
regeling.
De uitzondering op het verbod, zoals geformuleerd in het derde lid van
artikel 32 van de regeling, is niet op financiële marktpartijen van toepassing
aangezien zij niet als effecteninstelling actief zijn.
Artikel 44e Regels met betrekking tot administratieve
organisatie en interne controle
Dit artikel beschrijft de regels met betrekking tot de AO en de IC. Het
artikel is gebaseerd op artikel 24 juncto artikelen 4.16 en 4.20 van bijlage
4 van de regeling welke reeds op effecteninstellingen van toepassing is. Als
toelichting dient in eerste instantie de toelichting op voornoemde artikelen
van de regeling. Vanzelfsprekend dienen de verwijzingen in bedoelde toelichting
gelezen te worden als verwijzing naar de corresponderende artikelen 44a tot
en met 44e. Onderstaande toelichting heeft betrekking op de verschillen tussen
artikel 44e en artikel 24 juncto artikelen 4.16 en 4.20 van bijlage 4 van
de regeling.
De afwijking ten opzichte van bijlage 4.16 en 4.20 wordt veroorzaakt door
de omstandigheid dat de administratie niet hoeft te voorzien in een transactieoverzicht
per cliënt aangezien de wet geen betrekking heeft op deze activiteiten.
Overeenkomstig artikel 44a is ook in deze bepaling de verplichting niet overgenomen
om significante wijzigingen in de AO/IC vooraf aan de AFM te melden; voor
de motivering hiervan wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 44a.
De financiële marktpartij dient er in te voorzien dat zij de afweging
die zij maakt ten aanzien van het wel of niet aanmerken van aan de financiële
marktpartij verbonden personen als medewerker in de zin van bijlage 3a, adequaat,
systematisch en toegankelijk vastlegt.
Bijlage 3a
Deze bijlage geeft uitvoering aan artikel 44c van de regeling dat onder
meer de uitgangspunten en gedragsregels beschrijft waaraan medewerkers dienen
te voldoen bij het verrichten van privé effectentransacties. De bijlage
is gebaseerd op bijlage 3 van de regeling welke reeds op effecteninstellingen
van toepassing is. Als toelichting dient in eerste instantie de toelichting
op bijlage 3 van de regeling. Vanzelfsprekend dienen de verwijzingen in bedoelde
toelichting gelezen te worden als verwijzing naar de corresponderende artikelen
44a tot en met 44e alsmede bijlage 3a. Onderstaande toelichting heeft betrekking
op de verschillen tussen bijlage 3a en bijlage 3 van de regeling.
De definiëring van het begrip insider in bijlage 3 verschilt van
bijlage 3a. Het verschil bestaat hieruit dat financiële marktpartijen
niet verplicht worden om bestuurders die niet zijn belast met de dagelijkse
leiding van de financiële marktpartij, alsmede het eerste en tweede echelon
onder de bestuurders automatisch als insider aan te merken. De ratio achter
de bepaling in bijlage 3 is dat voornoemde personen uit hoofde van hun functie
of positie bij een effecteninstelling regelmatig over koersgevoelige informatie
beschikken of kunnen beschikken en derhalve in ieder geval moeten worden aangemerkt
als insider. Voor financiële marktpartijen gaat deze redenering niet
in alle gevallen op. Als voorbeeld noemen wij het bestuur van een pensioenfonds.
Dit functioneert op afstand en komt met een lage frequentie bijeen. In die
gevallen dat het bestuur niet betrokken is bij het nemen van dagelijkse beleggingsbeslissingen
en niet beschikt over koersgevoelige informatie kunnen de leden worden aangemerkt
als niet-insider.
Het is de verantwoordelijkheid van financiële marktpartijen op een
adequate wijze te beoordelen welke personen uit hoofde van hun functie of
positie bij de financiële marktpartij regelmatig over koersgevoelige
informatie beschikken of kunnen beschikken. Deze personen dienen te worden
aangemerkt als insider.
De definiëring van het begrip medewerker is verduidelijkt. Gehandhaafd
is de bepaling dat onder medewerkers wordt verstaan insiders en niet-insiders.
Toegevoegd is de bepaling dat als medewerker alleen wordt aangemerkt die persoon
die verbonden is aan de financiële marktpartij en direct of indirect
bij effectentransacties van de financiële marktpartij betrokken is dan
wel anderszins uit hoofde van zijn functie of positie over koersgevoelige
informatie beschikt of kan beschikken.
Met interne toezichthouder, in de praktijk vaak `compliance officer' genoemd,
wordt degene bedoeld die binnen de financiële marktpartij belast is met
het toezicht op de naleving van de op grond van deze regeling geldende bepalingen
en de door de financiële marktpartij op basis van deze regeling vastgestelde
interne regelingen.
1 Kredietinstellingen die wel het effectenbedrijf uitoefenen
zijn als effecteninstelling reeds gebonden aan de effectentypische gedragsregels
krachtens artikel 11 lid 1 juncto. lid 3 van de wet.
2 Memorie van toelichting op de wijziging van de Wet toezicht
effectenverkeer 1995 in verband met uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht
naar alle financiële instellingen die actief zijn op de effectenmarkten,
pagina 2.
3 Regeling van de Verzekeringskamer van 11 december 2000, houdende
uitvoering van artikel 5a, tweede lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet
(Regeling gedragscode pensioen- en spaarfondsen).
4 Richtlijn van de Nederlandsche Bank en de Stichting Autoriteit
Financiële Markten op basis van de artikelen 22 Wet toezicht kredietwezen
(Wtk 1992) en 23 Nadere Regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 (NRg
2002).