Besluit mandaat verklaringen van geen bezwaar Wet luchtvaart

19 november 2003

Nr. HDJZ/LUV/2003-2392

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 8.9, derde lid, van de Wet luchtvaart en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Artikel 1

1. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verleent aan de inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat mandaat tot het nemen van besluiten, inhoudende:

a. het verlenen van een verklaring van geen bezwaar inzake het afwijken van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, en

b. het weigeren van een zodanige verklaring van geen bezwaar,

voor zover het betreft objecten als bedoeld in artikel 2.2.2 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, dan wel een grondgebruik of bestemming als bedoeld in artikel 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

2. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verleent aan de inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat tevens mandaat tot het beslissen op bezwaar tegen besluiten, bedoeld in het eerste lid, alsmede het ondertekenen van alle op die beslissing betrekking hebbende stukken.

3. De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat oefenen de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid niet uit indien zij tevens het in het eerste lid bedoelde besluit hebben genomen waartegen het bezwaar zich richt.

Artikel 2

1. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verleent aan de inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie mandaat tot het nemen van besluiten, inhoudende:

a. het verlenen van een verklaring van geen bezwaar inzake het afwijken van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, en

b. het weigeren van een zodanige verklaring van geen bezwaar,

voor zover het betreft gebouwen als bedoeld in artikel 2.2.1 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

2. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verleent aan de inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie tevens mandaat tot het beslissen op bezwaar tegen besluiten, bedoeld in het eerste lid, alsmede het ondertekenen van alle op die beslissing betrekking hebbende stukken.

3. De inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie oefenen de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid niet uit indien zij tevens het in het eerste lid bedoelde besluit hebben genomen waartegen het bezwaar zich richt.

Artikel 3

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat verleent aan de inspecteur-generaal en de plaatsvervangend inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie mandaat tot het ondertekenen van besluiten als bedoeld in artikel 1, eerste lid.

Artikel 4

De inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en 3 geheel of gedeeltelijk mandateren aan:

a. de regionale inspecteur en de plaatsvervangend regionale inspecteur van de VROM-Inspectie in de regio Noord-West, en

b. de regionale inspecteur en de plaatsvervangend regionale inspecteur van de VROM-Inspectie in de regio Zuid-West,

ieder voor zover de uitoefening van deze bevoegdheden plaatsvindt binnen hun ambtsgebied, zoals aangewezen in artikel 5, eerste lid, van het Organisatiebesluit Inspectoraat-Generaal VROM.

Artikel 5

1. Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 1, eerste lid, juncto artikel 3, en indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 2, eerste lid, luidt de ondertekening:

`Conform het besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor dezen:

de (plv.) inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie,' gevolgd door de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

2. Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 4 luidt de ondertekening:

`Conform het besluit van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor dezen:

de (plv.) inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie,

o.l.:

de (plv.) regionale inspecteur Noord-West van de VROM-Inspectie,' of `de (plv.) regionale inspecteur Zuid-West van de VROM-Inspectie', gevolgd door de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

Artikel 6

De inspecteurs-generaal of de plaatsvervangend inspecteurs-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en van de VROM-Inspectie verschaffen de ministers uit eigen beweging of op hun verzoek inlichtingen omtrent de uitoefening van het verleend mandaat.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat verklaringen van geen bezwaar Wet luchtvaart.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,M.H. Schultz van Haegen.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,S.M. Dekker.

Toelichting

1. Inleiding

Op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart kan de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) een verklaring van geen bezwaar afgeven voor afwijkingen van de bepalingen van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). In het LIB worden de beperkingen met betrekking tot de realisering van nieuwe vooral `geluidsgevoelige' gebouwen c.q. bestemmingen aangegeven. In deze toelichting wordt, in overeenstemming met de begripsbepalingen van het LIB, onder `geluidsgevoelige' gebouwen verstaan woningen, woonboten, gebouwen met een gezondheidszorgfunctie en gebouwen met een onderwijsfunctie. Daarnaast zijn ook vanuit veiligheid beperkingen opgenomen.

Het LIB is maatgevend voor de beoordeling van bouwplannen. In artikel 8.8, derde lid, van de Wet luchtvaart is aangegeven dat de gemeenten binnen één jaar na inwerkingtreding van het LIB, het bestemmingsplan daarmee in overeenstemming moeten hebben gebracht. Zolang dat niet is gebeurd, fungeert het LIB als voorbereidingsbesluit en daarmee als toetsingskader voor de beoordeling van bouwplannen. Als het aan het LIB aangepaste bestemmingsplan rechtskracht heeft, neemt dat automatisch die rol over.

In het LIB is de regeling met betrekking tot het beperkingenbeleid aangegeven. Met betrekking tot de geluidsgevoelige bestemmingen is daarbij het uitgangspunt dat die in beginsel niet zijn toegestaan binnen het beperkingengebied. In het verlengde van het vrijwaringsbeleid dat ten tijde van de PKB Schiphol en Omgeving gold, is daarbij het principe `neen, tenzij' van kracht. Wat betreft het `tenzij' is in de toelichting op het LIB een aantal uitgangspunten of randvoorwaarden aangegeven. Als een bouwplan voor geluidsgevoelige bestemmingen daaraan voldoet, kan in beginsel akkoord worden gegaan met het bouwplan en kan een verklaring van geen bezwaar worden afgegeven.

Door middel van het onderhavige besluit verlenen de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van VROM mandaat tot het afgeven van de verklaringen van geen bezwaar aan de inspectie die onder hun respectieve verantwoordelijkheid valt. Daarbij is het mandaat dusdanig omschreven dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat de besluiten neemt met betrekking tot aanvragen die betrekking hebben op hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende bestemmingen, en dat de VROM-Inspectie de besluiten neemt met betrekking tot van het LIB afwijkende bouwplannen. Daarmee wordt aansluiting gevonden bij de gebruikelijke gang van zaken bij beoordeling van bouwplannen die afwijken van het geldende bestemmingsplan. De VROM-Inspectie heeft van oudsher een adviserende rol bij bestemmingsplannen en afwijkingen daarvan. Artikel 8.9, derde lid, van de Wet luchtvaart verwijst wat dit betreft expliciet naar de artikelen 17, 19 en 46, zesde, zevende en achtste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50, vierde, vijfde en zesde lid, van de Woningwet.

Met deze mandaatsconstructie van de beide betrokken bewindslieden naar `hun' inspecties, wordt voorkomen dat alle van het LIB afwijkende bouwplannen op beide ministeries moeten worden beoordeeld.

Op grond van artikel 3 - en met inachtneming van artikel 10:11 van de Algemene wet bestuursrecht - worden alle verklaringen van geen bezwaar, ook indien zij worden genomen door de Inspectie Verkeer en Waterstaat, ondertekend door de VROM-Inspectie. Hiermee wordt bewerkstelligd dat ongeacht het specifieke onderwerp van een verklaring van geen bezwaar, de betrokken burger van doen heeft met steeds hetzelfde loket. Uit de besluiten die met behulp van dit zogenaamde ondertekeningsmandaat zijn afgedaan, dient te blijken dat de besluitvorming heeft plaatsgevonden door de Inspectie Verkeer en Waterstaat, conform artikel 1 van het onderhavige mandaatbesluit. Dit kan bij voorbeeld tot uitdrukking worden gebracht in de desbetreffende verklaring van geen bezwaar.

Van het ondertekeningsmandaat zijn uitgesloten besluiten op bezwaar die de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat zelf kan nemen (zie het tweede en derde lid van artikel 1).

Alleen die zaken die vallen binnen de in toelichting op het LIB geformuleerde randvoorwaarden, worden door de betrokken inspectie afgedaan. Op deze wijze kan een groot aantal zaken op ambtelijk niveau worden afgedaan. Gevallen die buiten het kader en daarmee buiten de handhavende taak van de inspecties vallen, zullen door de eerdergenoemde staatssecretaris en minister zelf worden afgedaan.

Het onderhavige mandaatbesluit bevat in artikel 4 de mogelijkheid tot het doormandateren van de bevoegdheid van de inspecteur-generaal aan de regionale inspecteur VROM in de regio's Noord-West en Zuid-West. Het beperkingengebied van de luchthaven Schiphol valt binnen het ambtsgebied van deze regionale inspecties.

Een besluit, strekkende tot het verlenen van dit ondermandaat, zal door de inspecteur-generaal van de VROM-Inspectie worden ondertekend zodra het onderhavige besluit in werking is getreden.

In de ondertekening van de verklaringen van geen bezwaar (zie artikel 5) komt steeds naar voren dat het - conform artikel 8.9 van de Wet luchtvaart - gaat om een bevoegdheid die toebehoort aan c.q. een besluit dat is genomen door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M.H. Schultz van Haegen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker.

Naar boven