Uitspraak Veterinair Tuchtcollege

Uitspraak in de zaak van

X, klager, wonende te A,

tegen

Y, beklaagde, wonende te B.

1. Procedure

Bij klaagschrift ontvangen op 27 maart 2002 heeft klager zich tot het Veterinair Tuchtcollege gewend.

Beklaagde heeft een verweerschrift ingediend dat op 8 mei 2002 door het College werd ontvangen.

Klager heeft hierop gereageerd bij repliek ontvangen op 14 juni 2002.

Beklaagde heeft niet gedupliceerd.

Het College heeft de zaak op 19 juni 2003 ter zitting behandeld. Klager was, vergezeld door zijn gemachtigde, mr. W, in persoon aanwezig.

Beklaagde is niet verschenen.

2. Klacht

In de schriftelijke klacht, zoals toegelicht ter zitting, verklaart klager zakelijk weergegeven het volgende.

2.1. Klager heeft in mei 2001 van beklaagde een vierjarige ruin pionier (chipnummer xxxxxxx), voor gebruik als sportpaard gekocht onder de voorwaarde dat het dier veterinair goedgekeurd zou worden. Afgesproken werd dat beklaagde een klinische en een röntgenologische keuring zou verrichten. Beklaagde heeft het paard goedgekeurd, waardoor de koop definitief werd.

Anders dan in het keuringsrapport vermeld is, was klager niet bij de keuring aanwezig.

De röntgenfoto's zijn bij de koop aan klager overhandigd. Beklaagde heeft niet medegedeeld dat het om voor een keuringsrapport te oude foto's, gemaakt op 1 september 1999, ging. Omdat klager op dit gebied een leek is, verkeerde hij in de veronderstelling dat hij een complete en recente serie foto's van goede kwaliteit had ontvangen.

2.2. Op 29 oktober 2001 heeft een opvolgend dierenarts vastgesteld dat het paard rechtsvoor kreupel was. Deze dierenarts heeft röntgenfoto's gemaakt waaruit bleek dat het paard rechtsvoor een duidelijk afwijkend straalbeen klasse 4 had. Ook had het paard artrose in het hoefgewricht en een lage overhoef.

Zowel de röntgenfoto's door beklaagde gemaakt in september 1999, als die gemaakt door de opvolgende dierenarts zijn ter beoordeling voorgelegd aan een dierenarts van de Afdeling Diagnostische Beeldvorming van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Deze is met betrekking tot de opnamen gemaakt door beklaagde in september 1999 tot de conclusie gekomen dat een verantwoorde interpretatie daarvan niet mogelijk is vanwege, kort gezegd, onvolledigheid en slechte kwaliteit.

2.3. Klager heeft op grond van het voorgaande de volgende klacht geformuleerd.

a. Klager is van oordeel dat beklaagde het in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd door, al dan niet beïnvloed door zijn eigen commerciële belangen, in zijn keuringsrapport een röntgenologische toestand van het paard weer te geven die niet in overeenstemming is met de werkelijke toestand van het paard ten tijde van de keuring op 22 mei 2001.

b. Daarnaast laat de technische kwaliteit van de röntgenfoto's zeer veel te wensen over. Gebleken is dat ze uit een oogpunt van diagnostiek ver beneden de maat zijn.

c. Tengevolge van de onjuiste verklaringen over de toestand van het paard is het risico ontstaan dat het op een zodanige wijze wordt gebruikt dat daardoor schade aan zijn gezondheidstoestand kan ontstaan. Beklaagde is daardoor tekort geschoten in de zorg voor het paard.

d. Beklaagde heeft zijn archiefplicht geschonden door een tweetal essentiële röntgenfoto's niet te archiveren, dan wel is beklaagde tekortgeschoten in de verplichting tot afgifte van deze röntgenfoto's.

3. Verweer

In het verweerschrift verklaart beklaagde zakelijk weergegeven, het volgende.

3.1. Het paard was geen eigendom van beklaagde, maar van mw. Z te B en een derde. Bij de verkoop is overeengekomen dat het paard door beklaagde klinisch zou worden gekeurd. Aan klager is toen ook medegedeeld dat de röntgenfoto's gemaakt waren in september 1999. Helaas heeft beklaagde dit niet in zijn keuringsrapport aangegeven.

3.2. Nadat het paard was afgeleverd heeft klager bij beklaagde de röntgenfoto's afgehaald. Volgens beklaagde was dit een complete set, waarbij ook de opnamen van de ondervoet, die thans ontbreken aanwezig waren. Beklaagde heeft er nogmaals op gewezen dat de foto's van september 1999 dateerden en dat de verzekering hiermee geen genoegen zou nemen. Klager heeft in dat verband aan beklaagde gevraagd de datum van de foto's te verwijderen, hetgeen beklaagde heeft geweigerd.

3.3. Bij de verkoop was het paard geheel gezond. De door de opvolgend dierenarts geconstateerde gebreken zijn niet te antedateren tot het tijdstip van de verkoop.

4. Vaststaande feiten

Het College gaat uit van de volgende vaststaande, dan wel onvoldoende weersproken feiten.

4.1. Beklaagde heeft op 22 mei 2001, op verzoek van klager, een keuringsrapport opgesteld met betrekking van een door klager als sportpaard aan te kopen paard, te weten een vierjarige ruin, met KWPN stamboeknummer xx.xxxxx en eigendom van de echtgenote van beklaagde en een derde.

4.2. In het keuringsrapport is, in strijd met de waarheid, ingevuld dat de koper bij het klinisch onderzoek aanwezig was.

4.3. In het keuringsrapport is aangegeven dat het paard röntgenologisch gekeurd is.

Het paard kreeg voor alle in het rapport benoemde onderdelen de classificatie I; in de rubriek `röntgenonderzoek van andere onderdelen' heeft beklaagde ingevuld: `geen oc of ocd'.

4.4. Beklaagde heeft in het rapport verklaard dat dit de toestand weergeeft op 22 mei 2001.

4.5. Beklaagde heeft voor het opstellen van het keuringsrapport een serie van 14 röntgenopnamen gebruikt die gemaakt zijn op 1 september 1999.

4.6. In het schrijven van 28 januari 2002 van een dierenarts van de Afdeling Diagnostische Beeldvorming van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht is terzake van voornoemde röntgenfoto's het volgende vermeld:

`De opnamen van de ondervoeten/podo voor ontbreken.

Opnamen van de sesambeentjes van de voorbenen zijn deels te beoordelen, de mediale sesambeen opnamen zijn overbelicht, de opnamen van het laterale sesambeen linksvoor is onderbelicht. Voorlopige uitslag onder voorbehoud: sesambeenkwaliteit klasse 2, kogelartrose klasse 2.

De serie opnamen van de sprongen/tarsi zijn onvolledig, de aplo-opnamen ontbreken en de zijdelingse opnamen zijn onvoldoende lateromediaal genomen. Ook hier is de beoordeling onder voorbehoud: spat klasse 1, op de aanwezige opnamen geen veranderingen zichtbaar passend in het beeld van osteochondrose (oc)

De opnamen van de knieën komen niet voor beoordeling in aanmerking, opnamerichting niet correct en het object staat maar gedeeltelijk op de röntgenfoto.

Conclusie: definitieve verantwoorde interpretatie aan de hand van de aanwezige röntgenopnamen niet mogelijk.'

5. Overwegingen

5.1. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het paard van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen. Hierbij zij opgemerkt dat, volgens vaste jurisprudentie, het verrichten van keuringen is aan te merken als het uitoefenen van de diergeneeskunde.

5.2. Het eerste onderdeel van de klacht luidt - kort weergegeven - dat beklaagde, wellicht onder invloed van eigen belangen, in het keuringsrapport geen juiste informatie heeft verschaft over de röntgenologische toestand van het paard op 22 mei 2001.

5.3. Beklaagde heeft in dit verband ten eerste aangevoerd dat het paard niet zijn eigendom was, maar dat het in mede-eigendom toebehoorde aan zijn echtgenote en een derde.

Het College overweegt hierover als volgt. Beklaagde heeft betwist dat het paard zijn eigendom was. Als beklaagde daarmee heeft willen zeggen dat hem geen belangenverstrengeling kan worden verweten, met andere woorden dat het niet tegen hem kan worden gehouden dat hij het onderhavige paard gekeurd heeft, dan kan het College deze stelling niet zondermeer volgen.

Immers, nu het paard in ieder geval mede-eigendom was van de echtgenote van beklaagde, was zijn relatie tot de verkoper van het paard zo nauw, dat gemakkelijk een schijn van belangenverstrengeling kon ontstaan. Gezien deze omstandigheid zou beklaagde er beter aan hebben gedaan om, teneinde elke schijn van belangenverstrengeling te vermijden, de keuring door een andere dierenarts te laten verrichten.

5.4. Beklaagde heeft voorts gesteld dat de röntgenfoto's waar hij het onderhavige keuringsrapport op baseerde, weliswaar gemaakt waren in september 1999, maar dat hij dit aan klager heeft medegedeeld en dat deze daar geen bezwaar tegen had.

Klager heeft ontkend dat beklaagde hem een dergelijke mededeling heeft gedaan.

Nu de verklaringen van partijen elkaar op dit punt tegenspreken, kan niet met zekerheid worden vastgesteld of beklaagde klager er al dan niet van op de hoogte heeft gebracht dat hij röntgenopnamen heeft gebruikt die dateerden van september 1999.

Echter, het College is van oordeel dat dit feit niet van doorslaggevend belang is voor een beoordeling van het handelen van beklaagde.

Immers, röntgenfoto's die gebruikt worden voor een keuringsrapport dienen bij voorkeur speciaal ten behoeve van dat keuringsrapport te worden gemaakt. Indien niettemin van oudere röntgenfoto's gebruik wordt gemaakt dan behoort dit in het keuringsrapport zelf te worden aangegeven, onder vermelding van de datum van die röntgenfoto's. Beklaagde heeft dit achterwege gelaten en heeft in het rapport aangegeven dat dit de toestand van 22 mei 2001 aangeeft. Daarenboven heeft beklaagde in de rubriek `röntgenonderzoek van andere onderdelen' ingevuld: `geen oc of ocd'. Beklaagde had dit niet behoren te doen zonder te benoemen welke onderdelen dit betrof.

De conclusie uit het voorgaande is dat het keuringsrapport ernstige tekortkomingen vertoont.

Daar komt bij dat het College het op grond van het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk acht dat klager, anders dan in het keuringsrapport is aangegeven, niet bij de klinische keuring aanwezig was. Het keuringsrapport is op dit punt dus onjuist ingevuld.

5.5. Een volgend onderdeel van de klacht is dat de door beklaagde in september gemaakte röntgenfoto's vanuit een oogpunt van diagnostiek ver onder de maat waren. Klager heeft dit geadstrueerd door middel van een brief van een dierenarts van de Afdeling Diagnostische Beeldvorming van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

Het College is, na de betreffende röntgenopnamen te hebben beoordeeld, eveneens tot de conclusie gekomen dat de kwaliteit ervan ver beneden de maat is.

Het College is van oordeel dat röntgenfoto's die gemaakt worden ten behoeve van een keuring, van een dergelijke kwaliteit moeten zijn dat ze door een andere dierenarts beoordeeld kunnen worden. Indien een dierenarts daartoe niet in staat is, behoort hij een andere, op dat gebied wel deskundige dierenarts in te schakelen. Dit klemt te meer als er zulke stellige conclusies aan worden verbonden als beklaagde in dit geval heeft gedaan.

Het College brengt in herinnering dat beklaagde alle in het keuringsrapport benoemde onderdelen de classificatie I heeft gegeven. Nu de kwaliteit van de foto's zoveel te wensen overlaat, is niet duidelijk hoe beklaagde tot een dergelijk gunstig oordeel heeft kunnen komen. Met klager is het College van oordeel dat van een dierenarts verwacht mag worden dat hij een dergelijke verklaring slechts afgeeft na een deugdelijk onderzoek.

5.6. Met betrekking tot de stelling van klager weergegeven onder 3c. heeft beklaagde aangevoerd dat het paard bij de verkoop geheel gezond was en dat de door de opvolgend dierenarts geconstateerde gebreken niet te antedateren zijn tot de datum van de verkoop. Klager heeft ter zitting aangegeven dat het paard reeds vier weken na de aankoop gezondheidsproblemen kreeg. Het College overweegt dat, alleen reeds gelet op de slechte kwaliteit van de voor het keuringsrapport gebruikte röntgenfoto's, thans niet meer is vast te stellen hoe de kwaliteit van het bewegingsapparaat van het paard bij de verkoop was.

Dit verandert echter niets aan het oordeel dat beklaagde bij het opstellen van het keuringsrapport in zeer ernstige mate tekort is geschoten.

5.7. De klacht betreft ten slotte het feit dat van de eerder genoemde serie röntgenfoto's twee exemplaren ontbreken. Beklaagde heeft gesteld dat hij deze foto's wel aan klager heeft overhandigd. Klager heeft dit bestreden. Nu de verklaringen van partijen elkaar tegenspreken kunnen de feiten op dit punt niet met zekerheid worden vastgesteld.

Echter, het College is van oordeel dat, ook indien met zekerheid zou zijn vast te stellen dat voornoemde foto's wel aan klager zijn overhandigd, dit, gelet op de overige tekortkomingen in het keuringsrapport, niet veel zou afdoen aan de conclusie dat beklaagde veterinair niet juist heeft gehandeld.

5.8. De conclusie is dat de klacht gegrond is. Het College is van oordeel dat, gelet op de ernst van het tuchtvergrijp, een geldboete ter hoogte van € 1500,- als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, een passende en geboden straf is.

6. Beslissing

Het College:

Verklaart de klacht gegrond.

Legt beklaagde een geldboete op als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, ter hoogte van € 1500,-.

Beveelt dat deze uitspraak onder weglating van alle gegevens waaruit de identiteit van beklaagde kan worden afgeleid, in de Staatscourant wordt geplaatst, alsmede ter publicatie wordt aangeboden aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te `s- Gravenhage door mr. O. van der Heide, plaatsvervangend voorzitter en de leden mr. drs. J.M. Benedictus-van Jaarsveld, drs. J.A.A.M. van Erp, drs. Th.A.M. Witjes en drs. H.W. Bosch in tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede-Bron, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2003 door mr. O. van der Heide, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Hofstede-Bron, secretaris.

O. van der Heide.
A.G. Hofstede-Bron.

Naar boven