Wijziging Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving

3 september 2003

nr. A&G/W&O/2003/22450

Directie A&G

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel I

De Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving1 worden als volgt gewijzigd:

A

In beleidsregel 1.42, eerste lid, vervalt onderdeel g en wordt onderdeel h verletterd tot g.

B

Beleidsregel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De caisson, inclusief de werkkamer, schutsluizen en compressiekamer, genoemd in het tweede lid, onder c en d, is een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder g, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 waarop de bepalingen uit hoofdstuk 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing zijn.

2. Onder vernummering van vierde lid tot en met het achtste lid tot het vijfde lid tot en met het negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. De werkkamer, bedoeld in het tweede lid, onder c en d:

a. is, zo blijkt uit berekeningen, voldoende stabiel, sterk en lucht- en waterdicht, en

b. heeft, met uitzondering van de aanvangssituatie, zodanige afmetingen dat de werknemers zich er rechtop in kunnen bewegen.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tot vijfde vernummerde lid, onderdeel d, door een puntkomma, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

12°. indien hij onder de waterspiegel is opgesteld, blijkt uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, welke veiligheidsmaatregelen zijn genomen om indringing van water in de personenschutsluis te voorkomen.

4. In het tot zesde vernummerde lid wordt `artikel 6.15, eerste lid, onder c, juncto artikel 6.16, zevende lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit' vervangen door: artikel 6.15, eerste lid, onder c, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

5. In het tot negende vernummerde lid vervalt onderdeel b en worden de onderdelen c tot en met f verletterd tot b tot en met e.

C

Beleidsregel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zesde lid tot het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Onder de hierna te noemen omstandigheden is sprake van een voorzienbare kans dat de duikers in moeilijkheden raken, bedoeld in artikel 6.16, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit:

a. de reserveduiker kan duikuitrusting niet zelf aantrekken;

b. slecht zicht, te weten: op minder dan 1 meter zijn personen of voorwerpen niet duidelijk zichtbaar;

c. onmogelijkheid vrij op te stijgen;

d. aanwezigheid obstakels;

e. betreding van holle ruimten.

2. In het tot zevende vernummerde lid vervalt onderdeel b en worden de onderdelen c tot en met f verletterd tot b tot en met e.

3. Na het tot zevende vernummerde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Ten aanzien personen die arbeid verrichten bestaande uit de instructie van sportduikers, bedoeld in artikel 6.13, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit en leerlingen en studenten als bedoeld in artikel 6.31, van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn niet van toepassing:

a. de materieeleisen, bedoeld in het tweede lid, de onderdelen a, c, d, f en h. Wel gelden de materieeleisen zoals gebruikelijk in de sportduikwereld;

b. de eisen aan de eerste-hulpuitrusting, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a en b. Wel is ten minste een eerste-hulpuitrusting aanwezig zoals voorgeschreven door de Nederlandse Onderwatersportbond.

D

In artikel 3.1b van deel II van Bijlage 1, behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998, Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwet 1998, wordt `Bouwbesluit 2002' vervangen door: Bouwbesluit 2003.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 september 2003.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,
De waarnemend Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen,
G.J.M. de Vries.

1 Stcrt. 2001, 239 (supplement), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 juli 2003, Scrt. 137.

Toelichting

Onderdeel A

(Beleidsregel 1.42 Organisatie van de arbeid van zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie)

Het eerste lid, onderdeel g, van beleidsregel 1.42 is geschrapt aangezien artikel 6.29 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zwangere werknemers verbiedt duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk te verrichten.

Onderdeel B

(Beleidsregel 6.14 Caissonarbeid)

In beleidsregel 6.14, derde lid, werd oorspronkelijk alleen de werkkamer aangemerkt als arbeidsplaats. Echter, in het licht van de - ruimere - definitie van het begrip arbeidsplaats zoals opgenomen in artikel 1, derde lid, onder g, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, moet de gehele caisson als arbeidsplaats worden aangemerkt. Derhalve is in het derde lid van de onderhavige beleidsregel thans opgenomen dat het caisson, inclusief werkkamer, schutsluizen en compressiekamer aangemerkt wordt als arbeidsplaats. Als gevolg van deze wijziging is ook een nieuw vierde lid ingevoegd en zijn de leden vier tot en met acht vernummerd tot vijf tot en met negen.

In de praktijk van het moderne caissonwerk is gebleken dat het niet altijd technisch mogelijk is aan de voorwaarde van beleidsregel 6.14 Caissonarbeid te voldoen, een personenschutsluis boven de (grond)waterspiegel op te stellen. In het vijfde lid, onder d, onderdeel 11, schrijft de beleidsregel voor dat de afstand tussen het laagste punt van de toegang tot de personenschutsluis en de waterspiegel ten minste 1 meter moest bedragen. Weliswaar verdient het nog steeds aanbeveling de personenschutsluis boven de waterspiegel te plaatsen, maar lukt dat niet dan moet uit de risico-inventarisatie en -evaluatie blijken welke veiligheidsmaatregelen nodig zijn om indringing van water in de personenschutsluis te voorkomen. In de aangepaste beleidsregel is nu aan het vijfde lid, onder d, een onderdeel 12° toegevoegd waaruit de bedoelde verruiming blijkt.

Het negende lid, onder b, van de onderhavige beleidsregel is geschrapt aangezien de verplichting een compressiekamer uit te rusten met een personensluis en een aparte medicijnsluis sinds 1 januari 2003 in artikel 6.20 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (besluit van 17 december 2002, Stb. 652) is opgenomen.

Onderdeel C

(Beleidsregel 6.15 Duikarbeid)

In het zesde lid van deze beleidsregel is de zinsnede `geen voorzienbare kans bestaat dat de duikers [...] in moeilijkheden raken' (als bedoeld in artikel 6.16, vierde lid van het Arbobesluit) nader verduidelijkt. Onder de volgende omstandigheden is bedoelde kans voorzienbaar:

• Reserveduiker kan duikuitrusting niet zelf aantrekken.

Als de ploegleider optreedt als reserveduiker moet hij - net als de reserveduiker in een drie- of meerpersoonsduikploeg - onverwijld te water kunnen gaan om in geval van nood de duiker te redden. Het in volledige duikuitrusting op de wal staan, brengt zelf risico's mee: bevanging door warmte, en bij onverhoopt te water raken het risico dat het pak volloopt en de duikploegleider/reserveduiker zich zelf niet meer kan redden. Het is dus zaak dat de duikploegleider/reserveduiker beschikt over een uitrusting die hij zelf kan aantrekken (in sommige gevallen kan een scuba-uitrusting volstaan), of er dient personeel (niet een toevallige voorbijganger) aanwezig te zijn die hem bij het aantrekken kan helpen.

• Slecht zicht, te weten: op minder dan 1 m zijn personen of voorwerpen niet duidelijk zichtbaar.

In slecht-zichtsituaties bestaat een reële kans dat de duiker `verdwaalt' en vast komt te zitten. Dit kan gebeuren in obstakels op de duikplaats of in het eigen werkstuk van de duiker, zoals de schroef van een schip. Alleen als vastzitten kan worden uitgesloten, is een tweepersoonsduikploeg toegestaan.

• Onmogelijkheid vrij op te stijgen.

Wanneer een duiker zichzelf niet door middel van een vrije opstijging naar de oppervlakte, in veiligheid kan stellen, dan is er een voorziene kans dat hij onder een obstakel (bijvoorbeeld een schip of een overkapping) vast komt te zitten. Een tweepersoonsduikploeg is dan niet toegestaan.

• Aanwezigheid obstakels.

Voorafgaand aan een duik dient de duikplaats te worden onderzocht op de aanwezigheid van obstakels. Zijn obstakels aanwezig dan is een tweepersoonsduikploeg niet toegestaan.

• Betreding van holle ruimten

Wanneer de duiker een holle ruimte moet binnengaan of de wand ervan moet doorboren, dan bestaat het gevaar van ophoping van explosieve en/of giftige gassen, met bewusteloosheid en/of verwonding als gevolg. Zo'n ruimte moet goed geventileerd worden. Een tweepersoonsduikploeg is in zulke gevallen niet toegestaan.

Het zevende lid van de onderhavige beleidsregel kan vervallen aangezien de verplichting een compressiekamer uit te rusten met een personensluis en een aparte medicijnsluis sinds 1 januari 2003 in artikel 6.20 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (besluit van 17 december 2002, Stb. 652) is opgenomen.

In het achtste lid is tenslotte een uitzondering opgenomen voor de sportduikinstructeur, bedoeld in artikel 6.13, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, en leerlingen en studenten als bedoeld in artikel 6.31 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Op grond van deze uitzonderingsbepaling gelden de voorschriften, genoemd in het achtste lid, onder a en b, niet voor deze groepen aangezien het in de regel voor hen niet mogelijk zal zijn om hier aan te voldoen. Zo gelden voor sportduikinstructeurs en leerlingen en studenten niet de materieeleisen, bedoeld in het tweede lid, onder a, c, d, f en h, maar de eisen zoals die gebruikelijk zijn in de sportduikwereld. Voorts gelden voor deze groepen niet de eisen zoals die zijn gesteld aan de eerste-hulpuitrusting, bedoeld in het vijfde lid, onder a en b, van het onderhavige beleidsregelartikel, maar de eisen zoals die zijn gesteld door de Nederlandse Onderwatersportbond (NOB).

Onderdeel D

In de tekst van artikel 3.1b Gebruiksvoorschrift van deel II van bijlage 1, behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998, Tarieflijst Boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwet 1998 is de abusievelijk gebruikte aanduiding `Bouwbesluit 2002' gewijzigd in `Bouwbesluit 2003'.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze,

De waarnemend Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen,

G.J.M. de Vries.

Naar boven