Het College bescherming persoonsgegevens,
Gelet op artikel 73 Wet bescherming persoonsgegevens;
Gelet op artikel 5:33 Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
I. Reikwijdte
Dit besluit is van toepassing op de invordering van bestuurlijke boeten
die zijn opgelegd op grond van artikel 66 Wet bescherming persoonsgegevens
en op de invordering van verbeurde dwangsommen die zijn opgelegd op grond
van artikel 61 lid 4 en 65 Wet bescherming persoonsgegevens jo. artikel 5:32
Algemene wet bestuursrecht, artikel 27 Wet politieregisters, artikel 120 Wet
gemeentelijke basisadministratie en artikel 27 Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens, zoals deze wet komt te luiden.
II. Wettelijke rente, aanmanings- en invorderingskosten
1. De wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten
zijn verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de eerste betalingstermijn is
verstreken.
2. De aanmaningskosten bedragen € 10,-.
3. De op de invordering betrekking hebbende kosten bedragen:
a) 10% over de eerste € 5000,- van de resterende vordering en 1%
van het meerdere, doch tenminste € 45,- en ten hoogste € 1500,-
alsmede,
b) de kosten van betekening en gerechtelijke tenuitvoerlegging, zoals
vastgesteld in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders,
alsmede de hierover verschuldigde B.T.W.
III. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Toelichting
De onderhavige regeling stelt de ingangsdatum van de wettelijke rente
vast en de kosten van de incassohandelingen die worden verricht ter zake van
de invordering van bestuurlijke boetes en verbeurde dwangsommen.
De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen ontleent het College
bescherming persoonsgegevens (CBP) aan artikel 66 Wet bescherming persoonsgegevens
(WBP). De bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen ontleent het
CBP aan artikel 61 lid 4 en 65 WBP jo. artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht
(Awb). Naast toezicht op de naleving en toepassing van de WBP, houdt het CBP
toezicht op de naleving en toepassing van de Wet politieregisters (Wpolr),
de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet GBA) en de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), zoals deze wet komt te luiden. De bevoegdheid
van artikel 61 lid 4 WBP om een last onder dwangsom op te leggen is in artikel
27 Wpolr, artikel 120 Wet GBA en artikel 27 Wjsg van overeenkomstige toepassing
verklaard. In de Wet GBA is eveneens de bevoegdheid van artikel 65 WBP om
een last onder dwangsom op te leggen van overeenkomstige toepassing verklaard
in artikel 120 Wet GBA.
Het CBP heeft de bevoegdheid om de bestuurlijke boetes en verbeurde dwangsommen
bij dwangbevel te innen op grond van artikel 73 lid 3 WBP respectievelijk
artikel 5:33 van de Awb. Alvorens een dwangbevel wordt uitgevaardigd vindt
een aanmaning plaats. Bij het uitblijven van betaling wordt vervolgens een
dwangbevel uitgevaardigd en de invordering overgedragen aan een deurwaarder.
De invorderingskosten hebben betrekking op de incassohandelingen die door
de deurwaarder worden verricht en die niet worden gerekend tot de ambtshandelingen,
waarvan de tarieven zijn vastgesteld in het Besluit tarieven gerechtsdeurwaarders.