Instellingsbesluit Nationale Frequentiecommissie

Besluit van de Minister van Economische Zaken van 15 augustus 2003, nr. WJZ/03/02932, houdende instelling van de Nationale Frequentiecommissie (Instellingsbesluit Nationale Frequentiecommissie)

De Minister van Economische Zaken,

Overwegende,

- dat in het Nationaal Frequentieplan 2002 (Stcrt. 2002, 115) de taak en samenstelling van de Nationale Frequentiecommissie nader is ingekaderd tot een adviesorgaan op het gebied van frequentiebeheer waarin met vitale overheidstaken en de publieke omroep belaste overheidsorganisaties en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zitting hebben;

- dat gelet op de taak van de Nationale Frequentiecommissie de samenstelling van de commissie aangepast dient te worden;

Besluit:

Artikel 1

Er is een Nationale Frequentiecommissie (NFC), hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

1. De commissie heeft als taak het plegen van overleg en het geven van advies aan de Minister van Economische Zaken over het beleid ten aanzien van het beheer van het radiofrequentiespectrum in het bijzonder betreffende:

a. de grondslagen voor het beheer van het radiofrequentiespectrum of delen daarvan;

b. het feitelijk gebruik van het radiofrequentiespectrum;

c. de voorwaarden waaronder frequentiebanden voor specifiek radiogebruik gebruikt kunnen worden;

d. het voorkomen en de bestrijding van radiostoringen;

e. de opzet en uitvoering van het beheer van het radiofrequentiespectrum;

f. de uit te dragen standpunten in internationaal overleg over frequentiebeheersaangelegenheden.

2. De commissie houdt in zijn standpuntbepaling inzake het beheer van het radiofrequentiespectrum rekening met het beleid ten aanzien van het gebruik van het radiofrequentiespectrum in buitengewone omstandigheden als bedoeld in hoofdstuk 14 van de Telecommunicatiewet. De taak van de commissie heeft evenwel geen betrekking op dit beleid.

3. De commissie houdt verder in haar werkzaamheden rekening met de uitkomsten van overig frequentiemanagement gerelateerd overleg, voor zover dit in andere overlegfora aan de orde komt en van relevantie is voor de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 3

1. De commissie bestaat uit de volgende door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen leden:

a. twee leden afkomstig van het Agentschap Telecom, ressorterend onder het Ministerie van Economische Zaken, die optreden als voorzitter respectievelijk vice-voorzitter;

b. een lid, op voordracht van de Minister van Defensie;

c. twee leden, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarvan een lid afkomstig vanuit de directie Brandweer en Rampenbestrijding van het Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid en een lid afkomstig uit de onder het Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid ressorterende ITO-organisatie, welke tevens mede optreedt namens de dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie;

d. een lid, op voordracht van de voorzitter en algemeen directeur van de met de luchtverkeersdienstverlening belaste organisatie Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL);

e. twee leden, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waarvan een lid afkomstig vanuit de met omroep belaste directie en een lid aangewezen door de met wetenschapsbeleid belaste directie.

2. De leden dragen zorg voor hun plaatsvervanging in de commissie.

Artikel 4

1. Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door het Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom. De Directeur-Hoofdinspecteur van het Agentschap Telecom treft hiertoe de nodige voorzieningen.

2. Het secretariaat staat onder leiding van een secretaris. De secretaris kan niet tegelijkertijd lid zijn van de commissie.

Artikel 5

1. De voorzitter van de commissie draagt zorg voor de rapportage van de uitkomsten van het overleg bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan de Minister van Economische Zaken.

2. Indien ten aanzien van de uitkomst van het overleg over een bepaald onderwerp door een of meer leden een minderheidsstandpunt wordt ingenomen, wordt dit standpunt op verzoek van het desbetreffende lid of de desbetreffende leden in de rapportage vermeld.

Artikel 6

1. De leden van de commissie kunnen zich laten bijstaan door adviseurs.

2. De commissie kan subcommissies of werkgroepen instellen waarin ook anderen dan commissieleden kunnen deelnemen. In een subcommissie of een werkgroep dienen ten minste twee leden of plaatsvervangende leden van de commissie zitting te nemen.

3. De commissie, subcommissie en werkgroepen kunnen deskundigen uitnodigen om mondeling of schriftelijk inlichtingen te verstrekken.

Artikel 7

De commissie stelt een reglement van orde vast ter nadere regeling van de werkwijze van de commissie, haar subcommissies en haar werkgroepen.

Artikel 8

De secretaris en de leden worden alvorens zij door de Minister van Economische Zaken worden aangewezen, onderworpen aan een veiligheidsonderzoek als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken.

Artikel 9

1. De commissie wordt ingesteld voor een periode van vier jaar.

2. Uiterlijk binnen een periode van drie en een half jaar brengt de commissie een rapport uit aan de Minister van Economische Zaken, waarin de taakstelling van de commissie aan een onderzoek wordt onderworpen en waarin voorstellen kunnen worden gedaan voor daarin gewenste veranderingen.

Artikel 10

Het Besluit Nationale Frequentiecommissie wordt ingetrokken.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 12

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Nationale Frequentiecommissie.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 augustus 2003.
De Minister van Economische Zaken,L.J. Brinkhorst.

Toelichting

In het Nationaal Frequentie Plan 2002 (Stcrt. 2002, 115) is aangegeven dat de Nationale Frequentiecommissie (verder: NFC) een adviesorgaan is op het gebied van frequentiebeheer waarin met vitale overheidstaken en de publieke omroep belaste overheidsorganisaties en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zitting hebben. De samenstelling en de taak van de Nationale Frequentiecommissie zoals vastgelegd in het huidige Besluit Nationale Frequentiecommissie sloten hier niet meer op aan. In het onderhavige besluit is dit besluit daarom ingetrokken en is de Nationale Frequentiecommissie opnieuw ingesteld.

In het Nationaal Frequentieplan 2002 wordt een opsomming gegeven van de verschillende overlegorganen op het gebied van frequentiebeleid en -beheer. In het kader van dit overleg kunnen in principe drie niveaus worden onderscheiden, namelijk het beleidsniveau, het beheersniveau en het gebruikersniveau.

Overleg op beleidsniveau betreft overleg omtrent de invulling dan wel aanpassing van het door de Minister van Economische Zaken vast te stellen frequentiebeleid. Voor overleg met betrokken partijen is hiervoor een formeel overlegorgaan opgericht. In dit Overlegorgaan Post en Telecommunicatie (OPT) participeren een groot aantal marktpartijen uit de telecommunicatiebranche inclusief gebruikersorganisaties. Daarnaast nemen verschillende ministeries hierin deel. Teneinde het beslag op dit formele beleidsoverleg zoveel mogelijk te beperken tot echt wezenlijke aangelegenheden, wordt indien mogelijk reeds in de vooroverlegfase gebruik gemaakt van andere vormen van overleg, zoals het Nationaal Frequentiebeleidsoverleg (NFO).

Doordat het frequentiespectrum steeds intensiever wordt gebruikt, zullen correct gedrag en de aan de apparatuur te stellen eisen steeds belangrijker worden om ervoor te zorgen dat de verschillende gebruikers elkaar niet storen. Dit brengt met zich mee dat er overleg tussen verschillende gebruikers(groepen) nodig kan zijn om afspraken te maken over correct gebruik van voor een bepaalde toepassing bestemde frequentiebanden. Het Agentschap Telecom heeft dan ook regelmatig overleg met verschillende gebruikersgroepen. De overheidsorganen belast met vitale overheidstaken nemen hierbij een speciale plaats in.

De frequentiebanden die voor de overheidstaken belast met openbare orde en veiligheid worden gebruikt, zijn op basis van artikel 3.4 van de Telecommunicatiewet in het Nationaal Frequentie Plan 2002 toegewezen aan de desbetreffende overheidsorganen. Het feitelijk beheer is voor de frequentiebanden die door overheidsorganen belast met vitale overheidstaken worden gebruikt, bij de NFC ondergebracht. In de NFC worden tussen de beheerders nadere afspraken gemaakt over het toelatingsbeleid, de gebruiks- en technische voorschriften en het toezicht op de naleving van deze voorschriften. Omdat de banden die in gebruik zijn voor vitale overheidstaken in steeds grotere mate mede gebruikt worden voor andere toepassingen, moeten ook voor deze banden soortgelijke afspraken worden gemaakt. Het bepalen van het beleid ten aanzien van het radiofrequentiespectrum in buitengewone omstandigheden als bedoeld in hoofdstuk 14 van de Telecommunicatiewet behoort niet tot de taak van de NFC. Omdat dit beleid wel van invloed kan zijn op het beheer van het radiofrequentiespectrum, houdt de NFC in zijn standpuntbepaling wel rekening met dit beleid. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap neemt aan de NFC deel vanuit haar rol ten aanzien van het gebruik van frequenties voor omroepdoeleinden en voor het wetenschappelijk gebruik van frequenties. Aangezien dit laatste gebruik met name de radioastronomie betreft, is de mogelijkheid geopend om de vertegenwoordiger voor dit laatste onderwerp aan te laten wijzen door de met wetenschapsbeleid belaste directie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze vertegenwoordiger zal afkomstig zijn van de Stichting Radioastronomisch Onderzoek in Nederland (ASTRON).

Aangezien het Agentschap Telecom is belast met het beheer van het frequentiespectrum, wordt het overleg in de NFC gehouden onder voorzitterschap van het Agentschap Telecom. Het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post van het Ministerie van Economische Zaken is in deze alleen als adviseur van het Agentschap Telecom aan de NFC verbonden, om het gevoerde beleid uiteen te kunnen zetten en eventueel toe te kunnen lichten.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven