Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 juli 2003, nr. WJZ 3040972, houdende regels inzake het verstrekken van subsidies aan de scheepsbouwsector bij wijze van tijdelijke defensieve maatregel (Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 172), alsmede op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Economische Zaken;

b. ondernemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die een onderneming in stand houdt;

c. verordening 1177/2002: verordening (EG) nr. 1177/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 172);

d. schip: een containerschip, chemicaliëntanker, productentanker of vloeibaar-aardgastanker (LNG-tanker) als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, b, c, onderscheidenlijk d, van verordening 1177/2002;

e. scheepswerf: een ondernemer die schepen ontwikkelt, ontwerpt, bouwt en uitrust;

f. Koreaanse concurrentie: het naar de opdracht tot het bouwen van een schip dingen door een scheepswerf die is gevestigd in de Republiek Korea;

g. contractprijs: de tussen opdrachtgever en scheepswerf overeengekomen prijs voor de bouw van een schip, met inbegrip van stelposten voor zover daarvoor in het contract vaste of geschatte bedragen zijn opgenomen en met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting;

h. eindprijs: het door de opdrachtgever ter zake van de bouw van een schip aan de scheepswerf verschuldigde bedrag, met uitzondering van de eventueel verschuldigde omzetbelasting;

i. groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

1°. een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

- meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

- volledig aansprakelijk vennoot is van of

- overwegende zeggenschap heeft over

een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

2°. laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

2. Bij de toepassing van deze regeling wordt, indien de eindprijs nog niet is vastgesteld, de contractprijs in aanmerking genomen.

Artikel 2

1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een in Nederland gevestigde scheepswerf met het oog op het, ondanks gebleken Koreaanse concurrentie, door die werf afsluiten van een order tot het in Nederland bouwen van een containerschip, chemicaliëntanker, productentanker of LNG-tanker.

2. Geen subsidie wordt verstrekt indien het schip later aan de opdrachtgever wordt overgedragen dan drie jaar na de datum waarop de opdracht is verstrekt, behoudens voor zover de Europese Commissie, op aanvraag van de minister, die termijn schriftelijk heeft verlengd op voet van artikel 2, vierde lid, van verordening 1177/2002.

Artikel 3

De subsidie bedraagt 6 procent van de prijs, tot ten hoogste het bij de subsidieverlening bepaalde bedrag.

Artikel 4

Het subsidieplafond voor het op grond van deze regeling verlenen van subsidies bedraagt € 60 000 000.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 5

1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

2. De aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van:

a. een contract tussen enerzijds de opdrachtgever en anderzijds de scheepswerf die de opdracht zal uitvoeren;

b. een verklaring van de opdrachtgever of van een bij de opdrachtverlening betrokken derde, waaruit de Koreaanse concurrentie blijkt en waaruit blijkt dat de offerte van de Koreaanse werf lager was dan die van de Nederlandse werf, afgezien van het prijseffect van de op basis van deze regeling verwachte subsidie;

c. een verklaring, afgegeven door een erkend classificatiebureau, waaruit blijkt dat het onder a bedoelde document betrekking heeft op een schip als bedoeld in deze regeling.

3. Indien een aanvrager op de dag van inwerkingtreding van deze regeling meerdere aanvragen gelijktijdig indient, geeft hij de onderlinge rangorde aan die dient te worden gehanteerd bij de toepassing van artikel 8, derde lid.

Artikel 6

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

a. de aanvraag niet voldoet aan deze regeling;

b. de prijs minder bedraagt dan € 2 000 000;

c. het definitieve contract is ondertekend vóór 25 oktober 2002;

d. het definitieve contract is ondertekend nadat ten minste een maand is verstreken na bekendmaking van de Europese Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie dat de geschillenbeslechtingprocedure is afgesloten of opgeschort, of

e. voor zover door verlening van de subsidie het totaal van aan de scheepswerf of aan de groep, waartoe deze scheepswerf behoort, op grond van deze regeling verleende subsidies meer zou bedragen dan 30 procent van het in artikel 4 genoemde bedrag.

Artikel 8

1. De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de ontvangst van de aanvragen met inachtneming van het tweede en derde lid, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

2. Ingeval de minister op de dag van inwerkingtreding van deze regeling de aanvragen van verschillende aanvragers gelijktijdig heeft ontvangen, stelt hij de onderlinge rangschikking tussen de aanvragers vast door middel van loting.

3. Ingeval de minister op de dag van inwerkingtreding van deze regeling aanvragen van meerdere aanvragers heeft ontvangen, verdeelt hij die dag het beschikbare budget door te beginnen met de als hoogst gerangschikte aanvraag van elke aanvrager, daarna de als tweede gerangschikte aanvraag van elke aanvrager en zo verder.

§ 3. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger en verlening onder voorwaarde

Artikel 9

1. Een subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidie-ontvanger uiterlijk dertien weken na de subsidieverlening, behoudens voorafgaande schriftelijke verlenging door de minister, heeft aangetoond:

a. dat de opdrachtgever en de subsidie-ontvanger terzake van de opdracht een definitief contract hebben afgesloten en

b. dat de opdrachtgever terzake van de opdracht een of meer betalingen heeft gedaan.

2. Binnen zes weken na ontvangst van de stukken, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, deelt de minister aan de subsidie-ontvanger mee dat aan de voorwaarde is voldaan.

Artikel 10

1. Subsidie terzake van de bouw van een LNG-tanker wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen de vereiste goedkeuring geeft voor het toepassen van deze regeling op LNG-tankers.

2. Binnen vier weken na het verlenen van de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, deelt de minister aan de subsidie-ontvanger mee dat aan de voorwaarde is voldaan.

Artikel 11

1. De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze kunnen worden afgelezen de contractprijs, de eindprijs en de gegevens waaruit blijkt dat het schip in Nederland wordt gebouwd.

2. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

§ 4. Voorschotten

Artikel 12

1. Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt kan op aanvraag van de subsidie-ontvanger, door de minister een voorschot worden verstrekt na overlegging van een door een erkend classificatiebureau afgegeven bewijs van kiellegging of een bewijs van een gelijkwaardig stadium van de bouw.

2. Het voorschot bedraagt 80 procent van het bij de subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag.

Artikel 13

Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 14

De minister kan afwijzend beschikken op een aanvraag, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen.

§ 5. Subsidievaststelling

Artikel 15

1. De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het schip blijkens het overdrachtsprotocol of een gelijkwaardig document aan de opdrachtgever is overgedragen.

2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

3. De aanvraag gaat, indien dat in het formulier is vermeld, en zo ja: overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van:

a. het certificaat van deugdelijkheid of een gelijkwaardig certificaat;

b. het overdrachtsprotocol of een gelijkwaardig document;

c. gegevens waaruit blijkt dat het schip in Nederland is gebouwd;

d. een accountantsverklaring die is opgesteld op de in het formulier aangegeven wijze.

Artikel 16

De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2003, 12.00 uur.

2. Aanvragen om subsidieverlening worden uiterlijk 31 maart 2004 ingediend.

3. Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2007.

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij

het Agentschap Senter, Juliana van Stolberglaan 3, 's-Gravenhage.

Den Haag, 17 juli 2003.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,C.E.G. van Gennip.

Toelichting

I. Algemeen

De concurrentiepositie van de Nederlandse werven steekt gunstig af ten opzichte van de andere Europese werven. Nieuwe technieken, efficiëntere productieprocessen en het bouwen van complexere en kleinere schepen hebben tot die positie geleid. Echter, als gevolg van de Koreaanse concurrentie en de voornemens van andere lidstaten van de Europese Unie om gebruik te maken van de mogelijkheden tot steunverlening die de Raad van de Europese Unie heeft gegeven, dreigen de Nederlandse werven hun moeizaam verworven positie te verliezen. Verlies van (Europees) marktaandeel, omzet en werkgelegenheid, ook bij de toeleverende industrie, is daarvan het gevolg. Dit is niet aanvaardbaar en daarom is besloten de Nederlandse scheepsbouw tijdelijk te steunen.

De doelgroep van de regeling is vastgesteld overeenkomstig verordening 1177/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 2002 betreffende een tijdelijk defensief mechanisme voor de scheepsbouw (PbEG L 172; hierna: verordening 1177/2002). De doelgroep van de regeling is de Nederlandse scheepsnieuwbouwindustrie die containerschepen, producten-, chemicaliën- en LNG-tankers bouwt. Voor deze scheepstypen gaat de Commissie er vanuit dat communautaire scheepswerven aanmerkelijke schade en ernstig nadeel hebben geleden en nog steeds lijden ten gevolge van oneerlijke Koreaanse concurrentie. Daarom mag er onder voorwaarden tijdelijke steun worden gegeven aan contracten voor die scheepstypen indien een Koreaanse scheepswerf meedingt.

Deze subsidieregeling is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies en wordt binnen het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerd door het agentschap Senter, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie voor technologie, energie en milieu. Daar zijn ook de aanvraag-, voorschot- en vaststellingsformulieren verkrijgbaar. Zie verder de toelichting bij artikel 5.

De zakelijke inhoud van de regeling is weergegeven in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 24 oktober 2002 (Kamerstukken II 2002/03-21501-30, nr. 6).

De ontwerp-regeling is, gelet op artikel 3 van Verordening 1177/2002, juncto artikel 88, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op 25 november 2002 gemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De Commissie heeft op 9 juli 2003 kenbaar gemaakt dat zij geen bezwaren heeft tegen het ten uitvoer brengen van de regeling (notificatienummer 780/2002).

De Nederlandse regering zal de Commissie kwartaalrapporten over de verstrekte subsidies verstrekken. In de kwartaalrapportages zullen de volgende gegevens worden opgenomen: naam werf, naam opdrachtgever, type schip, contractprijs, datum contract, tonnage en datum subsidieverlening. Voorts zullen de verklaringen van de opdrachtgevers of bij de opdrachtverlening betrokken derden omtrent de Koreaanse concurrentie (zie artikel 5, tweede lid, onder b, van de regeling) als bijlagen bij de rapportages worden gevoegd.

stcrt-2003-141-p9-SC60287-1.gif

II. Artikelen

Artikel 1

Het kader voor de toepassing van deze regeling vormt verordening 1177/2002 van de Raad van de Europese Unie. In het eerste lid, onder c, van de regeling wordt dynamisch verwezen naar deze verordening, zodat eventuele wijzigingen daarvan in beginsel automatisch doorwerken in deze regeling. Uiteraard zal dan wel steeds terdege worden bezien of niettemin aanpassing van de regeling noodzakelijk is.

Voor wat betreft de definities wordt krachtens verordening 1177/2002 voorts aangesloten bij Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw.

Het eerste lid, onder c, van de voorliggende regeling noemt de vier typen schepen die voor subsidie in aanmerking komen. Dit zijn de volgende typen.

a) Containerschip: schepen, gebouwd met een enkel dek en voorzien van laadruimten voor containers (al dan niet gestandaardiseerd; al dan niet met koelinstallatie), waarvan het ruim is uitgerust met geleidingen om het plaatsen van de containers te vergemakkelijken (dit kan ook het geval zijn voor de laadruimte op het dek). Schepen met vervoerscapaciteit voor zowel containers als andere vracht worden eveneens als containerschepen beschouwd indien het grootste deel van de vervoerscapaciteit bestemd is voor containers.

b) Chemicaliëntankers: schepen, gebouwd met een enkeldek en voorzien van geïntegreerde en/of losstaande tanks die bestemd zijn voor het vervoer van chemische producten in vloeibare vorm. Kenmerkend voor chemicaliëntankers is dat zij tegelijkertijd verschillende stoffen kunnen vervoeren en afhandelen en dat de tanks voorzien zijn van speciale bekleding in verband met de aard en het gevaarlijke karakter van de vervoerde vracht.

c) Productentankers: schepen, gebouwd met een enkel dek en voorzien van geïntegreerde en/of losstaande tanks die bestemd zijn voor het vervoer van geraffineerde olieproducten in vloeibare vorm.

d) Vloeibaar-aardgastankers (LNG-tankers): schepen gebouwd met een enkel dek en voorzien van vaste geïntegreerde en/of losstaande tanks die bestemd zijn voor het vervoer van aardgas in vloeibare vorm.

Of er sprake is van een type schip volgens één van de bovenstaande definities moet de aanvrager aantonen met een verklaring van een erkend classificatiebureau (zie artikel 5).

De regeling rond de `contractprijs' en `eindprijs' in het eerste lid, onderdelen g en h, en het tweede lid, houdt in dat bij de vaststelling van de subsidie wordt uitgegaan van de werkelijke eindprijs. Dit is het bedrag dat de opdrachtgever, gelet op de hem toegestuurde factuur, aan de werf verschuldigd is. Er wordt geen rekening gehouden met constructies die leiden tot een kunstmatige verhoging van de eindprijs, bijvoorbeeld door relaties tussen werf, verkoopkantoor en reder, waarbij tussen verkoopkantoor en werf een aanzienlijk hogere prijs wordt vastgelegd of betaald dan tussen reder en verkoopkantoor.

Subsidiëring geschiedt dus op basis van de eindprijs, maar dan wel tot maximaal het bij verlening bepaalde bedrag (artikel 3). Uiteraard wordt bij verlening uitgegaan van de contractprijs: op dat moment staat immers de eindprijs nog niet vast. De bepaling dat subsidievaststelling plaatsvindt op basis van de eindprijs, maar tot maximaal het bij verlening bepaalde bedrag, betekent dat als de eindprijs hoger uitvalt dan de contractprijs, dat niet doorwerkt in de subsidievaststelling. Die blijft op het niveau van de contractprijs. Valt de eindprijs daarentegen lager uit dan de contractprijs, dan werkt dat wel door in de subsidievaststelling, aangezien de subsidie dan lager wordt vastgesteld dan bij verlening was bepaald.

Artikel 2

Dit artikel bevat, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 7, de criteria voor het verstrekken van subsidie. Centraal in de criteria staat, dat het moet gaan om het in Nederland bouwen van een schip in de zin van deze regeling waarvan Koreaanse concurrentie is gebleken. Dit betekent dat de zeescheepsnieuwbouwactiviteiten in principe in Nederland dienen plaats te vinden. De Nederlandse overheid heeft daarbij echter wel oog voor het feit dat in sommige gevallen de Nederlandse werven de bouw van delen van het schip zoals het casco in het buitenland uitbesteden.

In artikel 2 is ter uitvoering van artikel 2, vierde lid, van verordening 1177/2002 bepaald dat de subsidieregeling niet geldt voor schepen die meer dan drie jaar na de datum van ondertekening van het definitieve contract worden opgeleverd. De Europese Commissie kan echter de termijn van 3 jaar verlengen wegens het technisch ingewikkelde karakter van het betrokken scheepsbouwproject of wegens vertragingen ten gevolge van onverwachte, aanzienlijke en aantoonbare verstoringen in het werkprogramma van een scheepswerf die te wijten zijn aan onvoorziene uitzonderlijke externe omstandigheden. In een dergelijk geval dient de subsidie-ontvanger tijdig een schriftelijk onderbouwd verzoek hiertoe bij Senter in te dienen. Deze zal na beoordeling van de onderbouwing zorgdragen voor het aanvragen van een verlenging van de driejaarstermijn bij de Europese Commissie.

De formulering in artikel 2 betekent dat aan deze eis wordt getoetst zowel bij de subsidieverlening als bij de subsidievaststelling. Het niet voldoen aan deze eis betekent dat de subsidieverlening kan worden geweigerd, namelijk als al uit het contract blijkt dat de driejaarstermijn niet wordt gehaald, of op basis van artikel 4:48 Algemene wet bestuursrecht alsnog kan worden verlaagd of ingetrokken, namelijk als na ommekomst van de drie jaar blijkt dat de termijn niet is gehaald.

Artikel 3

Bij de subsidieverlening wordt het bedrag van de subsidie niet vermeld, maar wel - met een verwijzing naar deze regeling - de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 4

In dit artikel is het totale subsidieplafond voor de regeling neergelegd.

Artikel 5

De in het eerste lid bedoelde aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar en moeten worden ingediend bij Senter, onder vermelding van `Aanvraag TROS'.

Vereist blijft dat het origineel van een ondertekend aanvraagformulier wordt ingediend. Consequentie hiervan is, dat aanvragen die worden ingediend per telefax of elektronische post niet voldoen aan de wettelijke voorschriften.

De toekenning van het beschikbare budget van de regeling vindt plaats volgens het principe `wie het eerst komt, die het eerst maalt', zij het met een aantal verfijningen ten behoeve van een ordelijke afwikkeling van de aanvragen die op de dag van inwerkingtreding van de regeling worden ingediend. Er wordt op die dag namelijk een grote toeloop op de regeling verwacht.

Het systeem op de dag van inwerkingtreding van de regeling werkt als volgt.

Voor de toepassing van de regeling is het tijdstip van ontvangst van de aanvragen van belang. Bij aflevering van de aanvraag geldt als tijdstip van ontvangst het moment waarop de aanvraag in handen is gesteld van de betrokken Senter-functionaris. Komen twee aanvragers er die dag niet uit van wie van hen als eerste de aanvraag in ontvangst kan worden genomen, dan wordt de onderlinge volgorde tussen die twee aanvragers bepaald bij wijze van loting (artikel 8, tweede lid).

Voor aanvragen waarvoor geen objectief tijdstip van ontvangst bepaalbaar is (bijvoorbeeld doordat ze in de brievenbus zijn gestopt) geldt hetzelfde regime als voor per post ingediende aanvragen. Per post binnengekomen aanvragen worden geacht op de dag van ontvangst om 18.00 uur te zijn ontvangen. Ook in dat geval wordt de volgorde van binnenkomst bij Senter bepaald door loting.

Na aldus de volgorde van ontvangst per aanvrager te hebben bepaald, wordt bezien of er meerdere aanvragen per aanvrager gelijktijdig zijn ontvangen (bijvoorbeeld doordat ze in één enveloppe zaten). Om deze aanvragen onderling te kunnen rangschikken, is in artikel 5, derde lid, bepaald dat bij gelijktijdig indienen de aanvrager de onderlinge volgorde van zijn aanvragen moet aangeven. Deze volgorde is van belang voor de toepassing van artikel 8, derde lid, dat meebrengt dat het budget wordt verdeeld met inachtneming van die volgorde.

In combinatie leidt dit tot het systeem dat op de dag van inwerkingtreding van de regeling eerst de aanvragers worden gerangschikt volgens bovenstaande systematiek en vervolgens in die volgorde eerst alle nummers 1 in aanmerking komen, dan de nummers 2, etc. Voor alle volgende dagen geldt het normale systeem van `wie het eerst komt, het eerst maalt'.

Overigens worden aanvragen die vóór de inwerkingtreding van deze regeling zijn ontvangen, niet in behandeling genomen. Wel kan vooraf bij Senter informatie worden ingewonnen over de in te dienen aanvragen.

In artikel 5, tweede lid, wordt vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. Daaronder vallen het contract voor de bouw van het schip, een verklaring van de reder of een broker dat een Koreaanse werf naar de opdracht heeft meegedongen en een verklaring van een erkend classificatiebureau, waaruit blijkt dat het schip onder de regeling valt. Overigens behoeft het contract nog niet het definitieve contract te zijn; dat laatste dient op grond van artikel 9 uiterlijk dertien weken na de subsidieverlening door de minister te zijn ontvangen.

Krachtens artikel 5, tweede lid, onder b, moet bij de aanvraag een verklaring van de opdrachtgever of de bij de opdrachtverlening betrokken derde worden gevoegd, waarin wordt verklaard dat een Koreaanse werf voor de vigerende opdracht een offerte heeft uitgebracht die qua prijsstelling lager is dan de Nederlandse offerte vóór aftrek van de te verlenen subsidie.

In artikel 5, eerste lid, onder c, wordt gedoeld op de in de scheepsbouwsector gebruikelijke classificatiebureaus.

Op basis van deze bescheiden wordt de aanvraag beoordeeld. Uit deze stukken moet blijken of aan alle eisen van de regeling, en daarmee aan alle eisen van verordening 1177/2002 is voldaan. De aanvrager is er dus zelf verantwoordelijk voor, aan te tonen dat aan alle eisen van de regeling is voldaan.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de minister moet hebben besloten op de aanvraag. Als de beschikking niet binnen die termijn kan worden genomen, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Awb).

Artikel 7

In dit artikel zijn de afwijzingsgronden opgenomen. Daarnaast kan ook afwijzend moeten worden beslist op grond van artikel 7 van de Kaderwet EZ-subsidies, indien subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, of op grond van artikel 4:35 van de Awb. Afwijking op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien gegronde vrees bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, of dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd, bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking en ingeval van faillissement, surséance van betaling of van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of indien een verzoek daartoe is ingediend.

In de eerste plaats zal een aanvraag op grond van artikel 7 worden afgewezen, indien hij niet voldoet aan enige bepaling van deze regeling. De belangrijkste daarvan zijn in dit verband de artikelen 1 en 2.

Onderdeel b eist een minimumbedrag aan contractprijs, omdat de Koreaanse concurrentie het grootst is bij de grotere schepen en opdat de uitvoering van de regeling niet te zeer belast wordt met aanvragen voor al te kleine projecten.

De onderdelen c en d vloeien rechtstreeks voort uit artikel 4 van verordening 1177/2002 en weerspiegelen het tijdelijke en bijzondere karakter van de regeling. De in deze onderdelen genoemde data zijn afgeleid van de procedure rond het geschil met de Republiek Korea, zoals geregeld in de toepasselijke regels van de Wereldhandelsorganisatie.

Om te voorkomen dat een onderneming (of groep) een onevenredig deel van het budget van de regeling ontvangt, is in onderdeel e het aandeel per onderneming (of groep) gemaximeerd op 30% van het budget van de regeling. Hierop wordt alleen bij de subsidieverlening getoetst; bijvoorbeeld latere fusies hebben hierop geen invloed.

Artikel 8

Het eerste lid geeft een voorschrift over de wijze van verdeling van het subsidieplafond. Die komt neer op `wie het eerst komt, het eerst maalt'. Dit betekent dat de minister, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verleent totdat het subsidieplafond is bereikt en dat hij aanvragen afwijst voor zover het plafond door het totaal van verleende subsidies zou worden overschreden. Daarbij is het moment van ontvangst van een aanvraag, die aan alle wettelijke voorschriften voldoet, bepalend. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft, dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het subsidieplafond is bereikt. Dreigt dit te gebeuren, dan zal de behandeling van de latere aanvraag worden opgeschort, totdat op de eerdere is beslist. Indien daardoor de beslistermijn van artikel 6 dreigt te worden overschreden, zal de aanvrager daarvan in kennis worden gesteld.

Omdat bij het ontwerpen van deze regeling is voorzien dat het waarschijnlijk is dat meerdere aanvragen, door meerdere aanvragers, op de eerste dag van inwerkingtreding van de regeling min of meer gelijktijdig zullen worden ingediend, zijn in het tweede en derde lid voorzieningen getroffen om de afwikkeling hiervan ordelijk te laten verlopen. Eén en ander is toegelicht bij artikel 5.

Artikel 9

In de artikelen 38 en 59 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat - ook - subsidies kunnen worden verleend onder opschortende of ontbindende voorwaarde, waarbij wel rekening moet worden gehouden met artikel 4:33 van de Algemene wet bestuursrecht. Krachtens artikel 9 worden de subsidies verleend onder de opschortende voorwaarde dat het definitieve contract uiterlijk dertien weken na datum van verstrekking van de subsidiebeschikking wordt ontvangen. Deze voorwaarde zal ook worden opgenomen in de individuele subsidiebeschikkingen. Bij de indiening van het definitieve contract dient de subsidie-ontvanger tevens een bewijs van eerste aanbetaling door de reder te voegen. Omdat het van belang is dat rechtens vaststaat dat aan de voorwaarde is voldaan, is voorzien in een expliciete mededeling van de minister ter zake.

Indien het definitieve contract of het bewijs van eerste aanbetaling niet binnen de termijn van dertien weken na subsidieverlening wordt ontvangen, vervalt de subsidiebeschikking. Om voor dezelfde opdracht in aanmerking te komen voor subsidie, dient men opnieuw de aanvraag in te dienen. Deze zal dan worden geregistreerd op datum en tijdstip van binnenkomst.

Artikel 10

Aangezien ten tijde van het vaststellen van de regeling nog geen formele goedkeuring is verleend door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor voor het opnemen in de regeling van LNG-tankers, is terzake een voorziening getroffen. De formulering houdt, in combinatie met die van artikel 11, in dat weliswaar subsidie verleend kan worden zolang deze goedkeuring nog niet is gegeven, maar dat geen voorschotten kunnen worden verstrekt.

Artikel 12

Dit artikel voorziet in de behoefte aan voorschotten op de subsidie. Er wordt éénmaal een voorschot verstrekt van 80 procent van het bij de verlening bepaalde maximale subsidiebedrag, zodra de kiel van het schip is gelegd of een gelijkwaardig stadium van de bouw is bereikt. Voor deze betrekkelijk snelle bevoorschotting is bij activiteiten als deze aanleiding, teneinde de financieringslasten voor de betrokkenen beperkt te houden.

In het eerste lid is bepaald dat een voorschot wordt verstrekt op een subsidie ter zake waarvan een verleningsbeschikking geldt. Dat impliceert dat, zolang aan een verlening een opschortende voorwaarde verbonden is, geen voorschotten worden verstrekt.

Artikel 14

In het algemeen zal bij het beslissen op een aanvraag om een voorschot onvoldoende inzicht bestaan in de naleving door de betrokkene van alle aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Een beoordeling daarvan is dan ook niet uitdrukkelijk aan de orde. Als echter de minister ervan op de hoogte is dat de subsidie-ontvanger zich niet houdt aan een verplichting van artikel 11, ligt het voor de hand geen voorschot te verstrekken. Aldus kan worden voorkomen dat na vaststelling van het definitieve subsidiebedrag financiële middelen moeten worden teruggevorderd.

Artikel 15

De in dit artikel opgenomen verplichtingen zijn noodzakelijk om tot een tijdige en deugdelijke vaststelling van het bedrag van de subsidie te kunnen komen.

Het formulier waarmee de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend, is zodanig ingericht, dat de subsidie-ontvanger met het invullen van het formulier kan voldoen aan de ingevolge artikel 4:45 van de Awb op hem rustende verplichtingen om aan te tonen dat de gesubsidieerde opdracht is uitgevoerd en om rekening en verantwoording af te leggen omtrent de overige eisen, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 16

De vaststelling van het subsidiebedrag is geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb. Artikel 16 van de regeling regelt slechts de termijn waarbinnen het besluit ter zake genomen wordt. Als het besluit niet binnen die termijn kan worden genomen, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, eerste lid, Awb).

Ingevolge artikel 4:44, derde lid, van de Awb kan, indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet is ingediend binnen de in artikel 15, eerste lid, bedoelde termijn, de minister de subsidie-ontvanger een termijn stellen waarbinnen de aanvraag alsnog moet worden ingediend. In verband daarmee wordt in dit artikel niet verwezen naar de in artikel 15 bedoelde termijn, maar wordt gesproken over `de voor het indienen ervan geldende termijn'.

De hoofdregel van artikel 4:46 van de Awb is, dat vaststelling plaatsvindt overeenkomstig de verlening. Daarbij moeten, nu daarbij niet het bedrag van de subsidie wordt vermeld, de wel in de verleningsbeschikking vermelde wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en het maximale subsidiebedrag in aanmerking worden genomen.

Ingevolge artikel 4:46, tweede lid, van de Awb kan het subsidiebedrag in vier gevallen lager worden vastgesteld:

a. indien de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen;

c. indien de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en dat geleid heeft tot een onjuiste verleningsbeschikking;

d. indien de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Artikel 17

Dit artikel onderstreept het tijdelijke karakter van de regeling. De datum die is genoemd in het tweede lid, vloeit voort uit verordening 1177/2002. Immers ook deze verordening is uitdrukkelijk bedoeld als tijdelijke maatregel.

De horizonbepaling van het derde lid is afgeleid van een berekening van de termijn waarbinnen alle subsidies op basis van de regeling redelijkerwijs afgehandeld kunnen zijn. Indien de laatste aanvraag wordt ingediend op 31 maart 2004, dient het schip uiterlijk 31 maart 2007 te worden opgeleverd. De laatste subsidievaststelling zal op grond van artikel 16 binnen afzienbare termijn daarna plaatsvinden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip.

Naar boven