Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2003, 132 pagina 8 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2003, 132 pagina 8 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 1 juli 2003, nr. AVB/AIS/03 50126 tot wijziging van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers, mede in verband met de verlening van een voorschot ter tegemoetkoming in immateriële schade aan huisgenoten van werknemers die ten gevolge van blootstelling aan asbest ernstig ziek zijn geworden
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, de artikelen 34, eerste lid, onderdeel e, 35, vijfde lid, onderdeel b, 46, derde lid, 49, negende lid, 52, tweede lid, 54, zevende lid en 77, derde lid, van de Wet SUWI, en artikel 43, vierde lid, onderdeel b, van de Algemene bijstandswet;
Besluit:
De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. huisgenoot: de persoon met wie de werknemer een duurzaam hoofdverblijf heeft gehad in dezelfde woning ten tijde van de blootstelling aan asbest.
B
Artikel 5, derde lid, komt te luiden:
3. Geen recht op een eenmalige uitkering bestaat indien aan de werknemer of diens nabestaanden reeds een voorschot als bedoeld in artikel 6a of artikel 10b dan wel een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 10a is betaald.
C
Artikel 6c, tweede lid, komt te luiden:
2. Geen recht op een voorschot bestaat indien aan de werknemer of diens nabestaanden reeds een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 3 of artikel 10a dan wel een voorschot als bedoeld in artikel 10b is betaald.
D
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 3a. Het recht van huisgenoten op de eenmalige uitkering en het voorschot
Artikel 10. Toepassingsgebied
Deze regeling is, met inachtneming van de artikelen 10a tot en met 10c, van overeenkomstige toepassing op huisgenoten.
Artikel 10a. Het recht van huisgenoten op een eenmalige uitkering
In afwijking van artikel 3, onderdeel a, heeft de huisgenoot die op het moment van aanvraag in leven is en bij wie met toepassing van het protocol diagnostiek de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld, recht op een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 3 indien:
a. hij het duurzaam hoofdverblijf, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, aannemelijk heeft gemaakt;
b. is vastgesteld dat:
1°. de werknemer, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, is blootgesteld aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer, en
2°. de huisgenoot als gevolg hiervan de ziekte maligne mesothelioom heeft opgelopen.
Artikel 10b. Het recht van huisgenoten op het voorschot
In afwijking van artikel 6a, onderdeel a, heeft de huisgenoot die op het moment van aanvraag in leven is en bij wie met toepassing van het protocol diagnostiek de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld, recht op een voorschot als bedoeld in artikel 6a indien hij aannemelijk heeft gemaakt dat:
a. er sprake is van een duurzaam hoofdverblijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m;
b. de werknemer, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, is blootgesteld aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer, en
c. hij als gevolg hiervan de ziekte maligne mesothelioom heeft opgelopen.
Artikel 10c. Beperkingen recht van huisgenoten op de eenmalige uitkering en het voorschot
Geen recht op een eenmalige uitkering of een voorschot met toepassing van dit hoofdstuk bestaat indien aan een huisgenoot of diens nabestaanden reeds een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 3 of een voorschot als bedoeld in artikel 6a is betaald.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
1 Regeling van 21 januari 2000, Stcrt. 16, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 17 december 2002, Stcrt. 246.
De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) trad op 26 januari 2000 in werking (Stcrt. 16). De regeling beoogt, aldus de toelichting, `een vangnet te zijn voor die asbestslachtoffers die naar geldende burgerrechtelijke maatstaven een vordering tot schadevergoeding hebben maar vanwege het ontbreken van een aansprakelijke tegenpartij of vanwege een beroep op verjaring van de claim er niet in slagen hun vordering geldend te maken'. De overheid neemt niet de aansprakelijkheid van de voormalige werkgever over. De eenmalige tegemoetkoming in de immateriële schade van slachtoffers die door beroepsmatige blootstelling aan asbest maligne mesothelioom hebben ontwikkeld maar die geen verhaalbare vordering hebben `is te beschouwen als een uiting van maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van de asbestslachtoffers'. In de toelichting is verder tot uitdrukking gebracht `het vereiste dat het slachtoffer zelf de maatschappelijke erkenning moet kunnen verkrijgen'.
Naar aanleiding van evaluatieonderzoek - conform artikel 21 van de TAS - naar de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk, is de TAS bij ministeriële regeling van 17 december 2002 gewijzigd (Stcrt. 246). Kern van de wijziging - die met ingang van 1 januari 2003 in werking is getreden - is de invoering van een voorschotregeling in de TAS. Daarmee is beoogd dat het overgrote deel van de slachtoffers dat zich aanmeldt, bij leven een voorschot op de eventuele schadevergoeding door de werkgever ontvangt. Aldus wordt gekomen tot een snelle uiting van maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van de slachtoffers die door blootstelling aan asbest in hun verleden als werknemer maligne mesothelioom hebben ontwikkeld. Daarmee wordt recht gedaan aan het eerder al aan de regeling ten grondslag liggende doel dat het slachtoffer zelf de maatschappelijke erkenning moet kunnen verkrijgen. Doel van het voorschot is niet meer en niet minder dan erin te voorzien dat deze slachtoffers toch bij leven enige erkenning krijgen, vooruitlopend op een schadevergoeding door de aansprakelijke werkgever via bemiddeling of langs gerechtelijke weg.
Bij het overleg op 28 november 2002 tussen de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de conceptwijziging van de TAS heeft de staatssecretaris aangegeven gesprekken te zullen openen met de partijen bij het Convenant Instituut Asbestslachtoffers, waaruit de TAS voortvloeit, over de specifieke problematiek van met name de echtgenotes, die blootgesteld werden aan asbeststof via de werkkleding van de werknemer die met asbest heeft gewerkt.
Bij brief van 9 april 2003 is door de staatssecretaris aan de Tweede Kamer gemeld dat `na ampel overleg partijen bereid zijn gevonden deze doelgroep, waar het gaat om huisgenoten die lijden aan de ziekte mesothelioom, in aanmerking te doen komen voor bemiddeling door het Instituut Asbestslachtoffers volgens de procedures en werkwijze van het Instituut op basis van het convenant asbestslachtoffers. Daarbij is een goede juridische afbakening essentieel. Ik zal een en ander zelf initiëren. Uitgangspunt hierbij is dat dezelfde snelle procedure, zoals vervat in de recent herziene TAS-regeling, voor deze groep slachtoffers van toepassing zal zijn. In de komende periode zal met convenantpartijen gesproken worden over de aanvulling van het convenant met deze doelgroep en met het Instituut Asbestslachtoffers en de Sociale Verzekeringsbank over de aanpassing van de TAS-regeling'.
De genoemde aanvulling op het convenant is inmiddels tot stand gekomen en treedt in werking op dezelfde dag als de aanpassing van de TAS, vervat in deze wijzigingsregeling. De aanvulling heeft de vorm gekregen van een besluit van het bestuur van het Instituut Asbestslachtoffers (hierna: IAS), met algemene stemmen goedgekeurd door de Raad van Toezicht en Advies van het IAS, conform de eisen van de statuten van het IAS terzake. Besloten is dat naast de gevallen van aanspraken op grond van werkgeversaansprakelijkheid als bedoeld in het Convenant Instituut Asbestslachtoffers, ook aanspraken van huisgenoten die lijden aan maligne mesothelioom als gevolg van blootstelling aan asbeststof via de kleding van de werknemer waarin deze met asbest heeft gewerkt, in aanmerking komen voor bemiddeling door het IAS volgens de procedures en werkwijze van het IAS, zoals overeengekomen in het Convenant Instituut Asbestslachtoffers.
De systematiek van de huidige regeling, zoals uitvoerig beschreven in de toelichting op die regeling en uitgewerkt in daarbij genoemde protocollen tussen het IAS en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB), is integraal van toepassing op de onderhavige doelgroep, met dien verstande dat de huisgenoot - los van de vraag of de werknemer ook de ziekte heeft opgelopen - maligne mesothelioom heeft.
Voor de goede orde wordt hieronder de kern van het huidige systeem weergegeven en wordt ingegaan op de wijzigingen.
Essentieel is dat het slachtoffer zich bij leven aanmeldt bij het IAS. Vervolgens bereidt het slachtoffer met het IAS een aanvraag om een voorschot voor. Het IAS begeleidt het slachtoffer in de procedure die leidt tot de aanvraag voor het voorschot. Dit is een voorschot op de eventuele schadevergoeding van de werkgever van de werknemer. De voorschotaanvraag dient het slachtoffer bij leven bij de SVB in te dienen. Voorts gelden enkele voorwaarden voor het vervolgproces na voorschottoekenning.
Verwezen wordt naar de toelichting op de huidige regeling en de specifieke eisen voor de onderhavige doelgroep huisgenoten, hierna. Het IAS adviseert de SVB over de verstrekking van het voorschot. Dat advies is gebaseerd op van het slachtoffer (en voorzover van toepassing: de werknemer) in de intake door het IAS verkregen gegevens en de kennis en ervaring van het IAS. Deze intake wordt verricht op basis van een protocol `voorschotverlening', in overleg tussen de SVB en het IAS vastgesteld en onderdeel van de overeenkomst tussen de SVB en het IAS. Voor de onderhavige doelgroep wordt een apart protocol vastgesteld. Het protocol zal operationeel zijn bij inwerkingtreding van de regeling. In het protocol staan de stappen beschreven die het IAS moet doorlopen, zowel opdat het slachtoffer tot een aanvraag kan komen als om zelf als IAS tot een advies over de aanvraag te komen. De SVB toetst na ontvangst van de aanvraag of de aanvraag volledig is en of het IAS alle in het protocol beschreven stappen heeft doorlopen. De SVB toetst procedureel.
Als het voorschot door de SVB wordt toegekend - wat een aparte, zelfstandige beschikking van de SVB is - gaat het IAS op basis van het voornoemde besluit van het bestuur (goedgekeurd door de Raad van Toezicht en Advies van het IAS) onderzoeken of een voormalige werkgever van de werknemer aansprakelijk is en op basis van de stand van de jurisprudentie terzake bemiddelen tussen slachtoffer en werkgever.
Als het slachtoffer niet bij leven een voorschot aanvraagt, kunnen de nabestaanden, mits het slachtoffer zich wel bij leven bij het IAS heeft aangemeld voor bemiddeling, recht hebben op een eenmalige uitkering indien het slachtoffer daarop recht zou hebben gehad. Het IAS bereidt dan met de nabestaanden een aanvraag om een eenmalige uitkering voor, die wordt ingediend bij de SVB. Een van de eisen is dan dat de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan of kon worden verhaald. Of de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan of kon worden verhaald kan naar zijn aard niet in de voorschotfase worden vastgesteld. Immers de eisen voor voorschotverstrekking zijn lichter dan die voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid conform de stand van de rechtspraak. Voor het antwoord op de vraag of er een verhaalbare burgerrechtelijke vordering bestaat dient eerst en vooral het proces van bemiddeling te worden doorlopen.
Veelal zal het slachtoffer een voorschot op de schadevergoeding op grond van artikel 6a aanvragen. Indien die wordt toegekend bestaat geen recht op een TAS-uitkering op grond van artikel 3. De eenmalige uitkering zal in de praktijk veelal worden aangevraagd door de nabestaanden indien het slachtoffer vóór de voorschotaanvraag bij de SVB is overleden.
Welke stappen het IAS moet zetten in het proces ter beantwoording van de vraag of er recht op een eenmalige uitkering bestaat, is beschreven in een apart protocol `eenmalige uitkering', in overleg tussen de SVB en het IAS vastgesteld en onderdeel van de overeenkomst tussen de SVB en het IAS. Voor de onderhavige doelgroep wordt een apart protocol vastgesteld. Het protocol zal operationeel zijn bij inwerkingtreding van de regeling. Dit proces leidt tot een advies van het IAS aan de SVB, onder andere over de vraag of de schade langs burgerrechtelijke weg kan worden verhaald. De SVB toetst na ontvangst van de aanvraag of de aanvraag volledig is en of het IAS alle in het protocol beschreven stappen heeft doorlopen. De SVB toetst procedureel.
De regeling blijft qua karakter een vangnetregeling. De primaire verantwoordelijkheid van de werkgever staat voorop. Voor de onderhavige doelgroep is die aansprakelijkheid overigens niet gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid in het kader van het arbeidsovereenkomstenrecht maar op het leerstuk van de onrechtmatige daad. Het voorschot noch de eenmalige uitkering is een alternatief voor een civiele rechtsgang, schikking of andere wijze van geschilbeslechting. Het voorschot noch de eenmalige uitkering is een vervanging voor de schadevergoeding vanwege de werkgever. Ook de aard van de eenmalige uitkering - een eenmalige financiële tegemoetkoming in de immateriële schade van slachtoffers met een niet verhaalbare vordering - verandert niet.
Het verstrekken van een voorschot door de SVB betekent derhalve niet dat de overheid de aansprakelijkheid van de werkgever overneemt. Met enige andere voorwaarden voor voorschotverlening in de regeling, zoals de verplichte medewerking van het slachtoffer in het vervolgtraject, wordt zeker gesteld dat de schade bij de primair aansprakelijke werkgever wordt verhaald en dat het voorschot dan terugvloeit naar de SVB. In dit verband zij voorts nog opgemerkt dat ten aanzien van het verleende voorschot bij de toepassing van artikel 100 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (voordeelstoerekening) mag worden verwacht dat de rechter bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding geen rekening zal houden met het voorschot omdat dit terugvloeit naar de SVB.
Met het oog op de specifieke situatie en de nieuwe doelgroep huisgenoten waarop de onderhavige wijzigingsregeling ziet, gelden enige bijzondere eisen. Daarop wordt in de volgende paragraaf ingegaan.
Deels afwijkende eisen aan toekenning voorschot en eenmalige uitkering
De onderhavige wijziging van de TAS betreft de uitbreiding van de doelgroep met de groep huisgenoten van de werknemer, die ten tijde van de blootstelling aan asbest tijdens de arbeid als werknemer duurzaam bij hem inwoonden, en tengevolge daarvan maligne mesothelioom hebben ontwikkeld. Deze uitbreiding heeft zijn beslag gekregen in het nieuwe hoofdstuk 3a. In dit hoofdstuk is in artikel 10 bepaald dat de regeling van overeenkomstige toepassing is op huisgenoten. De eisen voor toekenning van het voorschot en de eenmalige uitkering aan werknemers gelden dus in beginsel ook voor huisgenoten. Echter in artikel 10a wat betreft de eenmalige uitkering en in artikel 10b wat betreft het voorschot is hier van op een enkel onderdeel afgeweken. Hieronder zal worden aangegeven wat de - deels afwijkende - eisen voor het toekennen van het voorschot op grond van artikel 10b dan wel de eenmalige uitkering op grond van artikel 10a aan de huisgenoot zijn.
De deels afwijkende eisen voor toekenning van het voorschot zijn de navolgende.
• Er moet sprake zijn van maligne mesothelioom bij de huisgenoot. Dit wordt vastgesteld op basis van het protocol diagnostiek bij de huidige regeling.
• Aannemelijk moet zijn dat de werknemer is blootgesteld aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer, conform de eisen die gelden voor toepassing van de voorschotregeling (artikel 10b, onderdeel b). Hiervoor wordt verwezen naar de wijzigingsregeling en de toelichting daarop (regeling van 17 december 2002, Stcrt. 246).
• Aannemelijk moet zijn dat het slachtoffer als gevolg van de blootstelling van de werknemer in de arbeid, in de thuissituatie vervolgens is blootgesteld aan asbest, en daardoor maligne mesothelioom heeft gekregen (artikel 10b, onderdeel c). Hierbij zal het gaan om blootstelling via de kleding van de werknemer waarin deze met asbest heeft gewerkt c.q. waaraan deze tijdens het werk aan asbest is blootgesteld. Het gaat hier zowel om bedrijfskleding, in de zin van door de werkgever aan de werknemer beschikbaar gestelde werkkleding, als om de eigen kleding die de werknemer op het werk placht te dragen. Voornoemd besluit van het IAS noch deze vangnetregeling ziet op andere situaties, zoals die waarin de werknemer asbesthoudende producten mee naar huis heeft genomen.
• Het gaat om huisgenoten, dat wil zeggen degene met wie de werknemer een duurzaam hoofdverblijf heeft gehad in dezelfde woning ten tijde van de blootstelling aan asbest (artikel 1, eerste lid, onderdeel m, j° artikel 10b, onderdeel b). Een familierelatie wordt niet vereist. Onder duurzaam wordt verstaan dat er sprake moet zijn van een periode van minimaal zes maanden waarin de huisgenoot het gezamenlijk hoofdverblijf had met de werknemer, ten tijde van de periode waarin de werknemer in de arbeid is blootgesteld aan asbest. In uitzonderingsgevallen kan deze periode korter zijn.
• Het duurzaam hoofdverblijf ten tijde van de asbestblootstelling van de werknemer tijdens diens arbeid, dient voor de toepassing van de TAS door het slachtoffer aannemelijk te worden gemaakt. Een enkele verklaring van het slachtoffer terzake is daarvoor op zichzelf onvoldoende. Het slachtoffer zal aanvullende gegevens dienen te verstrekken waaruit het duurzaam gezamenlijk hoofdverblijf aannemelijk wordt. Te denken is bijvoorbeeld aan relevante gegevens uit de gemeentelijke registers.
• Zoals hierboven reeds is aangegeven zijn de overige voorwaarden van artikel 3 wat betreft de eenmalige uitkering en artikel 6a wat betreft het voorschot van overeenkomstige toepassing.
De - afwijkende - eisen die op grond van artikel 10a aan de toekenning van een eenmalige uitkering aan de huisgenoot of diens nabestaanden worden gesteld, zijn praktisch gelijk aan de - bovengenoemde - eisen die aan de toekenning van een voorschot worden gesteld met dien verstande dat voor effectuering van het recht op een eenmalige uitkering, anders dan bij het voorschot, moet zijn vastgesteld dat de werknemer is blootgesteld aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer, en dat de huisgenoot als gevolg hiervan de ziekte maligne mesothelioom heeft opgelopen (artikel 10b, onderdelen b en c).
Beperkingen recht van huisgenoten op de eenmalige uitkering en het voorschot
In artikel 10c is bepaald dat geen recht op een eenmalige uitkering of een voorschot bestaat indien aan de huisgenoot of diens nabestaanden reeds een eenmalige uitkering of een voorschot is betaald. Hiermee wordt voorkomen dat de huisgenoot die reeds in de hoedanigheid van werknemer een eenmalige uitkering of een voorschot ontvangen heeft tevens aanspraak kan maken op een uitkering in de hoedanigheid van huisgenoot. Met de wijziging van artikel 5, derde lid, en artikel 6c, tweede lid, is tevens bewerkstelligd dat de werknemer die reeds in de hoedanigheid van huisgenoot een eenmalige uitkering of een voorschot heeft ontvangen geen recht heeft op een eenmalige uitkering of een voorschot in de hoedanigheid van werknemer.
In deze paragraaf worden de volume-effecten beschreven die voortvloeien uit de uitbreiding van de regeling met de situatie thuisbesmette slachtoffers in huishoudens met een op het werk aan asbest blootgestelde werknemer. Eerst wordt de huidige beschreven en voorzien van volumina, daarna komen de voorstellen tot wijziging van de regeling. De beschrijving concentreert zich op ramingen over het jaar 2004. Centraal thema in deze analyse is of en zo ja in welke mate op grond van deze gegevens een groei van het aantal slachtoffers wordt voorzien.
Beschrijving van de huidige situatie
Voor de berekening van de volume-effecten zijn de volgende bronnen gehanteerd.
• De CBS-statistiek Overledenen naar primaire doodsoorzaak: het aantal jaarlijkse sterfgevallen met als oorzaak maligne mesothelioom.
• Het Nederlands Mesothelioom Panel (NMP): informatie over aantallen personen naar geslacht en leeftijd met als diagnose maligne mesothelioom.
• Het Instituut Asbestslachtoffers (IAS): gegevens over afhandeling van bij het IAS ingediende aanvragen voor bemiddeling.
• De CBS-statistiek Enquête Beroepsbevolking (EBB): gegevens over zelfstandigen en werknemers naar geslacht.
Volgens de CBS-statistiek `Overledenen naar primaire doodsoorzaak: het aantal jaarlijkse sterfgevallen met als oorzaak maligne mesothelioom' zijn er in de jaren 1999 tot en met 2001 resp. 402, 389 en 401 gevallen geregistreerd. De laatste jaren heeft het aantal slachtoffers zich gestabiliseerd rond de 400 slachtoffers per jaar, welk volume ook in de komende jaren wordt verwacht. Verder blijkt uit dezelfde CBS-statistiek over de jaren 1989 tot en met 2001 dat het gemiddelde aantal vrouwelijke slachtoffers circa 13% van het totale aantal slachtoffers bedraagt. Voor het jaar 2004 zouden er naar verwachting 350 mannelijke en 50 vrouwelijke slachtoffers zijn. Van de 400 slachtoffers behoort 3/4 tot de doelgroep van werknemers. Van deze 300 slachtoffers dienen ongeveer 50 slachtoffers geen aanvraag in bij het IAS dan wel een aanvraag die wordt afgewezen. Voor het jaar 2004 worden per saldo, exclusief thuisbesmette slachtoffers, 250 gehonoreerde aanvragen verwacht1.
Effecten van aanpassing regelgeving
De komende periode worden er circa 50 vrouwelijke slachtoffers per jaar verwacht. Er kunnen geen harde uitspraken gedaan worden over hoeveel van de 50 vrouwelijke maligne mesothelioom slachtoffers via thuisbesmetting in aanraking zijn geweest met asbest. Er is wel geregistreerd naar geslacht, maar niet naar de werkstatus of aard/oorzaak van de besmetting. Verondersteld wordt - mede op basis van het oordeel van een deskundige van de Erasmus Universiteit Rotterdam die bezig is met de asbestkaart van Nederland - dat maximaal 20 vrouwelijke slachtoffers de ziekte oplopen via werkgerelateerde besmetting.
Op grond van CBS-cijfers naar doodsoorzaak maligne mesothelioom over de jaren 1996 tot en met 2001 blijkt dat 0,7% van het aantal slachtoffers tot de leeftijdscategorie 0-39 jaar behoort. Verder behoort 3,4% van het totale aantal slachtoffers tot de leeftijdscategorie tussen 40 en 50 jaar. Volgens deskundigen is de gemiddelde incubatietijd van maligne mesothelioom 20 tot 40 jaar. In de berekeningen is uitgegaan van een gemiddelde incubatietijd van 30 jaar.
Uitgaande van een gemiddelde incubatietijd van 30 jaar zou het overgrote deel van de slachtoffers in de categorie 0-39 jaar als kind in aanraking zijn geweest met asbest.
Van de categorie 40-49 zou een gedeelte van de slachtoffers als kind in aanraking met asbest geweest kunnen zijn. Op grond hiervan worden de volgende veronderstellingen gedaan:
• 0-39 jaar: Van deze categorie wordt verondersteld dat de gehele groep als kind in aanraking is geweest met asbest, dit is 0,7% van het totale aantal slachtoffers.
• 40-49 jaar: Van deze categorie wordt verondersteld dat helft van de groep in aanraking is geweest met asbest, dit is 1,7% van het totale aantal slachtoffers.
• Het totale aantal slachtoffers dat mogelijk als kind is blootgesteld aan asbest komt dan op 2,4%.
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de bovengrens van kindslachtoffers 2,4% is. Uitgaande van 400 slachtoffers per jaar zou dit betekenen dat er jaarlijks 10 als kind blootgestelde slachtoffers tussen zouden kunnen zitten. Hieronder zitten echter ook de milieuslachtoffers. Verondersteld wordt dat ongeveer de helft van het aantal kindslachtoffers bestaat uit milieuslachtoffers. Hiermee wordt verwacht dat er jaarlijks maximaal 5 kindslachtoffers zijn die in aanraking zijn gekomen met asbest via thuisbesmetting.
De totale groep van thuisbesmette slachtoffers zal vermoedelijk maximaal 25 slachtoffers per jaar bedragen. Deze groep slachtoffers bestaat uit thuisbesmette vrouwen en kinderen. Hierbij is geen rekening gehouden met mannen die thuisbesmet zouden kunnen zijn doordat hun echtgenote met asbest werkte. Aangezien er relatief weinig vrouwen aan maligne mesothelioom overlijden, is de kans vrij klein dat zij via werk mogelijk hun echtgenoten zouden kunnen besmetten. Verder is verondersteld dat het aantal overige inwonende huisgenoten met mogelijk recht op een uitkering verwaarloosbaar klein is.
Uit de geraadpleegde bronnen blijkt dat de afgelopen jaren een eind is gekomen aan de groei van het aantal slachtoffers. Omdat pas rond 1980 het aantal blootgestelde werknemers is gedaald, is in de ramingen voor de komende jaren uitgegaan van een constant volume van 400 slachtoffers per jaar.
In deze paragraaf worden de budgettaire effecten van het in de paragraaf `volume-effecten' beschreven en in beeld gebracht. Echter, doordat er weinig informatie beschikbaar is over de thuisbesmette slachtoffers, zijn er geen harde uitspraken te doen over deze groep. De aantallen zijn globale schattingen. Er wordt voorshands van uit gegaan dat jaarlijks sprake zal zijn van 15 gehonoreerde aanvragen, waarvan er 3 een vergoeding zullen ontvangen van de ex-werkgever van de werknemer. Hiermee stijgt het aantal TAS-uitkeringen van 140 naar structureel 152 uitkeringen per jaar. De uitkeringslasten nemen ten opzichte van de oude regeling toe met structureel € 200.000,-. Anderzijds is het aantal overgangsgevallen in de regeling zoals die per 1 januari 2003 van kracht is geworden thans lager in te schatten dan aanvankelijk verwacht. Daardoor kunnen voor 2003 de extra lasten binnen de begroting kunnen opgevangen. Voor 2004 en verder zal dit nog worden bezien.

* 152 uitkeringen in nieuwe ramingen: 140 voorschotten aan werknemers en 15 voorschotten aan huisgenoten.
De SVB voorziet per saldo - rekening houdend met de realisaties tot op heden - een beperkte verhoging van uitvoeringskosten ten opzichte van de begroting. Dit betreft in het bijzonder eenmalige meerkosten 2003 en proceskosten 2004. Dit zal bij de evaluatie uitvoeringskosten 2003, later dit jaar, worden meegenomen.
De SVB heeft een uitvoeringstoets uitgebracht. De SVB acht in beginsel het voorstel uitvoerbaar en de beoogde invoeringsdatum 1 juli 2003 haalbaar. Met de opmerkingen van de SVB is rekening gehouden in de tekst en toelichting bij deze regeling. Een gezamenlijke inspanning van SVB en IAS is er op gericht een nieuwe overeenkomst met protocollen per 1 juli 2003 van kracht te doen worden. Voorts zal vanuit SZW bezien worden, onder meer in periodiek overleg met het IAS, hoe de uitvoering van de regeling door betrokken partijen ter hand wordt genomen.
De SVB voorziet twee beleidsmatige aanvullingen door de SVB. Deze worden vastgelegd in haar beleidsregels en de aanvullende protocollen die in samenspraak met het IAS worden vastgesteld. Het eerste punt betreft de uitzondering op de voornoemde `zes maanden'eis; het tweede punt betreft de wijze waarop het duurzaam hoofdverblijf houden in dezelfde woning ten tijde van de blootstelling aan asbest aannemelijk wordt gemaakt.
Na aanmelding bij het IAS dient met een volledige beschrijving van het arbeidsverleden en zo mogelijk bewijsstukken aannemelijk te worden gemaakt dat de werknemer tijdens de arbeid is blootgesteld aan asbest. Voorts dient door middel van het protocol diagnostiek maligne mesothelioom vast komen te staan dat het slachtoffer maligne mesothelioom heeft. Het duurzaam huisgenootschap ten tijde van de asbestblootstelling van de werknemer tijdens diens arbeid, dient voor de toepassing van de TAS aannemelijk te worden gemaakt (bijvoorbeeld op basis van gemeentelijke registers). In de aanvullende protocollen - onderdeel van de overeenkomst tussen SVB en IAS, alsmede van de beleidsregels van de SVB - is voorzien in een zorgvuldige intakeprocedure bij het IAS. Het bovenstaande stelt voldoende zeker dat de onderhavige wijzigingsregeling beperkt blijft tot de doelgroep waarvoor zij bedoeld is. Indien blijkt dat bij een voorschotaanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt, zodanig dat het voorschot niet verstrekt zou zijn, is in beginsel herziening van de uitkeringsbeslissing aan de orde en kan de SVB terugvorderen. De SVB heeft daarbij een discretionaire bevoegdheid.
Bij de per 1 januari 2003 ingevoerde voorschotregeling zijn voorwaarden gesteld die waarborgen dat, nadat een voorschot is betaald, er serieus werk van wordt gemaakt om de schade van de werkgever vergoed te krijgen. Die voorwaarden zijn ook hier van toepassing. Zo is de voorwaarde gesteld dat de werknemer de SVB een onherroepelijke volmacht tot vertegenwoordiging verleent om namens hem te procederen. Dit sluit niet uit dat slachtoffer of diens nabestaanden zelf kunnen procederen. Uiteraard zal de SVB geen gebruik maken van deze machtiging indien door of anderszins namens het slachtoffer wordt geprocedeerd.
Wanneer een aansprakelijk gestelde werkgever niet meewerkt aan een bevredigende oplossing, zal er in beginsel worden geprocedeerd. In de praktijk zal op basis van de conclusies van het IAS door betrokkenen worden bekeken of het slachtoffer c.q. diens nabestaande gaat procederen of dat de SVB dat namens het slachtoffer zal doen. Daarbij is van belang dat de SVB zal procederen voor de immateriële schadevergoeding volgens de normbedragen van het convenant, terwijl het slachtoffer vrij is om in een procedure ook vermogensschade en ruimere vergoedingen voor immateriële schade te eisen. Het is immers niet de bedoeling van de regeling om effecten te genereren op de hoogte van de immateriële schadevergoeding, waarover in het convenant asbestslachtoffers normbedragen zijn opgenomen dan wel in gerechtelijke procedures. Waar de SVB namens het slachtoffer procedeert, met name in situaties dat de werkgever niet wil meewerken in het vervolgtraject na voorschottoekenning, zullen daarbij de normbedragen van het convenant voor immateriële schade de inzet zijn. Als het slachtoffer kiest voor procederen staat het hem vrij een hogere inzet te kiezen. De procesvoorwaarden na voorschottoekenning beogen zeker te stellen dat er serieus werk wordt gemaakt om de schade op de primair aansprakelijke werkgever te verhalen.
Met de wijziging van artikel 5, derde lid, en artikel 6c, tweede lid, is bewerkstelligd dat het niet komt tot dubbele betalingen: de werknemer die reeds in de hoedanigheid van huisgenoot een eenmalige uitkering of een voorschot heeft ontvangen heeft geen recht op een eenmalige uitkering of een voorschot in de hoedanigheid van werknemer.
De SVB heeft er op gewezen dat het risico bestaat dat een slachtoffer, dat zowel als werknemer als huisgenoot aan asbestbesmetting is blootgesteld geweest, om diverse redenen (bijvoorbeeld een familierelatie met de eigen werkgever, terwijl met de werkgever van de huisgenoot geen relatie bestaat) er voor kan kiezen een aanvraag te doen als huisgenoot en niet als werknemer. Het is de vraag of deze constructie zich geheel verdraagt met de gedachte van primaire werkgeversaansprakelijkheid in de TAS. De SVB acht het risico op dergelijk oneigenlijk gebruik echterzeer klein en adviseert geen bijzondere maatregelen.
Dat advies is gevolgd, te meer omdat in de praktijk het IAS in de intakeprocedure het slachtoffer (huisgenoot) ook zal vragen naar haar of zijn eigen arbeidsverleden. Dit is in het belang voor het slachtoffer zelf: als deze aanspraken heeft op een voorschot als werknemer hoeft het duurzaam samenwonen niet aannemelijk te worden gemaakt en is in de vervolgfase het regime van werkgeversaansprakelijkheid in het kader van het arbeidsovereenkomstenrecht van toepassing.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte.
1 Staatscourant 20 december 2002, nr. 246, pag. 28.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2003-132-p8-SC60164.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.