Verlenging besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Noord-Irak en instelling besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Centraal-Irak

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 27 juni 2003, tot verlengen van het besluitmoratorium en het vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak en tot instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak.

27 juni 2003

Nr. 5230798/03/DVB

Directie Vreemdelingenbeleid

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op artikel 43, aanhef onder a, en artikel 45, lid 4 van de Vreemdelingenwet 2000;

Overwegende:

- dat naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in Irak en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of de aanvraag op een van de gronden genoemd in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 kan worden toegewezen;

- dat als gevolg hiervan een besluitmoratorium zal gelden voor de periode tot 1 februari 2004.

Voor Noord-Irak wordt het besluitmoratorium verlengd en voor Centraal-Irak wordt een besluitmoratorium ingesteld.

- dat in deze situatie een vertrekmoratorium is geïndiceerd, eveneens tot 1 februari 2004. Voor Noord-Irak wordt het vertrekmoratorium verlengd en voor Centraal-Irak wordt een vertrekmoratorium ingesteld.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Noord-Irak: het deel van de Republiek Irak dat, vòòr 20 maart 2003, onder controle stond van de Koerdische partijen in het noorden van het land en in dit besluit wordt verstaan onder Centraal-Irak: het deel van de Republiek Irak dat, vòòr 20 maart 2003, onder controle stond van het toenmalige regime in Bagdad. Tot dit deel behoort ook Zuid-Irak.

De Republiek Irak wordt gevormd door Noord- en Centraal-Irak.

Artikel 2

De termijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt voor vreemdelingen afkomstig uit Irak, die een aanvraag hebben ingediend tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, verlengd met één jaar.

Artikel 3

De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor vreemdelingen afkomstig uit Irak niet beëindigd.

Artikel 4

In afwijking van artikel 4, tweede lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (RVA 1997), geeft de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag door asielzoekers afkomstig uit Irak recht op opvang.

Artikel 5

Artikel 2, 3 en 4 van dit besluit zijn niet van toepassing op vreemdelingen afkomstig uit Irak op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onder h, i, en k van de Vreemdelingenwet 2000 en het beleid hieromtrent zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en geldt met terugwerkende kracht vanaf 27 juni 2003 tot 1 februari 2004.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Artikel 1

Met de bepaling over Noord- en Centraal-Irak wordt de definiëring aangehouden zoals in de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken. De republiek Irak wordt gevormd door Noord- en Centraal-Irak.

Artikel 2

Met artikel 2 van het onderhavige besluit is het besluitmoratorium verlengd voor vreemdelingen afkomstig uit Noord-Irak, inhoudende dat de wettelijke termijn waarbinnen op de asielaanvraag een beschikking gegeven dient te worden, verlengd wordt met een periode van één jaar. Het besluitmoratorium wordt verlengd tot 1 februari 2004.

Tevens wordt met artikel 2 van het onderhavige besluit een besluitmoratorium ingesteld voor vreemdelingen afkomstig uit Centraal-Irak, inhoudende dat de wettelijke termijn waarbinnen op de asielaanvraag een beschikking gegeven dient te worden, verlengd wordt met een periode van één jaar.

Gezien de huidige situatie in Irak en de onzekerheid die er momenteel bestaat, is het niet mogelijk om asielaanvragen die zijn gebaseerd op gesteld vervolging door het oude regime op voorhand af te doen als ongegrond. Daarbij komt, gezien het beperkte inzicht in de huidige situatie, dat asielaanvragen die zijn gebaseerd op gestelde vervolging in de huidige situatie niet zijn te beoordelen. De periode waarvoor het besluitmoratorium geldt geeft de mogelijkheid nadere ontwikkelingen van de situatie af te wachten.

De individuele vreemdelingen zullen in de komende periode wel in de gelegenheid worden gesteld zich omtrent de asielaanvraag te doen horen.

Artikel 3

Met artikel 3 van het onderhavige besluit wordt het vertrekmoratorium dat geldt voor asielzoekers afkomstig uit Noord-Irak sedert 7 februari 2003 verlengd. Tevens wordt er een vertrekmoratorium ingesteld voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak. Dit houdt in dat verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, niet worden beëindigd. Het gaat daarbij concreet om verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva 1997) en de gemeentelijke voorzieningen op grond van de Invoeringswet Vreemdelingenwet 2000 en de voormalige Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (Zorgwet VVTV). Ingevolge het onderhavige besluit worden verstrekkingen op grond van bovengenoemde wettelijke voorschriften, daar waar het gaat om rechtmatig verwijderbare asielzoekers respectievelijk rechtmatig verwijderbare ex-VVTV'ers, gedurende het vertrekmoratorium niet beëindigd.

De categorie vreemdelingen op wie het vertrekmoratorium van toepassing is worden geacht rechtmatig verblijf te hebben als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 4

In artikel 4 van het onderhavige besluit is tot uitdrukking gebracht dat ingevolge de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000, tijdens de werking van een vertrekmoratorium de opvang ook wordt opengesteld voor vreemdelingen voor wie de opvang reeds was beëindigd op het moment waarop het vertrekmoratorium wordt ingesteld. Als deze vreemdelingen een nieuwe aanvraag indienen, gebaseerd op de omstandigheid dat een vertrekmoratorium van kracht is, dan ligt het, behoudends de in artikel 5 van dit besluit genoemde uitzonderingen niet voor de hand deze vreemdelingen opvang in de zin dan de Rva 1997, te onthouden.

Artikel 5

Bij artikel 5 van het onderhavige besluit is bepaald dat het besluitmoratorium en het vertrekmoratorium (inclusief het recht op opvang bij indiening van een tweede of volgende aanvraag) niet van toepassing zijn op vreemdelingen afkomstig uit Irak op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel 31, tweede lid, onder h,i en k van de Vreemdelingenwet 2000. De in artikel 30 Vreemdelingenwet 2000 opgenomen imperatieve afwijzingsgronden staan toepassing van artikel 43 en van artikel 45, vierde lid Vreemdelingenwet 2000 in de weg. Dit is eveneens het geval indien artikel 31, tweede lid onder h,i en k Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, Bij artikel 31, tweede lid onder k, Vreemdelingenwet 2000 wordt verwezen naar het openbare orde beleid zoals neergelegd in C1/5.13 Vreemdelingencirculaire 2000. Het beleid zoals neergelegd in C1/6.4 Vreemdelingencirculaire 2000 is van toepassing.

Artikel 6

In artikel 6 van het onderhavige besluit is de facto bepaald dat het besluitmoratorium voor Noord-Irak en voor Centraal-Irak worden verlengd respectievelijk ingesteld voor de duur van 7 maanden en eindigt op 1 februari 2004. Op deze datum eindigt tevens de op grond van het onderhavige besluit verlengde respectievelijk ingestelde vertrekmoratorium. Met betrekking tot de beëindiging van het vertrekmoratorium zij nog gewezen op het volgende. Overeenkomstig hetgeen is vermeld in de Memorie van Toelichting bij de Vreemdelingenwet 2000 herleven de rechtsgevolgen van de afwijzing van de beschikking in ieder geval op 1 februari 2004 of zoveel eerder indien de Minister het besluit geheel of gedeeltelijk intrekt. Tegen de beëindiging van rechtswege staan overigens geen rechtsmiddelen open.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk.

Naar boven