Wijziging Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995

19 juni 2003

HDJZ/SCH/2003-930

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 6.02, derde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement;

Besluit:

Artikel I

De Regeling snelle motorboten Rijkswateren 19951 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel ab, komt te luiden:

ab. Het Hollandsch Diep, met uitzondering van:

1. het water gelegen tussen de rood-wit aanvullende markering en de noordoever, vanaf de zuid-westelijke uitloop van de Dordtsche Kil via de kop van de haven van Strijen Sas naar de noordelijke brugpijler van de beweegbare doorvaartopening van de Haringvlietbrug;

2. het gebied dat aan de westzijde wordt begrensd door de lijn die de tonnen HD 42-HD 45 verbindt en aan de oostzijde door km. 982.000.

B

Artikel 2, eerste lid, onderdeel q, komt te luiden:

q. Het Hollandsch Diep, met uitzondering van:

1. het water gelegen tussen de rood-wit aanvullende markering en de noordoever, vanaf de zuid-westelijke uitloop van de Dordtsche Kil via de kop van de haven van Strijen Sas naar de noordelijke brugpijler van de beweegbare doorvaartopening van de Haringvlietbrug;

2. het gebied dat aan de westzijde wordt begrensd door de lijn die de tonnen HD 42-HD 45 verbindt en aan de oostzijde door km. 982.000.

C

Na artikel 2 wordt een artikel 3 ingevoegd, luidende:

Artikel 3

1. Als vaarwegen of gedeelten daarvan, waar des nachts met een snelle motorboot mag worden gevaren met een grotere snelheid dan 20 km/u worden aangewezen:

a. de Oude Maas vanaf km 998.000;

b. de Nieuwe Maas vanaf km 991.700;

c. de Nieuwe Waterweg.

2. Op de in het eerste lid genoemde vaarweggedeeltes en de Nieuwe Waterweg is artikel 1, tweede lid, niet van toepassing.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,K.M.H. Peijs.

1 Stcrt. 1995, 85, laatstelijk gewijzigd bij regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat d.d. 4 november 2002, nr. HDJZ/SCH/2002-1288 (Stcrt. 2002, 219).

Toelichting

Door middel van de onderhavige wijziging van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995, wordt voor wat betreft het Hollandsch Diep duidelijker dan voorheen aangegeven waar snel mag worden gevaren en mag worden gewaterskied. Voorheen werd een grens van 100 meter uit de oever aangehouden, nu wordt de aldaar gelegen rood-wit aanvullende markering als grens voor het snelvaar- en waterskiegebied gehanteerd.

Daarenboven wordt in de onderhavige wijziging van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 voor de Nieuwe Waterweg, voor de Oude Maas benedenstrooms km 998.000 en voor de Nieuwe Maas benedenstrooms km 991.700 gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in artikel 6.02, derde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement wordt geboden om vaarwegen of gedeelten daarvan aan te wijzen waar met een snelle motorboot des nachts sneller mag worden gevaren dan 20 km/u. Dit is noodzakelijk om de beroepsvaart ten dienste van de haven van Rotterdam, zoals bijvoorbeeld “de roeiers”, hun werk efficiënt te kunnen laten verrichten. Daarom zijn ook de beperkingen die aan het snelvaren zijn gesteld in artikel 1, tweede lid, van de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995 met betrekking tot de genoemde vaarweggedeeltes van de Oude en de Nieuwe Maas en met betrekking tot de Nieuwe Waterweg, zowel voor het varen overdag als `s nachts niet van toepassing.

Het is niet te verwachten dat deze maatregel een negatieve invloed op de verkeersveiligheid zal hebben omdat met de regeling snelle motorboten rijkswateren 1995 in principe beoogd wordt alleen de snelle recreatievaart in goede banen te leiden. Het feit dat snel varen bij nacht voor de snelle recreatievaart op genoemde rivieren niet is toegestaan omvat hier onbedoeld ook de snelle beroepsvaart, omdat beide categorieën van verkeersdeelnemers onder het begrip snelle motorboten vallen, waarop de regeling zich zonder onderscheid te maken richt.

Op de hier bedoelde wateren is van snelle recreatievaart, anders dan van of naar zee, niet of nauwelijks sprake.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, maar gezonden worden aan het Hoofd van de sector Scheepvaart van de Hoofddirectie Juridische Zaken van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20904, 2500 EX, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt;

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Voorlopige voorziening

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de president van de Arrondissementsrechtbank, sector bestuursrecht. Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

a. de naam en het adres van de verzoeker;

b. de dagtekening;

c. vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en datum en nummer of kenmerk van het besluit;

d. de gronden van het verzoek (motivering).

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.

Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de betrokken arrondissementsrechtbank wijst de verzoeker na de indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

Naar boven